Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
In de vergadering van de commissie Onderwijs van 10 maart hadden we het over de op handen zijnde oriëntatieproef aan het einde van het secundair onderwijs, en ook over het pilootproject dat tegen 18 april 2016 zal worden gelanceerd. Zowel de media als de onderwijsinstellingen zelf hebben dit thema met aandacht gevolgd. In de beleidsbrief Onderwijs 2015-2016 lezen we eveneens: “Op het vlak van de oriëntering heb ik het afgelopen jaar de opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een oriënteringsproef en niet-bindende toelatingsproeven voor zowel de academische STEM-opleidingen als de geïntegreerde lerarenopleidingen.” Minister, het is over die laatste proef, die reeds in het regeerakkoord werd aangekondigd, dat ik u de stand van zaken zou willen vragen.
Ik blik even kort terug. Op 2 april 2015, dus bijna een jaar geleden, stelde ik samen met de collega’s Daniëls en De Meyer een actuele vraag over de geplande hervorming van de lerarenopleiding. U wees toen in uw antwoord op deze niet-bindende, maar verplichte instapproef voor de lerarenopleiding. De instapproef zou niet zozeer de pedagogische competenties van de nieuwe studenten in de lerarenopleiding op bachelorniveau willen meten: dat komt immers ruimschoots aan bod in de loop van de opleiding. Het zou niet logisch zijn om vooraf te willen testen wat leerlingen nog moeten leren tijdens de opleiding. De klemtoon zou op taalcompetenties komen te liggen, hebt u toen geantwoord.
Dat vertrekpunt was niet helemaal in lijn met het voorstel van de beleidsgroepen lerarenopleiding van 5 juni 2014. Volgens de beleidsgroepen moest zo’n instapproef dienen om kandidaten lerarenopleidingen met het juiste profiel aan te trekken en te doen instromen. In het advies ging men dus wel al op zoek naar een profiel. Ik citeer het rapport van de beleidsgroepen: “De inhoud van deze instapproef moet nog verder uitgewerkt worden, waarbij door de leden van de beleidsgroep wordt aangegeven dat het niet eenvoudig is om alle nodige competenties in een instapproef te gieten. Ze moet alleszins peilen naar een veelheid aan competenties.”
Het staat buiten discussie dat wij allen baat hebben bij degelijke en goed opgeleide leerkrachten. De media hebben in het verleden immers al gewezen op het vermeende kennisniveau van de studenten lerarenopleiding of het gebrek daaraan. Dat soort berichtgeving is een mes dat aan twee kanten snijdt. Het zet wel niet meteen aan om te kiezen voor de lerarenopleiding. Daarom moeten we er een beetje voorzichtig mee zijn.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot deze instapproef voor de lerarenopleidingen op bachelorniveau? Komt er een vergelijkbaar pilootproject en, indien zo, wanneer? Hoeveel studenten zullen hieraan deelnemen? Hoe zal dit praktisch en budgettair worden georganiseerd en wanneer zal de definitieve versie worden gelanceerd? Waarop zal deze instapproef worden gebaseerd? Zullen ook hier SIMON, Luci en andere oriënteringsproeven als model fungeren? Op welke wijze kan deze instapproef gevalideerd worden? Zal er sprake zijn van één initiële instapproef zoals voorgesteld door de beleidsgroepen lerarenopleiding of wordt de instapproef aangepast naar het niveau, zijnde kleuter-, lager, eerste en tweede graad secundair onderwijs? In welke mate zijn de hogescholen in dit proces betrokken, alsook de koepels zoals de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en/of de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR)? Wat zal de precieze focus van de instapproef zijn? Is het meten van taalcompetentie, bijvoorbeeld in de Brusselse context, niet te beperkend en moet er ook niet worden gepeild naar motivatie en algemene kennis? In welke mate kan de instapproef bijdragen tot meer diversiteit bij studenten lerarenopleiding?
Minister Crevits heeft het woord.
Dames en heren, alle lerarenopleidingen van de Vlaamse hogescholen werken mee aan de ontwikkeling van deze proef. Op onze vraag werkt VLHORA momenteel aan de instapproef voor de lerarenopleidingen. Deze instapproef zal voor het eerst worden afgenomen bij de net ingeschreven eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen in het academiejaar 2016-2017. Hieraan voorafgaand, na de paasvakantie van 2016, gebeurt er een technische pilot bij eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen kleuter-, lager en secundair onderwijs van verschillende hogescholen om zowel het onlineplatform te testen en een eerste normering te doen. De proef start dus straks bij de inschrijvingen, maar de leerlingen die nu al in het eerste jaar zitten, zullen als proefpersonen dienstdoen. Er zouden naar schatting ongeveer 300 studenten getest kunnen worden. Eind mei volgt er ook nog een pretest bij leerlingen uit het laatste jaar secundair onderwijs die aangeven de lerarenopleiding te willen volgen met als doel een normering vast te kunnen leggen. Hier moet het aantal leerlingen nog nader bepaald worden. We zullen dus testen op hen die de keuze al hebben gemaakt en op hen die in het laatste jaar secundair onderwijs zitten.
We hebben VLHORA 75.000 euro ter beschikking gesteld om een beleidsmedewerker aan te stellen die de implementatie van de instapproef voorbereidt. Een eerste verplichte afname voor de inschrijving in de lerarenopleiding wordt, uiteraard afhankelijk van de resultaten, gepland voor het academiejaar 2017-2018.
Waarop zal de instapproef worden gebaseerd? Ze zal het resultaat zijn van een integratie van bestaande instrumenten die vandaag al in de lerarenopleiding worden gebruikt. U weet dat hogescholen al vele jaren werken met proeven en screenings die echt geschikt zijn. Er komt een generieke instapproef voor de opleiding kleuter-, lager en secundair onderwijs met het onderdeel Nederlands en de Lemo-test, die staat voor leercompetenties en motivatiekenmerken. Voor de opleiding lager onderwijs worden daar nog Frans en wiskunde aan toegevoegd.
Als motivatie- en studievaardighedentest zal, zoals gezegd, Lemo worden gebruikt. Die test bestaat en is goed.
Voor het onderdeel Nederlands worden onderdelen en items van verschillende taaltesten samengevoegd, namelijk van Test je taal van de Artevelde Hogeschool, InstrumenTaal van de Hogeschool Gent, Taalvast voor professionele bachelors van Odissee en UCLL in samenwerking met het Instituut voor Levende Talen, de Instaptoets Nederlands van de Artesis Plantijn Hogeschool en de Instaptoets Nederlands van PXL.
Voor het onderdeel Frans wordt stERK gebruikt en voor het onderdeel wiskunde WISTIL. Beide instrumenten zijn gevalideerde projecten van het expertisenetwerk School of Education.
We maken dus zo veel mogelijk gebruik van wat vandaag bestaat en integreren alles tot iets dat homogeen in alle instellingen kan worden gebruikt.
Hoe zullen we de proef valideren? Na de eerste afname, bij de start van het academiejaar 2016-2017, wordt het instrument geëvalueerd. Dan volgen follow-up en analyse van de resultaten. De validering gebeurt dan op basis van een statistische analyse, moeilijkheidsgraad, discriminatie, betrouwbaarheid, correlatie met examenresultaten. Er zal worden nagegaan welke samenhang er is tussen de resultaten en het studiesucces van de studenten. De instapproef moet een voldoende voorspellende waarde hebben om generiek geïmplementeerd te kunnen worden. Er komt ook een kwalitatief deel met interviews en vragenlijsten. We werken een beetje zoals in het secundair onderwijs. Eerst een proefdraai, dan iedereen de test laten doen, maar pas het jaar daarna wordt ze generiek en gevalideerd. Het eerste jaar waarin iedereen de test doet, is dus nog niet gevalideerd, maar hebben we hoe dan nodig om de connectie tussen het resultaat van de instapproef en het studiesucces na te gaan.
Over de betrokkenheid van de hogescholen heb ik al veel informatie gegeven. VLHORA ontwikkelt de instapproef en alle lerarenopleidingen worden heel nauw betrokken. Er is ook een resonansgroep Nederlands opgericht waaraan medewerkers met inhoudelijke expertise uit de hogescholen deelnemen, zoals docenten Nederlands, studiebegeleiders, beleidsmedewerkers, taalcoördinatoren. Voor de componenten Frans en wiskunde en voor de motivatie- en studievaardighedentest wordt samengewerkt met de projectmanagers van de gebruikte instrumenten. Zij hebben al heel veel expertise.
De focus heb ik u ook al vrij goed aangegeven. Het is een instellingsoverschrijdende instapproef voor de lerarenopleiding die via het inschatten van kennis en vaardigheden van inkomende studenten de positie van die studenten bepaalt tegenover de beginverwachtingen van de opleiding, maar ook tegenover de andere studenten die voor de opleiding kiezen. De proef moet dus de student ondersteunen. Er wordt op de eerste plaats ingezet op talige competenties, omdat die in alle lerarenopleidingen uiteraard van groot belang zijn. Daarnaast bleek uit gesprekken met de hogescholen en uit Finse studies ook de nood aan een motivatie- en studievaardighedentest. Daarom gebruiken we Lemo. De proef kan geen pedagogisch-didactische competenties testen, aangezien die niet tot de eindtermen van het secundair onderwijs behoren. Studenten bij aanvang testen op competenties die ze pas op het einde van de opleiding verworven moeten hebben, lijkt me niet zo zinvol.
De resultaten van de instapproef zijn niet bindend. De toegang tot de opleiding wordt dus helemaal niet beperkt. Zowel met de oriënteringsproef op het einde van het secundair onderwijs, als met de instapproef voor de lerarenopleidingen willen we een sterkere diversiteit in de instroom in het hoger onderwijs krijgen en kwaliteit inbrengen. De oriënteringsproef kan ervoor zorgen dat leerlingen die anders misschien niet aan een verdere opleiding in het hoger onderwijs hadden gedacht, toch deze stap overwegen. We moeten natuurlijk nog kijken wat de impact zal zijn op de inschrijving van jongens en meisjes, van sociaal zwakkere groepen, maar het is zeker niet de bedoeling ontmoedigend te werken, maar net stimulerend te zijn.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw uitvoerig antwoord. Het is goed dat er na de paasvakantie al een technische pilot kan draaien, want er moeten inderdaad verschillende zaken worden getest, zoals het onlineplatform, de reactie op de test, de bevindingen. De proefdraai in 2016-2017 is een goede zaak. Zeker als u aan de validering wilt werken, moet u er snel mee kunnen beginnen. Voor een volledig valideringstraject moet u de studenten gedurende de hele opleiding kunnen volgen. In 2017-2018 kunt u al een eerste keer zien hoe de studenten het in de realiteit hebben gedaan, dus of uw pilot een voorspellende waarde had. Dat kunt u al voor een stuk nagaan, maar nog niet volledig. Sommige studenten zullen hun eerste jaar niet volledig succesvol hebben afgerond, maar dat wil niet zeggen dat ze de opleiding uiteindelijk niet zullen afronden, zij het met een beetje studievertraging.
Je kunt dus al een indicatie hebben na een jaar, maar voor een volledige validering moeten we rekenen op vier jaar om in kaart te brengen welke resultaten op de test naar welke resultaten tijdens de studies leiden. Zo kun je ook berekenen hoeveel procent kans iemand die de test maar nipt gehaald heeft, maakt om uiteindelijk te slagen en over welke periode.
Het is goed dat het in gang is gezet. Ik vind het belangrijk dat we voor een volledige validering van de test gaan vooraleer we zeker kunnen zijn dat we van een degelijk instrument spreken, dat studenten niet onnodig wegjaagt, of omgekeerd. Studenten mogen niet onderschatten noch overschatten wat ze kunnen. Dan hebben we een goed instrument.
Het is ook goed dat de talige competenties getest worden. En dat voor het lager onderwijs Frans en wiskunde erbij komen, lijkt mij een goede zaak. Maar ik wil ook nog een pleidooi houden voor iets algemenere competenties, misschien niet meteen, maar wel in de toekomst. Ik heb het dan over muzische en culturele competenties. Dat kan breed zijn. Het is belangrijk om een attitude te hebben die open staat voor muzische vorming en cultuureducatie, want vandaag blijkt dat voor veel leerkrachten toch een beetje ver van hun bed te liggen. Er zou binnen zo’n test kunnen worden nagegaan of die competenties, die openheid, die attitude er ook zijn. Dat zou interessant zijn. Het zou in ieder geval een plaats mogen krijgen.
Ik ben het er dus absoluut mee eens dat die talige competenties getest moeten worden. Ik vind ze het allerbelangrijkst voor kleuter- en lager onderwijs. Voor het secundair onderwijs moet de kennis van het Nederlands uiteraard goed zijn, maar dat is nog veel fundamenteler voor wie les gaat geven in het basisonderwijs.
Als ik hoor dat er gewerkt wordt met een resonansgroep die bestaat uit verschillende leden van het hoger onderwijs, zowel docenten als de talenbeleidcoördinator, denk ik dat er voldoende diverse insteken zullen zijn om die talige competenties op de juiste manier te meten.
Ik zou dus graag nog van u weten hoe u staat tegenover een luik cultuureducatie en wat meer algemene kennis en vaardigheden, en tegenover de validering die enkele jaren in beslag neemt. Dat zijn mijn bijkomende vragen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, wij zijn blij dat er na de paasvakantie een start mee wordt genomen. Ik zou ook vragen kunnen stellen over allerlei akkoorden van voor de paasvakantie, maar dat ga ik uiteraard niet doen.
Wat mij wel interesseert, is in welke mate we de lat hoog genoeg leggen. U zegt dat het vooral moet dienen om studenten te stimuleren, en ik ben het daarmee eens, maar we moeten natuurlijk ook realistisch zijn. Het is ook de bedoeling dat mensen die effectief willen instappen in de lerarenopleiding, maar van wie we vinden dat hun basis te smal is, niet direct starten en eventueel een ander traject volgen. We moeten realistisch zijn. Het is niet de bedoeling dat die proef iets is dat je doet, en dat je vervolgens gewoon aan het traject begint, want dan is het collectiviteit en geldverlies.
Ik weet dat er over de taalkant van de proef links en rechts nog een paar discussies zijn. Sommigen zeggen dat als die te moeilijk is – lees: het vereiste basisniveau – we bepaalde profielen moeilijker zullen kunnen aantrekken, of dat die niet kunnen starten. Als we die vaststelling doen, moeten we ervoor zorgen dat ze in het traject ervoor al voldoen aan die talige competenties. Het kan niet de bedoeling zijn om een instapproef te doen en die dan op zo’n niveau te organiseren dat we zeker zijn dat er genoeg slagen of geen opmerkingen krijgen, want dan is het een maat voor niets.
We zijn nu bezig met de validering. Dat is een belangrijke stap. Ik herhaal wat ik al heel vaak heb gezegd: één leerkracht beïnvloedt in zijn carrière duizend leerlingen. Er is geen enkele ouder die zich zou willen laten opereren door een dokter die 51 procent van de organen weet liggen. Er is bijgevolg ook niemand die graag met een leerkracht zit die net 51 procent op wiskunde, Frans of Nederlands heeft gehaald. We moeten daar zeer bewust mee omgaan.
De heer De Meyer heeft het woord.
Het belang van goed opgeleide en enthousiaste leerkrachten, daar hoef ik het niet meer over te hebben, minister. Mijn vraag is: hoe test je het leerpotentieel van een 18-jarige instromer? En wilt u dat mee in beschouwing nemen?
Als u de proef definitief denkt in te voeren, wordt er dan ook gedacht aan een herkansingsmoment, een tweede proef voor diegenen die bij een eerste proef niet zouden slagen? En is er een mogelijkheid om, voorafgaand aan de lerarenopleiding, te voorzien in een voorbereidend traject of een brugjaar?
Minister, in uw antwoord hebt u gezegd dat men heeft gekeken naar Finland. Ik heb er in mijn eerdere betogen en vragen om uitleg al op gewezen dat het heel belangrijk is om te kijken naar het buitenland, maar er zijn nog andere voorbeelden. Heeft men zich enkel en alleen gebaseerd op Finland? Waarom op Finland? Het is heel belangrijk om ook rekening te houden met de onderwijscontext in Vlaanderen waarbij diversiteit tot de kern van het onderwijs behoort. In andere landen is dat niet altijd in die mate het geval.
In de beleidsgroepen die aan de slag zijn gegaan rond de lerarenopleiding is er in het verleden gezegd dat het belangrijk is om niet enkel en alleen kennis te meten, maar ook vaardigheden en competenties. Er werd ook heel duidelijk vermeld: in team kunnen werken en het onderzoeken van het narratief en empathisch vermogen van leerlingen. Om welke reden is dit niet behouden in de proef? Waarom heeft men zich vooral gericht op kenniselementen en niet zozeer op vaardigheden en competenties? In het buitenland is het leiderschapstalent bij jonge mensen wel van belang. Als dat totaal afwezig is, is het belangrijk om dat te weten omdat leiderschap en management in onderwijs heel belangrijk zijn.
Collega Brusseel heeft verwezen naar een overlegmoment met Muzes waarbij heel interessante informatie aan bod is gekomen. De artistieke talenten waren niet zozeer van belang, maar wel het creatief denkvermogen en het probleemoplossend denkvermogen van leerlingen. Vandaar mijn vraag: waarom wordt het creatief denkvermogen en het probleemoplossend denkvermogen niet opgenomen in de testen? Dit is toch nog iets anders dan leervermogen.
Collega’s, het is eigenlijk vrij eenvoudig om op alle vragen te antwoorden. Wij zijn, in nauw overleg met de Vlaamse Hogescholenraad en alle hogescholen, een instrument aan het ontwikkelen dat het akkoord wegdraagt van iedereen om een gelijkaardige en gelijkwaardige test voor alle leerlingen in te voeren. Ik ben bereid om alle elementen die hier vandaag worden aangereikt extra mee te nemen, maar ik wil ook wel kunnen starten. Je kunt nog altijd bouwstenen toevoegen – dat is geen enkel probleem – maar het moet meetbaar zijn. Ik wil ook niet dat je eerst een brugjaar moet doen om door de test te komen.
Ik ben niet ongevoelig voor de opmerkingen van de voorzitter en voor de opmerkingen van collega Brusseel over de muzische capaciteiten en de leiderschapskwaliteiten. We hebben nu de keuze gemaakt om te gaan – ik heb dat ook altijd zo gezegd – voor de talige competenties. Ik wil het ook eenvoudig, helder en transparant houden. Wiskunde en Frans komen erbij en ook de motivatietest. De motivatietest is niet gebaseerd op Finland, maar op een aantal Finse studies. Ze bestaat ook al een aantal jaren. Ik vind het goed om die dan generieker te gaan maken zodat ze overal kan worden gebruikt. Moeten die instrumenten wellicht nog worden verfijnd na de eerste uitrol? Zeker. Ik ben het daar volkomen mee eens, maar ik zou graag stapsgewijs werken met alle hogescholen en rekening houden met hun expertise.
De lat hoog genoeg leggen, daar ben ik het zeker mee eens. Het is evenwel geen bindende instapproef, wat betekent dat je de lat gerust hoog mag leggen. Als je er niet over geraakt en je start toch, kan daarna het remediëringstraject volgen. Dat hebben hogescholen mij ook gemeld: wij willen die test deel laten uitmaken van de intake van studenten maar als ze niet slagen, bijvoorbeeld voor Nederlands, kan er aan een traject worden gewerkt voor Kerst dat een element van beoordeling vormt voor een eventueel remediëringstraject. Die lat moet dus hoog liggen. Als iedereen zo over de lat komt, wordt de test een beetje waardeloos en dat is zeker niet de bedoeling.
Kun je herkansen? Neen, het is niet de bedoeling dat je herkanst. Het is net de bedoeling dat het een bezinningsinstrument wordt of je de keuze zult maken of niet. Als je niet over de lat geraakt maar toch wilt starten, dan is het eenvoudig en kun je gepaste remediëring vragen. De hogescholen zijn ook bereid om daar werk van te maken. Dat is voor mij wel relevant, want anders wordt het ook weer waardeloos als je er niets mee doet.
Het is me niet helemaal duidelijk of het brugjaar bestaat of niet. Ik weet het echt niet. Ik weet alleen dat als je wilt starten, het de bedoeling is dat de aanvangstest je confronteert met je eigen talenten en vooral je eigen werkpunten waarbij je de kans krijgt om deze tijdens het jaar te remediëren.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende aanvullingen. Het is inderdaad belangrijk dat de test nu redelijk beperkt is, ook al ben ik er zelf voorstander van om bijvoorbeeld aandacht te hebben voor culturele competenties. Ik denk dat u 100 procent gelijk hebt dat de test nu zo eenvoudig mogelijk moet worden gehouden, want het is zo al moeilijk genoeg om te werken met een test die nog niet volledig is gevalideerd. We doen iets dat we absoluut moeten doen. Het is inderdaad nodig om de instapproef te organiseren, om zeker te zijn van basiscompetenties.
Het is uiteindelijk maar een opleiding van drie jaar, waarin men een beroep moet leren. Als men dan de onderwijstaal nog niet goed beheerst, lijkt het me niet mogelijk om al die andere competenties te verwerven. Het is belangrijk geen gigantische test te organiseren waarin tal van zaken worden gemeten. Op die manier maken we het onszelf alleen maar moeilijk. Op termijn moet het, als er een valideringscyclus is doorlopen, mogelijk zijn om een analyse te maken van de studieresultaten. Er kan dan worden bekeken wat al goed is en wat er nog bij kan. Die onderdelen kunnen dan ook op termijn worden gevalideerd of gebruikt om een beeld te krijgen van de student die men voor zich heeft: waar kan die student zich eventueel in specialiseren, wat kan die student nog verbeteren enzovoort?
Remediëring is een mogelijkheid wanneer de tekorten niet te groot zijn. Wanneer een student echter niet goed scoort op de test, mag een hogeschool die student niet voorhouden dat hij of zij gerust kan beginnen met de studie en dat er achteraf dan wel geremedieerd wordt. Wanneer die resultaten echt niet goed genoeg zijn, dan moet men een eerlijk gesprek hebben met die student ondanks het feit dat de test niet bindend is.
Op termijn is het misschien wenselijk een schakeljaar te overwegen wanneer de test aantoont dat er tekorten zijn. Voor studenten die niet zo sterk aan de start staan, zou die remediëring bovenop alle cursussen misschien iets te zwaar kunnen zijn. Ik pleit dan ook voor een schakeljaar in plaats van remediëring. Het kan niet de bedoeling zijn dat hogescholen studenten aanmoedigen om zich in te schrijven met de boodschap dat het wel in orde zal komen. Men moet eerlijk zijn, zo niet, zal die instapproef heel snel een instrument worden dat door sommige scholen en studenten niet ernstig wordt genomen, en dat zou spijtig zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik wil nog iets toevoegen aan mijn vraag van daarnet. Ik heb geprobeerd me aan mijn reglementaire spreektijd te houden en daardoor heb ik me onduidelijk uitgedrukt, in die zin dat ik het had over ‘herkansen’. Ik weet natuurlijk dat de proef niet bindend is, maar iemand kan soms heel gemotiveerd zijn, een heel slechte dag gehad hebben, de studiekeuze nog niet definitief willen verlaten. Vandaar mijn vraag of die student nog een herkansing heeft. Maar u hoeft die vraag niet meer te beantwoorden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.