Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, eind augustus 2015 besliste de Vlaamse Regering om te stoppen met het geven van een salaris aan leerkrachten die een afwezige collega vervangen 14 dagen voor of tijdens een korte vakantieperiode. Ook vroeger kon je niet altijd vervangen en was er een minimum aantal dagen dat een leerkracht afwezig moest zijn. De beslissing van vorig jaar heeft dit systeem echter nog strenger en moeilijker gemaakt.
Vakbonden en inrichtende machten hebben duidelijk laten weten dat dit in de praktijk onwerkbaar is. Scholen kunnen nog steeds vervangers aanstellen, maar dit moet dan op contractuele basis met eigen middelen. Op mijn schriftelijke vraag van 21 januari 2016 antwoordde u: “Indien een schoolbestuur er toch voor kiest om in deze periode (inclusief vakantie) een vervanger aan te stellen, krijgt het hiervoor weliswaar geen financiering/subsidiëring van de overheid maar moet het aan de vervanger voor deze periode uiteraard wel een loon uitbetalen. Het is niet zo dat leerkrachten op die manier als gratis werkkrachten kunnen worden ingezet.”
Het is echter wel degelijk zo dat leerkrachten op die manier als gratis werkkrachten worden ingezet. Bij de onderwijsvakbond bevestigt men dat dit geen alleenstaand geval is. Voor schooldirecties is het zeer frustrerend als ze niet mogen of kunnen zoeken naar een vervanging. Ondertussen krijgen ze wel de terechte vraag van ouders en leerlingen hoe ze al die uren zullen opvangen en hoe de leerstof toch zal zijn gegeven.
Collega’s springen altijd bij waar mogelijk. De gratis vervanging gebeurt enkel mits goedkeuring van de interimaris, maar ook voor hen is dat weer een extra belasting. Jonge leerkrachten willen vaak niets liever dan werken. Scholen die ten einde raad zijn, gaan dus op zoek naar vervanging, soms zelfs zonder dat ze die kunnen betalen. De goodwill van leerkrachten om gratis aan de slag te gaan, bestaat blijkbaar, maar de lijn tussen vrijwilligerswerk en niet anders kunnen is dun.
Minister, hoe staat u tegenover het feit dat leerkrachten als vrijwilligers worden aangenomen? Hoe is dat juridisch geregeld? Hebt u een idee van hoeveel gevallen er zijn waarbij leerkrachten enerzijds met behulp van de werkingsmiddelen van de scholen worden aangeworven, en anderzijds als vrijwilliger? Zult u de problematiek meenemen in de discussie met betrekking tot de lerarenloopbaan? Wilt u deze maatregel herbekijken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik wil eerst de maatregel even duiden. Wij hebben als regering niet beslist dat er sowieso vrijwilligerswerk moet worden uitgevoerd. Er bestaat al heel lang een regeling waarbij alleen afwezigheden van tien werkdagen of veertien kalenderdagen recht geven op een gefinancierde of een gesubsidieerde vervanger. Als een leerkracht een week ziek is en je wilt die vervangen, krijg je daar dus geen subsidie voor. Dat geldt ook voor de maand voor de grote vakantie, dus de hele maand juni. Als je daarin nog vervangt, zit je ook met een probleem.
Wij hebben nu een nieuwe maatregel ingevoerd voor afwezigheden die aanvangen in een periode van veertien kalenderdagen of tien werkdagen voor de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie. We hebben bepaald dat je die vervangingen maar gesubsidieerd kunt krijgen na afloop van de vakantieperiodes. Dat heeft alles te maken met het feit dat je anders tijdens de vakantieperiodes dubbel moet betalen.
We hebben die maatregel ook besproken toen we onze besparingsoefening moesten doen. We zijn ervan overtuigd dat die de schoolorganisatie zo veel mogelijk spaart. Door de maatregel konden we andere ingrepen binnen de organieke omkadering vermijden. De maatregel geldt niet voor het basisonderwijs, enkel voor het secundair onderwijs, omdat in het secundair onderwijs in de meeste scholen in de twee weken voor de paasvakantie vooral examens georganiseerd worden.
Als je toch iets wilt doen in die periode, ook al wordt het niet gefinancierd, dan kan het inderdaad dat mensen als vrijwilliger taken willen opnemen voor een doel dat hen ter harte gaat. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Maar de reguliere taken in een school horen niet door vrijwilligerswerk te worden uitgevoerd. Als een school dat toch wil doen, dan gelden de regels die van toepassing zijn op het vrijwilligerswerk. Dat is geregeld in de wet betreffende de rechten van vrijwilligers van 3 juli 2005. Ik bespaar u de definities, u kunt die in de wet nalezen, maar krachtens artikel 3, ten eerste, punt d, van die wet kan het vervangen van een afwezige leerkracht door een andere leerkracht niet als vrijwilligerswerk worden beschouwd. Een leerkracht kan geen opdrachten in het kader van een vrijwilligersstatuut uitoefenen die hij al in het kader van een arbeidsovereenkomst of een statutaire aanstelling uitoefent.
Zoals vermeld in mijn antwoord op uw vraag nummer 162 van 21 januari laatstleden, mevrouw Meuleman, beschikt mijn administratie niet over de gegevens van personeelsleden die met eigen middelen aangesteld worden, omdat de school- en centrumbesturen dergelijke opdrachten niet aan de overheid meedelen. Er staat immers geen subsidiëring of financiering tegenover. Voor vrijwilligerswerk bestaat er geen meldingsplicht.
Als men toch iemand als leerkracht wil aanwerven, kan dat uiteraard wel, maar dan moet dat, zoals ook bij de andere vervangingen, gefinancierd worden met de middelen die de school zelf heeft.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Op mijn laatste twee vragen hebt u nog niet geantwoord, minister.
Zal ik de problematiek meenemen in de discussie met betrekking tot de lerarenloopbaan? Neen, want het inzetten van vrijwilligers in een school maakt geen deel uit van het loopbaanpact. Ik heb al gezegd dat dat niet kan. Je kunt geen lesopdracht laten uitoefenen in het kader van vrijwilligerswerk.
En wil ik de maatregel herbekijken? Die maatregel kan nu niet herbekeken worden. Ik heb net uitgelegd waarom we die beslissing genomen hebben. Die sluit aan op een maatregel die al heel lang geleden genomen is rond de afwezigheid van tien werkdagen. Ik ga die maatregel nu niet versoepelen. Die blijft bestaan, net zoals de maatregel voor de maand juni. Die komt er nu inderdaad bovenop. Die maakt op zich geen deel uit van het loopbaanpact.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Met die vraag over het loopbaanpact bedoel ik dat de huidige manier van werken, waarbij in lesuren wordt geteld, het bijzonder moeilijk maakt om zulke vervangingen te regelen. Ik denk dat het een oplossing zou kunnen zijn voor deze, maar ook andere problemen en het feit dat met die omkadering zoveel meer moet gebeuren.
Ik heb mijn vraag gesteld vanuit een grote bezorgdheid bij scholen die, als er een aantal zieken zijn, het echt wel moeilijk hebben om alles rond te krijgen. Soms kan dat tot twee weken voor de vakantie zijn. Niet voor elke vakantie zijn er examens. Voor vakken die zwaar doorwegen, zoals wiskunde, met vijf lesuren per week, kan het oplopen tot tien uren die een leerling mist. De ouders zijn daar bezorgd over.
De school is echt niet bij machte om vervangers te vinden. Het is een reëel probleem. Ik weet niet of het systeem oneindig houdbaar is. Je voelt bij de scholen dat er weinig rek is. Ik vind toch dat dit moet worden meegenomen en, als er nu geen terugschroeven van die besparingsmaatregel kan zijn bij het volledige lerarenloopbaandebat, dit zo dan op te lossen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, u hebt de link gelegd met het basisonderwijs en daar ben ik blij om. In het basisonderwijs gaat het over een totaal ander systeem. Ondanks het feit dat men er wel een korte vervanging kan doen, wordt men er ook geconfronteerd met een schrijnend tekort aan leerkrachten, zowel voor korte vervangingen als voor langere vervangingen. De oorzaak ligt deels bij het afhaken van afgestudeerden die in het begin van het schooljaar merken dat de werkgelegenheid heel klein is. Verder in het schooljaar vermeerdert die omdat er meer mensen afwezig zijn, maar intussen hebben ze al uitgekeken naar een andere job.
Minister, ik werk al een zestal maanden niet meer in het werkveld zelf. Er is een ronde van Vlaanderen geweest. Volgens een aantal schooldirecties zou er een voorstel zijn van het ministerie van Onderwijs om per 1 voltijdse equivalent (FTE) nog in een budget voor 0,4 equivalenten te voorzien om zieke personeelsleden te vervangen. Als men die 0,4 equivalenten onmiddellijk bij de personeelsformatie van schoolgemeenschappen zou toekennen, dan heeft dat een heel aantal voordelen. Minister, is dat voorstel er of niet? Als het zo is, kunnen er meer afgestudeerden onmiddellijk worden aangenomen in de schoot van een scholengemeenschap. Het personeelsbeleid van een scholengemeenschap, de aanvangsbegeleiding en het mentorschap kunnen dan ook beter en meer gestructureerd worden georganiseerd. Als er weinig zieken zijn, kan er zorg worden gegeven. De directeur moet dan ook niet dagenlang zoeken naar een vervanging. Er zouden dus een aantal voordelen zijn. Minister, ik heb het nog niet bevestigd gekregen, maar blijkbaar zouden schoolgemeenschappen initiatieven nemen om de problematiek van afwezigheden op te vangen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de vraag naar de impact van die maatregel in scholen is legitiem. Maar er is ook de responsabilisering van de directies. Er bestaan maatregelen voor. Als een directie van een school zich vragen stelt bij de afwezigheid van een leerkracht, dan kan men een controlegeneesheer sturen om na te gaan of de afwezigheid door ziekte gerechtvaardigd is of niet. Minister, hebt u zicht op het aantal controlegeneesheren dat is uitgestuurd door Onderwijs? Als er automatisch 0,4 FTE bij komt, wat is dan nog de responsabilisering om na te gaan of iemand al dan niet echt ziek is? Het geld en de middelen komen toch, de belastingbetaler betaalt.
Stel dat er een serieuze griepepidemie is. In die periode is er een andere situatie. Minister, hoe vaak zijn er leerkrachten aangeworven met werkingsmiddelen of andere middelen om leemtes op te vullen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandenberghe, ik heb uw vraag gesteld aan mijn adjunct-kabinetschef, maar die verstond de vraag niet, wat natuurlijk ook te wijten kan zijn aan de slechte vraagstelling van mezelf. Hetzelfde voor collega Daniëls. Ik zal nagaan welke cijfers er zijn.
Ik heb daarnet al gezegd dat wij niet weten wie op vrijwillige basis wordt aangeworven omdat scholen dat niet moeten rapporteren. Ik ga daarover de scholen ook niet bevragen. Wat mevrouw Meuleman daarnet heeft verteld over de schoolopdracht, is natuurlijk iets anders en kan wel deel uitmaken van een loopbaanpact. Het zit mee in de onderhandelingen. Wie het met eigen middelen doet, dat kan onderzocht worden, maar moet ook school per school worden uitgefilterd.
Ik zal nagaan welke informatie ik kan krijgen, maar ik heb die nu niet bij me.
Mijnheer Vandenberghe, u krijgt een schriftelijk antwoord, of beter nog, u kunt misschien een schriftelijke vraag stellen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil het nog even hebben over de laatste opmerking van de heer Daniëls. Het is toch eigenaardig dat men niet kan bijhouden hoeveel mensen er met eigen middelen van de school worden tewerkgesteld omdat ze dat niet moeten aangeven. Het is duidelijk ook door de OESO aangehaald. Het is eigenaardig dat we totaal geen zicht hebben op het inzetten van middelen. Als er inderdaad grote delen van de werkingsmiddelen worden gebruikt voor de omkadering en vervangingen en als de overheid daar geen zicht op heeft, dan is dat toch eigenaardig. In het kader van de transparantie van de besteding van middelen zou dit toch moeten worden onderzocht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.