Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over het gebruik van hernieuwbare energie bij bestaande sociale woningen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, mijn vraag verzinkt natuurlijk in het niets als ik zie wat collega Anseeuw straks zal voorstellen, maar ik wou u en de collega’s toch attent maken op een problematiek die zich voordoet in de zeer energieneutrale woningen in de sociale huisvestingssector. Vanaf 2021 wordt bouwen volgens het BEN-principe (bijna-energieneutraal) de standaard voor alle nieuwbouwwoningen in Vlaanderen. Zo gaat het E-peil geleidelijk aan naar omlaag. Typisch voor BEN-woningen is dat ze zeer weinig energie verbruiken en dat er allerlei technieken worden toegepast. Ook in de sociale huisvestingssector begint men steeds meer bijna-energieneutraal te bouwen en te verbouwen.
Laat het heel duidelijk zijn dat ik er niet voor pleit om de E-peilen anders te bekijken of af te zwakken. Het is ook niet mijn bedoeling om kritiek te hebben op het energetisch opwaarderen van woningen, of het nu de particuliere of de sociale woning is. Ik wil hier wel de problematiek aankaarten dat het blijkbaar niet voor alle sociale huurders even duidelijk is hoe men moet omgaan met die nieuwe technieken. Een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen hebben mij daarover gecontacteerd. Door een gebrek aan kennis worden de voorhanden zijnde energiebesparende technieken niet of niet optimaal gebruikt. Er wordt mij verteld dat sommige sociale huurders weer overschakelen op traditionele energiebronnen. In sommige sociale huurwoningen wordt er opnieuw elektrisch verwarmd, omdat bepaalde huurders niet goed kunnen omgaan met die ventilatie- en verwarmingstechnieken en zo meer, waardoor die huurder opnieuw een hogere energiefactuur krijgt, wat niet natuurlijk niet de bedoeling is als men in een BEN-woning terechtkomt.
Minister, bent u ook al door de sociale huisvestingsmaatschappijen op de hoogte gebracht van die problematiek die zich blijkbaar her en der voordoet? Zijn er maatregelen nodig om bewoners die naar die zeer energieneutrale woningen toegeleid worden, te leren omgaan met die technieken, zodat men niet in een situatie komt dat andere energiebronnen opnieuw naar die woning gebracht worden en dat de energieneutraliteit teniet wordt gedaan? En kan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) daar een rol in opnemen?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over het gebruik van hernieuwbare energie bij bestaande sociale woningen. De huidige berekening van de huurprijs van sociale huurwoningen zorgt ervoor dat het plaatsen van hernieuwbare energie, zoals fotovoltaïsche panelen, niet voordelig is voor de sociale huisvestingsmaatschappij die die investering moet doen. Ook als de energiecorrectie, die vandaag niet wordt toegepast, zou worden toegepast, kan maar 50 procent van de opbrengst doorgerekend worden aan de huurder, wat onvoldoende is om bijvoorbeeld zonnepanelen kostendekkend te maken.
Van de 149.000 sociale huurwoningen zijn er ongeveer 68.000 eengezinswoningen waar fotovoltaïsche systemen gemakkelijk op zouden kunnen worden toegepast.
Bovendien en niet onbelangrijk gelden voor kleine installaties vandaag geen subsidies meer omdat die technologie al volwassen is. Wanneer we er dus voor kiezen om het PV-potentieel in Vlaanderen maximaal te benutten via het aansnijden van alle daken voor sociale huur, dan gebeurt dat niet ten koste van andere burgers die ook nog eens zouden moeten bijdragen voor zonnepanelen waar ze zelf niet veel voordeel uit halen tenzij we het hebben over de zorg voor ons klimaat.
Minister, hoe staat u tegenover het PV-potentieel van sociale huurwoningen? Ziet u, met mijn suggestie om dat in Vlaanderen optimaal benutten, een mogelijkheid om een regeling uit te werken waarbij de hernieuwbare energie die wordt geproduceerd door zonnepanelen, kostendekkend kan worden doorgerekend aan de huurders zonder dat dit gebeurt tegen een prijs die hoger ligt dan de prijs van het huidige energiecontract voor die huurders? Het is zeker niet de bedoeling om de huurders op kosten te jagen, wel integendeel.
Wanneer we kijken naar zonneboilers en warmtepompen, dan is die uitdaging nog iets groter. Maar misschien is het ook daar wel opportuun om te zoeken naar een manier waarop we die technologie kunnen implementeren, ook vanuit de zorg voor ons klimaat.
Ziet u, gezien die kapitaalsintensieve investeringen, los van het zoeken naar een mogelijkheid om de kosten op een redelijke wijze door te rekenen aan de zittende huurder, mogelijkheden voor Vlaanderen om op zoek te gaan naar externe financieringsbronnen om die initiële investeringen te financieren?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, bij het toewijzen van passiefwoningen of BEN-woningen is het mogelijk dat huurders niet altijd gemotiveerd zijn of onvoldoende kennis hebben om met de complexiteit van zo’n woning om te gaan. Ik verheel ook niet dat de bewoning in dat geval problematisch kan zijn.
De begeleiding van die bewoners in die woningen is de taak van de verhuurders, de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s). We hebben er wel samen met de VMSW en de lokale verhuurders voor gezorgd dat er een opvolging van meetresultaten wordt opgezet. We moeten dat goed monitoren omdat we ervan overtuigd zijn dat niet alleen in de private huisvestingssector maar zeker ook in de sociale huisvestingssector moet worden ingezet op energetische woningen, klimaatvriendelijke woningen en woningen die bijdragen aan het halen van onze doelstellingen tegen 2020.
Wanneer we bepaalde meetresultaten willen monitoren, dan stuiten we op het aspect van de privacy van de huurder. Dat hebben sommige SHM’s al laten weten. Dat is niet altijd evident, en dat is niet alleen in dit dossier een heikel punt. We gaan echter proberen om dat op te lossen.
U had het in uw vraag ook over bewoners van een BEN-woning of een passiefwoning die specifiek om een andere woning hebben gevraagd door de hoge energiekosten. Mij zijn zulke gevallen niet bekend. Wanneer men voldoende begeleiding heeft gekregen om met zo’n woning om te gaan, dan zou de energiefactuur net lager moeten liggen. Maar ik sluit niet uit dat dit in de praktijk gebeurt. Een studie van de universiteit van Tilburg wijst uit dat mensen die in een passiefwoning of een BEN-woning wonen, zich daar niet altijd naar gedragen. Sommigen weten vaak niet hoe ze met die nieuwe moderne technieken moeten omgaan. Anderen gaan ervan uit dat in een passiefwoning of een BEN-woning alles kan en dat ze dus de ramen open kunnen laten en de ventilatie harder kunnen zetten.
Dat heeft allemaal te maken met hoe die bewoners omgaan met de nieuwe woonvormen, waarmee ze niet vertrouwd zijn. Daarom is begeleiding door SHM’s belangrijk. Er zijn al SHM’s in Vlaanderen geweest die daarover al infomomenten hebben georganiseerd. Die gingen over energieverbruik, ventilatieprincipes en dergelijke. Mevrouw Taeldeman, u hebt gelijk: heel weinig mensen weten hoe ze daarmee moeten omgaan. Dan heeft het natuurlijk weinig zin om in een passief- of BEN-woning te wonen.
De goede praktijken die bepaalde SHM’s op basis van de infomomenten die zij hebben georganiseerd, hebben kunnen verzamelen, worden gedeeld door middel van de visitatierapporten. Voor de huurders van een passiefwoning is nog meer maatwerk voorzien. Men kan niet voor heel Vlaanderen dezelfde regelgeving of hetzelfde handboek uitwerken.
Het is al een goede stap dat bepaalde SHM’s hun verantwoordelijkheid hebben genomen en dat de goede praktijken worden gedeeld. Bij aanvang van een huurcontract van een passief- of BEN-woning moet de SHM de sociale huurder voldoende informeren en wijzen op de ter beschikking staande handleiding.
In de ontwerpaanbevelingen van de VMSW wordt nu al op de noodzaak gewezen om de regeling van het binnenklimaat eenvoudig en efficiënt te houden. De VMSW ondersteunt en volgt de experimentele projecten in de mate van het mogelijke, om zo ook de resultaten van die opvolging in aanbevelingen en goede praktijkvoorbeelden te kunnen omzetten. Het verspreiden hiervan, en van de handleidingen, zal niet uitsluiten dat er nog maatwerk nodig zal zijn.
We moeten anno 2016 inderdaad meegaan met de moderne en innoverende technieken, ook in de sociale woningen, maar dat heeft totaal geen zin als de huurder in kwestie niet weet hoe hij of zij met die technieken moet omspringen.
Mijnheer Anseeuw, de techniek van de zonnepanelen en de PV-installaties is sterk geëvolueerd. Maar het blijft een relatief zeer dure investering: 5000 tot 7000 euro per installatie. U weet dat de economische randvoorwaarden toch wel een klein beetje veranderd zijn. De premies en groenestroomcertificaten zijn verlaten voor de kleine installaties. Er is een prosumententarief ingevoerd, waarbij de gebruiker jaarlijks 100 euro per kilowattuur moet betalen. Voor een doorsnee-installatie betekent dit circa 400 euro per jaar. Daardoor wordt de gemiddelde opbrengst uit PV-panelen gehalveerd. Dat heeft met allerlei ingrepen te maken. Die ingrepen waren in mijn ogen gerechtvaardigd omdat er in het verleden behoorlijk wat oversubsidiëring was.
Er is een onderzoek gestart waarbij wordt nagegaan in welke situaties PV-installaties zowel voor de investeerder – dat is in deze context de SHM – als voor de gebruiker – in dezen de sociale huurder – haalbaar kunnen zijn. Dit is natuurlijk niet haalbaar op om het even welke woning. U hebt tussen de lijnen van uw vraag ook laten doorschemeren dat als het gaat om een sociaal wooncomplex waarvan we weten dat het op de renovatielijst staat en dat het binnen drie jaar gesloopt of gestript wordt of in ieder geval grondig gerenoveerd, het weinig zin heeft om ook op die gebouwen hernieuwbare-energietechnieken te installeren – welke dan ook: het gaat niet alleen over PV-panelen maar ook over zonneboilers, warmtepompen en dergelijke meer.
Wat de energiecorrectie betreft, is de uitgangspositie normaal 50 procent voor de verhuurder, de investeerder, en 50 procent voor de huurder. Momenteel is er niet opgenomen in de regelgeving dat SHM’s subsidies kunnen aanvragen voor zonnepanelen. Dan kun je je de vraag stellen of de energiecorrectie wat zonnepanelen betreft kostendekkend zal zijn voor de SHM’s. Ik denk het niet. Bij renovatie is het nog altijd een prioriteit om in te zetten op het verlagen van de energiefactuur van de huurder. Ik zeg niet dat zonnepanelen daar niet aan kunnen bijdragen. Maar ik heb u al gezegd wat het nadeel is voor de investeerder, de SHM. Als je een zonnepaneleninstallatie plaatst op een gebouw waarin een aantal sociale huurders wonen, is die energiecorrectie natuurlijk zeer moeilijk uit te rekenen door het wisselende energiegebruik. Er is nooit iemand die hetzelfde energieverbruik als zijn buur heeft. Hoe je dan eigenlijk het voordeel van die zonnepanelen doorrekent in een gezamenlijke woonblok, is een zeer moeilijk vraagstuk. Nogmaals, wij zijn ertoe bereid dat te onderzoeken. We moeten investeren in hernieuwbare energie. Daar blijf ik volledig achter staan. We moeten dat doen, ook wat sociale huisvesting betreft, om bepaalde doelstellingen te halen. Maar los daarvan moeten we in eerste instantie ook streven naar het plaatsen van individuele elektriciteit-, gas- en watermeters. Dat is heel belangrijk.
Wat zonneboilers en warmtepompen betreft, is er wel een premie voor SHM’s. Die zullen we nog moeten uitbreiden. Ik overweeg zeer sterk om de bestaande subsidies waarvan SHM’s nu al kunnen gebruikmaken voor zonneboilers en warmtepompen, te verhogen. Die premies maken deel uit van het volledige pakket premies voor rationeel energiegebruik (REG). Ik ben er absoluut toe bereid die te verhogen.
Mijnheer Anseeuw, we onderzoeken momenteel welke mogelijkheden er zijn binnen het kader van het zogenaamde ESCO-principe (energy service company). Doordat er private investeringen gebeuren in energetische projecten daalt het energieverbruik, waardoor ook de energiefactuur daalt. Zo komen we weer tot het debat over energiecorrectie. Welk aandeel is voor de verhuurder, voor de SHM? Welk aandeel is voor de huurder? Met een gedeelte van die besparingen kan de nieuwe investering dan worden afbetaald.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat de problematiek van bepaalde huurders in een passiefwoning wordt erkend. Tegen 2021, binnen vijf jaar dus, moeten alle nieuwbouwwoningen passiefwoningen zijn. Iedereen zal dus op die manier moeten bouwen aan een nieuwbouwwoning. Voor mensen die zich vandaag inschrijven op een wachtlijst om in aanmerking te komen voor een sociale woning is de duurtijd soms vijf, zes à zeven jaar. Een heel grote groep mensen die zich vandaag inschrijven, zullen dus uiteindelijk terechtkomen in een passiefwoning of een bijna-energieneutrale woning.
Minister, u zegt zelf dat het aan de SHM zelf is om te voorzien in een opleiding en in het nodige maatwerk en om een goede communicatie daarover op te zetten. Ik dank u voor uw antwoord. Aangezien 2021 er snel aankomt, moeten we daar zeker en vast rekening mee houden.
Ik zal uw kabinetsmedewerker de zeer concrete informatie bezorgen van een aantal huurcontracten die werden opgezegd wegens de te hoge energiefactuur in een passieve woning. Dat is eigenlijk te wijten aan het feit dat die bewoners de klassieke oude verwarmingstoestellen opnieuw naar hun woning halen omdat ze niet goed kunnen omgaan met die nieuwe technieken.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord. U hebt gezegd dat ik een moeilijk vraagstuk op tafel heb gelegd, maar ik denk dat we, als we daar het antwoord op vinden, echt wel het verschil ten goede kunnen maken. Ik ga er dus van uit dat u daarmee gezegd hebt dat mijn vraag wel relevant is.
Het verheugt mij vooral dat u de stap hebt gezet om een onderzoek te starten naar de manier waarop dit mogelijk zou zijn en die ook gunstig is zowel voor de investeerder, de huisvestingsmaatschappij, als voor de huurder. Het verheugt mij ook dat u vandaag al zegt dat u de REG-premies voor zonneboilers en warmtepompen zult optrekken, zodat het nog meer dan vandaag kan worden geïmplementeerd. Ik denk dat dit niet alleen goed is voor huurder en verhuurder, maar ook voor de samenleving in het algemeen. Het klimaat is een zeer belangrijk onderwerp, we hebben ondertussen ook een klimaatcommissie in dit parlement, ook dat verheugt mij.
De enige vraag die ik u nog wil stellen, is of u er enig idee van hebt wanneer we een eerste resultaat kunnen verwachten van dat onderzoek, of is het nog te vroeg om dat nu al te zeggen?
Minister Homans heeft het woord.
Ik krijg het antwoord nog net ingefluisterd, want ik ken natuurlijk niet de timing van alle studies die lopen. We bespreken thans in de regering de verdeling en de aanwending van de middelen van het Klimaatfonds en dergelijke meer. Het resultaat van het onderzoek moet natuurlijk ook in het licht van die verdeling bekeken worden. U weet dat in het verleden behoorlijk wat middelen vanuit het Klimaatfonds naar sociale huisvesting zijn gegaan. Ik ben nog altijd een vurig verdediger van dat principe, en ik handhaaf dat principe ook aan de onderhandelingstafel. Dus, afhankelijk van de middelen denk ik dat we ook sneller kunnen gaan met bepaalde implementaties.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik ben blij dat u hier zelf aangeeft dat u een vurig verdediger bent om een deel van de middelen van het Klimaatfonds aan te wenden in het kader van de sociale huisvesting. In het Vlaams Energiearmoedeplan staat dat thans de voorbereidingen worden getroffen om de kwaliteitsnormen in de woningen te verscherpen, de norm 2020 voor dakisolatie zal worden uitgebreid naar andere kwaliteitsnormen, naar 2023 rond muurisolatie en rendementsglas. Ik ga er dus van uit dat die kwaliteitsnormen ook van toepassing zullen zijn op de sociale woningen. Daarbij wil ik ook benadrukken dat zeker rekening moet worden gehouden met die nieuwe kwaliteitsnormen, zodat ze gekoppeld worden aan de REG-premies, maar daar bent u waarschijnlijk al mee bezig.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.