Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, in alle eerlijkheid, ik heb u gisteren ook gecontacteerd om te vragen wat het nut was van deze vragen, gelet op de omstandigheden waarin we ons bevinden. Ik denk echter dat een van de beste antwoorden die we kunnen en zullen geven aan al die onmensen die al die daden hebben gepleegd in Brussel, erin bestaat dat we gewoon onze democratie haar gang laten gaan. Daarom denk ik dat mijn vraag op dit ogenblik heel nuttig is, nuttiger dan ooit, omdat we moeten voortdoen.
Minister, mijn vraag gaat over overdracht in het licht van de vergrijzing. Dat is een dossier waarover ik u al een paar keren vragen heb gesteld. Ondertussen is er ook het jaarverslag van het Agentschap Innoveren & Ondernemen (AIO) gekomen. Daarin wordt vermeld dat het Masterplan voor opvolging en overname 2011-2014 in 2015 grondig is geëvalueerd. Het woord ‘grondig’ is een heel interessant woord. Naar aanleiding van die evaluatie zou er ook een prioriteitenplan zijn uitgewerkt. Uit uw antwoord op een schriftelijke vraag van mij van 8 januari blijkt echter dat dat niet zo duidelijk is. De grondige evaluatie bestaat uit drie onderdelen: het onderzoek dat Antwerp Management School en UHasselt uitvoerden, de consultatie over de visienota ondernemerschapsstimulering en de evaluatie van de week van de bedrijfsoverdracht, die toch een van de belangrijkste en meest visibele acties is met betrekking tot deze problematiek.
Uit het antwoord op de schriftelijke vraag blijkt dat het prioriteitenplan dat er in de toekomst komt, erin bestaat te blijven inzetten op bewust maken, informeren en ondersteunen, dus drie pijlers. Bewust maken zal nog steeds gebeuren via de week van de bedrijfsoverdracht, informeren en ondersteunen via de infopakketten enerzijds en via infosessies en opleidingen gegeven door privépartners anderzijds. Het lijkt er dus op neer te komen dat het voornaamste verschil is dat het stakeholdersplatform opvolging en overname wordt opgedoekt en vervangen door een privépartner die geselecteerd wordt in het kader van de overheidsopdracht dienstverlening aan ondernemingen, waarover u het daarnet ook al had. Minister, u zult me tegenspreken indien dat niet zo is.
U erkent dat “overdragers en overnemers elkaar moeilijk vinden”. U stelt: “Aan dat knelpunt moeten we meer tegemoet komen.” U formuleert echter zelf geen mogelijke oplossingen of initiatieven. Het AIO staat wel open voor suggesties, zo stelt u. Hetzelfde geldt voor de zeven “belangrijke vaststellingen” die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek van Antwerp Management School en de UHasselt. Ook wat dat betreft, wacht u de voorstellen af van de kandidaat-dienstverleners voor de overheidsopdracht dienstverlening aan ondernemingen. Zoals u net al zei, zullen die er waarschijnlijk in mei of juni komen.
Ik heb gezien dat naar aanleiding van de evaluatie van dat masterplan ondertussen ook de voorzitter van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) een persbericht heeft verspreid over de problematiek. Ook zij komt uiteraard tot dezelfde vaststellingen. Er zou één grondig verschil zijn tussen uw aanpak van het vorige masterplan en het nieuwe prioriteitenplan, namelijk de sense of urgency. Ook zij benadrukt dat. Ze wijst erop dat de vergrijzing de jongste jaren met 15 procent is toegenomen. Ze gewaagt van een heuse boom van ondernemingen die over enkele jaren moeten worden overgelaten. Ze zegt ook heel duidelijk een meer proactieve en faciliterende rol van de overheid daarin te verwachten. Dat lijken me toch belangrijke vragen te zijn.
Ze heeft zelf ook een aantal voorstellen geformuleerd. Ik weet niet of u dat hebt gelezen. Ze denkt bijvoorbeeld aan het aanschrijven van alle CEO’s ouder dan 55 om hen hierop te wijzen, om eerstelijnsadvies aan te bieden. Ze denkt aan meer begeleidingsvormen, meer sensibiliseren, uw bestaande maatregelen meer onder de aandacht brengen. Als we daar nu geen prioriteit van maken, als we er niet op tijd bij zijn, dan zitten we over enkele jaren met een heel deel van onze economie dat lam ligt omdat de match er niet is, denk ik. U zegt zelf dat het moeilijk is. Ook bij de NSZ wordt gezegd dat dit een complex gegeven is en dat men daar echt tien jaar op voorhand mee moet beginnen.
Minister, kunt u uw visie, uw plan van aanpak, uw oplossingen met betrekking tot de problematiek van de vergrijzende ondernemingen en van overdracht en overname eens kort uit de doeken doen? Is er nu al dan niet een grondige evaluatie gebeurd van het Masterplan voor opvolging en overname, in al zijn onderdelen? Zo ja, welke indicatoren werden daarbij gebruikt? Ik noteer al dat u voor de komende call sowieso indicatoren zult geven. Met welke indicatoren zult u werken? Werd het budget voor het Masterplan voor opvolging en overname 2011-2014 volledig opgebruikt? Het lijkt me ook wel heel belangrijk om te bekijken of we daar in de toekomst meer moeten inzetten. Klopt het dat uw prioriteitenplan zal worden bepaald door de dienstverleners die intekenen op de overheidsopdracht dienstverlening aan ondernemingen zelf? Of zal er sprake zijn van een onderhandeling met u? Als u duidelijke indicatoren bepaalt, dan zal dat natuurlijk op zijn minst samen moeten gebeuren, denk ik. De manier van werken mag er niet toe leiden dat de dienstverleners grotendeels zelf de voorwaarden en te behalen kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) kunnen vastleggen. Dat is voor mij een van de grootste bezorgdheden, maar blijkbaar ook voor u, dus daar vinden we elkaar sowieso.
Dan heb ik nog een bijkomende vraag. Ik weet niet of u daar meteen op zult kunnen antwoorden. Anders dien ik een schriftelijke vraag in. Hoeveel bedraagt het totaalbudget voor de overheidsopdracht dienstverlening aan bedrijven, en hoeveel is dat per perceel? Ik ben uiteraard geïnteresseerd in de percelen met betrekking tot bedrijfsoverdracht. Hoeveel dienstverleners zullen er per perceel worden geselecteerd? Wanneer wordt bekendgemaakt over welke dienstverleners het gaat, dat hebt u zonet al gezegd.
Minister Muyters heeft het woord.
Dat is net onderdeel van de onderhandelingen. U hebt daarnet gevraagd of ik dat kon komen toelichten op het moment dat dit zou zijn toegewezen. Ik heb dat toegezegd. Dat is geen enkel probleem.
Ik ben ervan overtuigd dat een ondernemer er niet mee gediend is dat hij voor elke vraag op een andere deur moet aankloppen. Daarom kies ik ervoor om samen te werken met een beperkt aantal private partners, die de ondernemers kunnen helpen, ongeacht de levensfase waarin ze zich bevinden. Ik heb dat daarnet al gezegd.
Ik heb daartoe dus een overheidsopdracht laten uitschrijven, die momenteel loopt. Ik kan u verzekeren dat de onderhandelaars van mijn agentschap erop toezien dat die dienstverleners die zullen worden geselecteerd, ook een uitgebreid aanbod hebben voor oudere ondernemers. Er werd gezegd dat dit er voor elke fase moet zijn, en ook dit is een belangrijke fase in een bedrijf.
U weet dat ik er in de vorige legislatuur als minister van Financiën en Begroting voor heb gezorgd dat de schenkingsrechten voor overdracht van familiale bedrijven op nul kwamen te staan, terwijl het vroeger de successierechten waren die net maakten dat bedrijven gingen wachten met een overdracht tot de pater of mater familias was gestorven. Ik heb dat geswitcht: er worden nu wel successierechten betaald, maar geen schenkingsrechten. Dit stimuleert net dat men sneller daarover gaat nadenken. Dat is een belangrijk aspect.
Met die tender gaan we in elk geval inzetten op het nog meer werken met betrekking tot die oudere werkgevers, maar naast dat aanbod kan een bedrijf natuurlijk ook een beroep doen op de kmo-portefeuille of de kmo-groeisubsidie om hulp in te roepen bij een bedrijfsoverdracht. Dat lijkt me ook belangrijk. Op een zeer laagdrempelige manier wordt dat ondersteund.
Dat is mijn visie. Het initiatief moet bij de ondernemer blijven, maar hij krijgt stimulansen. Hij zal worden gesensibiliseerd met de tender. Hij kan geholpen worden met de kmo-portefeuille en de kmo-groeisubsidie. Hij wordt via de fiscaliteit gestimuleerd om dat te doen en daarover na te denken.
Het masterplan voor opvolging en overname werd inderdaad in 2015 geëvalueerd. Daarbij werden resultaten van eerdere onderzoeken over onderdelen van het masterplan gebruikt als insteek voor een eindevaluatie. De mediacampagne werd geëvalueerd in 2012. Het informatiepakket werd geëvalueerd in 2013. Over de subsidies voor strategisch advies over een overdrachtsplan werden in 2014 enkele ondernemers geïnterviewd. En in 2015 werd een brede bevraging bij bedrijfsleiders ouder dan 55 jaar georganiseerd. De drie elementen vormen samen de evaluatie.
Samengevat kunnen we stellen dat de beleidsacties een voldoende grote impact hebben als ze geïntegreerd worden aangepakt. Dit betekent dat bewustmaking, informatieverstrekking, opleiding en begeleiding, geflankeerd door een fiscaal en financieel kader, elkaar moeten versterken. De acties moeten continu worden voortgezet omdat er elk jaar nieuwe ondernemers in de doelgroep vallen. Ik zie dan ook geen reden om grote veranderingen door te voeren in de gevoerde aanpak naar oudere ondernemers. Ik zal de continuïteit garanderen.
Wel zal ik het actieterrein verbreden door ook de starters en groeiers te ondersteunen bij een overname. Het vastgelegde budget werd grotendeels opgebruikt. Het budget van 2012 werd helemaal besteed. Het saldo van het budget voor 2013/2014 zal dit jaar nog grotendeels uitbetaald worden, aangezien veel van deze dossiers nog in de finale fase van afwerking zitten of in de controlefase bij inspectie. De verlenging van 2015 tot eind maart 2016 zal ook dit jaar grotendeels uitbetaald worden.
De prioriteiten waar we willen op inzetten, heb ik samen met het agentschap en de stakeholders uitgestippeld. Dat lijkt me een goede manier van werken. Met het agentschap en de stakeholders zijn we tot een visievorming gekomen. Het traject is uiteindelijk uitgemond in de conceptnota ‘ondernemerschap stimuleren’ die we nu aan het uitrollen zijn.
Wij zijn wel degelijk sturend geweest in het bepalen van de prioriteiten, het is op het vlak van het vertalen van deze prioriteiten naar concrete acties dat ik het initiatief bij de markt gelegd heb. Ik ga ervan uit, mevrouw Turan, dat anderen beter weten dan ik hoe we een doelstelling kunnen bereiken. De markt mag met voorstellen komen. Vervolgens zijn we over deze voorstellen in onderhandeling gegaan. Zoals aangegeven is dit omdat ik ervan overtuigd ben dat zij vanuit hun expertise in het veld het best geplaatst zijn om in te schatten wat werkt en wat niet om de prioriteiten te bereiken die we samen vastgelegd hebben. Ik wil niet vanuit Brussel bepalen wie wat moet doen en op welke manier. Ik doe dat niet meer. Dat is in het verleden wel gebeurd, nu niet meer.
De gunningscriteria staan in het bestek van de overheidsopdracht. De inschrijvers werden in eerste instantie beoordeeld op de kwalitatieve criteria die in het bestek vermeld zijn. Dit leidde tot een selectie van inschrijvers die een offerte mochten indienen. De gunningscriteria waar de offertes op beoordeeld worden, zijn voor elk perceel verschillend. Dat is logisch. In grote lijnen gaat het over het volgende: de mate waarin het voorstel inhoudelijk inspeelt op de maatschappelijke uitdagingen, de duidelijkheid van het voorstel en het beoogde bereik en effect; de meetbaarheid van de output, het resultaat en de impact van het voorstel; het voorstel van samenwerking met de opdrachtgever; en de prijszetting.
De onderhandelaars van het agentschap zien erop toe dat de doelstellingen op het vlak van output realistisch zijn en op het vlak van resultaat ambitieus genoeg zijn. Ze moeten een evenwicht vinden. De dienstverleners doen een voorstel over de indicatoren maar de finale indicatoren worden uiteraard vastgelegd in een onderhandeling met het agentschap. In tegenstelling tot wat u suggereert – in uw mondelinge vraag komt dat anders over dan in uw tekst – heeft het agentschap hier wel degelijk een sturende rol. We gaan geen contracten tekenen als we denken dat het niet ambitieus genoeg is voor de prijs die men vraagt.
Bovendien betekent deze overheidsopdracht een zeer belangrijke stap in de richting van een output- en resultaatgebonden projectfinanciering inzake de samenwerking met partners omtrent ondersteuning van ondernemers. Dat zal op een andere manier gebeuren dan in het verleden. Vlaanderen betaalt in grotere mate voor effectieve output dan wel dat er overheidsfinanciering naar organisaties gaat zonder dat hier duidelijk meetbare output en resultaten tegenover staan. Ik wil geen steen werpen, maar een organisatie zal geen geld krijgen voor algemeen geformuleerde zaken.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, wat goed is, mag zeker worden gecontinueerd. U zegt dat het vorige masterplan goede punten omvatte, u wilt die continueren. Ik volg u daar volledig.
Ik vind het absoluut positief dat u met een output, indicatoren en een resultaatsverbintenis werkt. Uiteraard zijn wij stimulerend en sturend. Dat was een van mijn grootste verwijten aan uw voorganger in de vorige legislatuur. Men kon het effect niet direct meten, enkel op lange termijn. Uiteraard is alles op lange termijn, maar ook op korte termijn moet er resultaat zijn. Als we willen stimuleren, moeten we de problemen kunnen vaststellen en tot resultaat komen. Hier moeten we wel opletten – en daar kan ik mij nu niet over uitspreken – welke indicatoren we daaraan koppelen. Heel vrijblijvende, wazige, volledig te interpreteren indicatoren zijn inhoudelijk leeg. Ik geef u daar alle voordeel van de twijfel. Ik laat u doen. We zullen het beoordelen op het moment dat het er is. Ik zal het zelfs niet negatief formuleren. Als beleidsmakers mogen wij zonder die output, zonder die kritieke prestatie-indicatoren eigenlijk niet kunnen werken. Dat is mijn persoonlijke mening.
Het plan is goed, zegt u, u wilt continueren. Op zich is dat geen probleem, maar er is toch wel een signaal vanuit het middenveld, van een middenveldorganisatie, en ik heb al ondernemers gesproken. De mogelijkheden die u vandaag hebt opgesomd – en dat geldt voor alle maatregelen van overheidswege – bereiken niet altijd de beoogde doelgroep. Misschien moeten we alle 55+-zaakvoerders aanschrijven en erop wijzen wat Vlaanderen aanbiedt. Dat is een simpele manier. Ik weet niet of iedereen alles even ernstig leest. U moet alleszins aan dat bereik en die transparantie werken.
U wilt het actieterrein verbreden naar de groeiers en starters. Dat is heel positief, vooral omdat bij die twee groepen een match kan worden gezocht met de overdracht die er zit aan te komen. Het probleem gaat niet krimpen. Tenzij we het heel concreet aanpakken met die calls, maar dat ga ik even afwachten, zitten we volgend jaar met een nog groter probleem. Het gaat in aantal toenemen. Dat is het signaal dat we vanuit het middenveld krijgen.
Ten slotte, u wijst ook op de 0 procent voor schenkingsrechten. Dat zal uiteraard een effect hebben. De overdracht van familiebedrijven binnen de familie bedraagt maar een kwart. Drie kwart gaat niet om familierechten. (Opmerkingen)
We zouden dan ook volledig gebruik moeten maken van die verbreding. Voor veel van onze vragen van vandaag moeten we wachten tot april of mei, tegen de tijd dat u terugkomt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.