Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Het is niet evident om vandaag een eigen woning te verwerven, noch in Vlaanderen, noch in Brussel. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wil het toch gemakkelijker maken voor zijn inwoners en versoepelt de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een lening van het Woningfonds. Zo worden de bovengrenzen voor de inkomens opgetrokken, waardoor gezinnen met een inkomen tot 90.000 euro per jaar een lening kunnen verkrijgen. Vóór de versoepeling was de maximumgrens 74.661 euro, voor jonge gezinnen met vier kinderen. In Vlaanderen liggen de inkomensgrenzen om in aanmerking te komen voor een sociale lening, beduidend lager dan de 90.000 euro die men in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wil hanteren. De intrestvoet van de lening ligt tussen 1,7 en 3 procent, afhankelijk van de gezinssituatie. Voordien was het referentietarief 3,5 procent voor een looptijd van dertig jaar. De interestvoet wordt verder verlaagd voor personen jonger dan 40 jaar. Het uiteindelijke tarief is afhankelijk van het inkomen van de ontleners.
De rentevoeten bij het Vlaams Woningfonds en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) voor een sociale lening variëren tussen minimum 2 en maximum 2,36 procent. Het tarief is ook hier afhankelijk van de gezinssituatie. Bijzonder is ook dat er in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tot 120 procent van de waarde van de woning geleend kan worden. Zo kan men ook de kosten van de aankoopakte betalen met het geleende geld. Dit helpt mensen die geen eigen startkapitaal hebben. In Vlaanderen mag het bedrag van het woonkrediet niet hoger zijn dan de geschatte verkoopwaarde van de woning of het appartement. De notariskosten kunnen dus niet geleend worden, wat betekent dat mensen zelf een minimum aan eigen middelen moeten hebben.
Minister, hoe staat u tegenover het idee om tot 120 procent van de waarde van een woning te laten ontlenen? Acht u het niet aangewezen om alleszins de notariskosten en de registratierechten mee te laten ontlenen?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer de Kort, u weet dat momenteel de beschikbare budgettaire middelen al behoorlijk onder druk staan, niet alleen wat mijn bevoegdheden betreft maar voor de hele Vlaamse Regering. Ik besef ook dat we in de huidige omstandigheden, waarin banken strengere voorwaarden opleggen en een grotere eigen inbreng van de kandidaat-kopers eisen, de laatste twee jaren een evolutie zien: steeds meer mensen wenden zich tot het Vlaams Woningfonds of tot de VMSW om een sociale lening aan te vragen.
Men kan nu al maximaal 100 procent van de geschatte verkoopwaarde ontlenen. Een uitbreiding van de quotiteit naar 120 procent zal de budgettaire mogelijkheden waarover ik beschik, overschrijden en het aantal toekenningen doen dalen. Ik bedoel daarmee dat het aantal mensen dat een beroep zou kunnen doen op de Vlaamse overheid om ook een huis te kunnen kopen, zal dalen.
U weet dat in 2014 een recordbedrag van 1,2 miljard euro aan machtigingen werd uitbetaald in het kader van de sociale lening. We weten dat dit kon door een eenmalige injectie van 600 miljoen euro in het verkiezingsjaar 2014. Daardoor mogen we 2014 niet vergelijken met andere jaren.
Ik heb intussen een machtigingsverhoging gekregen van 700 naar 900 miljoen euro. Dat is goed. We kunnen nu een bulk van 900 miljoen euro machtigingen geven aan mensen die moeilijk bij de private bank terechtkunnen en die we toch ook willen helpen bij een eigendomsverwerving. Het is goed dat we daarmee meer mensen, meer Vlamingen, aan een sociale lening kunnen helpen. Maar door die 100 procent naar 120 procent op te trekken, ga je niet het beoogde effect bereiken. Dat zou ik een beetje jammer vinden.
Er moet hier toch ook gewezen worden op een aantal risico’s die zijn verbonden met een verhoging van 100 naar 120 procent. Zo is er een risico van de kredietgever, de VMSW of de Vlaamse overheid. Als de Vlaamse overheid een sociale lening zou toestaan voor een bedrag dat groter is dan de verkoopwaarde, zal dit risico zich vertalen in een hogere intrestvoet die zal worden aangerekend. Dat is natuurlijk evident. Maar er zijn ook risico’s aan de kant van de sociale ontlener zelf.
Bij ons kan 100 procent. Bij een reguliere bank wordt het beperkt tot 80 procent. Als we dit nu zouden uitbreiden tot 120 procent, zul je, vanwege het feit dat je hogere leningsbedragen opneemt, ook wel met betalingsmoeilijkheden worden geconfronteerd. Sociale leningen zijn er in eerste instantie voor mensen die moeilijk bij reguliere banken terechtkunnen. Ik vind dat goed. Onze inkomensgrenzen liggen zeer goed. We zien dat ongeveer 70 procent van de Vlamingen in aanmerking komt voor een sociale lening. Maar we moeten toch ook rekening houden met een aantal risico’s.
Mijnheer de Kort, 100 procent is dus een goede zaak. Dat is een sociale maatregel, die we zeker moeten blijven aanhouden. Het is ook goed dat de machtiging met 200 miljoen euro is verhoogd. Dat impliceert dat we meer Vlamingen kunnen bedienen om een eigendom te verwerven. In het regeerakkoord en bij de besprekingen hebben we beoogd om meer mensen te kunnen helpen. Mochten we verhogen tot 120 procent, dan wordt dit een beetje onderuitgehaald.
Mijnheer de Kort, er moet een onderscheid worden gemaakt tussen uw vraag om boven 100 procent te gaan en uw vraag over de notariskosten en registratierechten. Dat is een heel groot verschil. Het zou bijvoorbeeld nuttig kunnen zijn om bepaalde mensen ook de notariskosten mee te laten ontlenen: niet de registratiekosten, enkel de notariskosten. Het Vlaams Woningfonds stelt momenteel vast dat sommige ontleners een krediet aan een hoge rentevoet opnemen bij een andere financiële instelling om de notariskosten te kunnen betalen. Dat is niet goed. Ik wil uw voorstel om die 100 procent wat op te trekken, overwegen, maar niet wat de registratierechten betreft. Het is natuurlijk wel dubbel: wij ontlenen aan 100 procent aan iemand die bij ons komt aankloppen, en tegelijkertijd werkt hij aan zeer goede voorwaarden en moet die persoon zich een klein beetje in de nesten werken om voor de notariskosten bij een private financiële instelling bij te lenen. Ik wil absoluut praten over de bijkomende ontleenmogelijkheid van de notariskosten. Voor de registratierechten is dat onmogelijk.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, dank u voor uw helder en klaar en duidelijk antwoord en ook voor uw bereidheid om verder te onderzoeken of de notariskosten ook kunnen worden ontleend. Dat is heel positief. Dat zal voor heel wat mensen een serieuze hulp zijn. Wij zullen in deze commissie nog wel vaker van gedachten wisselen over de betaalbaarheid van wonen. Gelet op de budgettaire context zullen we moeten zoeken op welke manier we de betaalbaarheid van wonen met slimme maatregelen kunnen realiseren. Minister, ik vind alvast dat wat u wilt doen een slimme maatregel is.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat de budgettaire middelen niet oneindig zijn. Maar met weinig risico zouden we bepaalde doelgroepen toch kunnen helpen om een eerste woning aan te kopen. Als men dat in Brussel kan, dan kan men dat in Vlaanderen ook, denk ik dan. De registratie- en notariskosten bedragen ongeveer 11 procent van de aankoop. Bij een betaalbare woning van 200.000 euro moet je ongeveer 22.000 euro betalen. U zegt dat u bereid bent om de 2000 euro notariskosten eventueel mee te laten financieren. Maar neem twee jonge mensen die een engagement aangaan. Bijvoorbeeld twee afgestudeerden van wie de ouders niet de middelen hebben om bij te steken. Dat is toch een doelgroep? Die twee mensen hebben allebei een diploma en ze hebben allebei werk. Ze doen nu een beroep op een sociale lening omdat ze nog geen spaarpotje hebben en die 20 procent eigen middelen niet hebben. Maar ze hebben een toekomst en een carrière. Ze zouden die 120 procent perfect kunnen afbetalen.
Ik wil u vragen om te onderzoeken of u dat toch zou kunnen toelaten voor een bepaalde doelgroep, die wel in staat is om terug te betalen. Ik heb het dan bijvoorbeeld over twee mensen die allebei een diploma hebben, maar niet over eigen middelen beschikken door hun afkomst.
De heer Engelbosch heeft het woord.
In een ideale wereld is er budget genoeg en kunnen we iedereen zoveel laten lenen bij de overheid als hij wil. 120 procent lenen, dat betekent dus wel een vijfde minder leningen. We helpen dus een pak minder mensen door naar 120 procent te gaan. We moeten ervoor zorgen dat we zo veel mogelijk mensen helpen.
Minister, is er geen mogelijkheid om heel het systeem om te vormen, of op zijn minst te bekijken of er een samenwerking met de private banken op poten kan worden opgezet, waarbij er een combinatie is van de gewone lening bij de bank, en dat we het aandeel van de eigen inbreng of het aandeel van de registratierechten via een sociale lening zouden kunnen doen? Ik denk dat er in de combinatie van privaat lenen en sociaal lenen nog wel mogelijkheden zitten om nog meer mensen te kunnen helpen. Te meer omdat de leningen bij private banken ook niet zo veel meer verschillen van sociale leningen, denk ik dat we toch eens samen moeten zitten met de bankensector om over samenwerking te praten.
Mijn laatste punt is misschien meer iets voor uw collega. We zouden ook eens kunnen kijken naar de woonfiscaliteit en de registratierechten, of daar geen mogelijkheden zijn van een latere start, of eventueel een afbetaling van de registratierechten mee in het leningverhaal, rechtstreeks aan de overheid, in plaats van die op dag één op tafel te moeten leggen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, wij zullen binnenkort een aantal ontwerpen van decreet bespreken in deze commissie, en een van de zaken die worden voorbereid, is alles wat te maken heeft met het sociaal bindend objectief en de verdeling van die objectieven op het vlak van koop en huur.
In dat kader hebt u op een actuele vraag van mij al eens geantwoord dat u behoorlijk ver staat in de combinatie van een sociale lening voor het aanschaffen van de woning en dan een bijkomende lening voor het deel dat de persoon of het gezin in kwestie niet kan verkrijgen via een sociale lening. Dat is ook het punt dat collega Engelbosch net aanhaalde. Ik wou eens polsen hoe ver het staat met die gecombineerde lening, waarbij het gezin leent bij een bank, en dan het resterende bedrag via een sociale lening leent.
Minister Homans heeft het woord.
Collega Taeldeman, collega Engelbosch, u hebt het allebei over het zogenaamde verzekeringsprincipe, dat ik in het verleden inderdaad al voorop heb gesteld. Ik ben dat samen met collega Turtelboom aan het onderzoeken. Het gaat dan om een verzekeringsmechanisme waarbij we, als men die 20 procent extra zou ontlenen vanuit de Vlaamse overheid, dat op een of andere manier kunnen verzekeren, opdat het risico voor de Vlaamse overheid niet verhoogt. Dat is belangrijk. We zijn daarmee bezig.
Het overleg met de banken loopt nog altijd zeer structureel en constructief. Ik heb hier al verschillende keren gezegd dat het zeer zinvol zou zijn om een afspraak te kunnen maken met de financiële instellingen dat zij 80 procent ontlenen en wij 20 procent, zodat je nog een groter volume krijgt van mensen die je aan een sociale lening kunt helpen.
Mevrouw Van Volcem, willen we dat verzekeringsprincipe onderzoeken? Ja. Ga ik zomaar vanuit mijn eigen bevoegdheid die 120 procent ontlenen? Neen. Wil ik onderzoeken of we de notariskosten er nog bij kunnen nemen? Ja. Maar we moeten ook wel zien hoe het met de stijging van de schuld van Vlaanderen zit en hoe we de eventuele stijging van het risico die al die trajecten en vragen met zich meebrengen, kunnen beperken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.