Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, door minister Turtelboom werd het initiatief genomen om een actieplan op te stellen voor de vergroening van het voertuigenpark in Vlaanderen. In dit actieplan zijn een aantal maatregelen uitgewerkt en wordt hard gewerkt aan de uitrol van de nodige infrastructuur.
In het actieplan is een specifiek hoofdstuk uitgewerkt dat onder uw bevoegdheid valt omdat “de Vlaamse overheid als launching customer” wordt gezien. Dit past perfect in de geest van het regeerakkoord, waarin gesteld wordt dat de Vlaamse overheid een voorbeeld moet zijn voor het beleid dat zij wil uitrollen.
De vloot van de Vlaamse overheid is dan ook een belangrijke nichevloot voor rijden op elektriciteit en aardgas, niet alleen omdat vele wagens steeds naar dezelfde plaats terugkomen, maar ook omdat de wagens in functie van het gebruik kunnen worden gekozen en uiteraard ook als voorbeeldfunctie. Door de specifieke ogenblikken waarop de vloot van de Vlaamse overheid wordt gebruikt, ’s avonds en in het weekend, zijn er zelfs opportuniteiten voor autodelen. Bovendien is het zo dat gelet op de prominente locaties waar de voertuigen van de Vlaamse overheid worden gestationeerd, deze nog meer geschikt zijn voor autodelen. Ook de circulaire gedachte is een beleid waar deze Vlaamse Regering de mond van vol heeft en waar zij dus ook een voorbeeld moet stellen.
Minister, in antwoord op de schriftelijke vraag van de heer Maertens, vraag nummer 174, hebt u een overzicht van het wagenpark van de Vlaamse overheid gegeven. Deze cijfers komen echter niet overeen met de cijfers op de overheidswebsite bestuurszaken.be. Kunt u dit verklaren? Hoever staat u met de uitrol van laadinfrastructuur op de terreinen van de Vlaamse overheid? Welke ambities schuift u hier naar voren, zowel wat betreft publiek toegankelijke laadpunten op deze locaties als wat betreft laadpunten die enkel door de overheid kunnen worden gebruikt? Hoe ziet u de verdere uitrol van groene voertuigen binnen de Vlaamse overheid? Het actieplan spreekt van een ambitieniveau van 10 procent, maar in de praktijk betekent dit slechts 30 tot 40 procent milieuvriendelijke wagens tegen 2020. Hoe staat dit in verhouding met uw inspanningen op het vlak van laadinfrastructuur? Kunt u een stand van zaken geven van de ontwikkelingen van afgelopen jaar over autodelen binnen het wagenpark van de Vlaamse overheid? Hoe ziet u autodelen concreet evolueren naar het einde van deze legislatuur? Hoe evalueert u de suggestie om waterstoftankstations te openen op de terreinen van de Vlaamse overheid? Welke concrete acties onderneemt u om dit mogelijk te maken? Wat zijn daarbij eventuele hinderpalen? Welk resultaat hoopt u te verwezenlijken tegen 2019?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik zal beginnen met de zogenaamde onduidelijkheid in de cijfers. Ik zal het u heel simpel uitleggen hoe dat komt. In de oorspronkelijke vraag van de heer Maertens gaat het over een ander toepassingsgebied. De vraag ging over alle entiteiten die gebruikmaken van de beheerstool van het Facilitair Bedrijf. De cijfers die u op de website vindt, gaan over alle entiteiten. Het toepassingsgebied is dus veel ruimer. De heer Maertens vroeg dus wie van de Vlaamse overheid gebruikmaakt van de beheerstool. Ik hoop dat dit misverstand nu de wereld uit is. Het toepassingsgebied van de webstek gaat bijvoorbeeld ook over het Agentschap voor Natuur en Bos, over Sport Vlaanderen. Zij hebben een zeer uitgebreid wagenpark. Vandaar dus het verschil.
Het is ook belangrijk om een globaal beeld te kunnen geven van de vloot van de Vlaamse overheid. Daarvoor bevragen we ook jaarlijks alle entiteiten en worden gegevens van de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) gebruikt om deze data te kunnen verrijken. Deze data staan op de website, maar zijn inmiddels ook wel een beetje verouderd en moeten dus worden geactualiseerd. Ik kan u vertellen dat mijn administratie momenteel al volop bezig is en ijverig aan het werk is met de actualisatie van deze cijfers.
U vraagt naar de uitrol van de laadinfrastructuur op de terreinen van de Vlaamse overheid. Ik kan natuurlijk enkel spreken binnen mijn eigen bevoegdheden, en dan bedoel ik mijn bevoegdheid van Bestuurszaken. Over terreinen en gebouwen van bijvoorbeeld de VDAB, die een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) is, heb ik als minister van Bestuurszaken niets te zeggen. Ik kan u een antwoord geven over de grote administratieve gebouwen zoals de Vlaamse administratieve centra (VAC’s), waar er momenteel ook al stopcontacten zijn voor elektrisch laden aan mediumsnelheid, level 2. Er zijn soms ook laadpunten in de onmiddellijke omgeving van B-Parking, de parking van de NMBS. Voor de administratieve gebouwen waar in de onmiddellijke omgeving een laadpunt van level 2 of 3 van B-Parking is, zal het Facilitair Bedrijf geen eigen laadinfrastructuur plaatsen.
Voor publieke laadpunten – en ik hoop dat dit antwoord u toch een klein beetje verheugt – laten we onderzoeken of laadinfrastructuur voor personeel maar ook bezoekers kan worden geïnstalleerd. Wat betreft laadinfrastructuur voor andere voertuigen dan elektrische voertuigen, zoals voertuigen op compressed natural gas (cng), hebben we een voldoende hoge autonomie. Er zijn in Vlaanderen voldoende tankstations om aan deze behoefte te kunnen voldoen. Voor mij als minister van Bestuurszaken is hier dus geen bijkomende rol weggelegd. Laadstations voor cng en waterstof zijn bovendien redelijk duur, erg specifiek en vergen een bijzondere milieuvergunning, wat het nog gecompliceerder zou maken, mocht de Vlaamse overheid zich hiervoor engageren.
U hebt in het antwoord op de vraag van de heer Maertens kunnen lezen dat er een actieplan is om het wagenpark van de Vlaamse overheid te vergroenen door onder meer het eerst aanbieden van groene wagens door bijvoorbeeld het Facilitair Bedrijf. Daarnaast is er ook het evalueren en mogelijk bijsturen van de omzendbrief over het advies bij aankoop of leasen van wagens.
U hebt zelf verwezen naar een initiatief van minister Turtelboom over de 10 procent groene wagens die de Vlaamse overheid zal moeten tellen. Ik wil hier duidelijk de opmerking maken dat die 10 procent enkel gaat over de nieuw aangekochte wagens. Het is onbetaalbaar, hoe nobel het ook zou zijn, om heel de vloot met 10 procent te vergroenen. We hebben heel duidelijk samen met collega Turtelboom – het staat ook zo in haar nota – afgesproken dat het gaat over 10 procent op de aankoop van nieuwe voertuigen.
We moeten ook benadrukken dat het wagenpark finaal niet alleen vergroent maar ook verkleint. Dat is goed voor het leefmilieu en het klimaat. Dan komen we bij twee belangrijke proefprojecten die daar een belangrijke bijdrage in kunnen leveren. Het gaat om de twee proefprojecten van autodelen. Als ik me niet vergis, is collega Vandenbroucke er dit weekeind nog mee in de media geweest. Er is dus een proefproject lopende voor het delen van voertuigen tussen zes entiteiten van de Vlaamse overheid zodat er uiteindelijk minder wagens nodig zijn binnen die entiteiten. Het klinkt misschien heel gemakkelijk te realiseren maar in de praktijk is dat allesbehalve zo, omdat veel entiteiten op hun eigen autonomie staan, en dat begrijp ik ook wel. Het is heel moeilijk om dat over de grenzen van alle entiteiten te doen, maar ik ben toch blij dat er een proefproject loopt waaraan alvast zes entiteiten deelnemen.
Er wordt ook een proefproject opgestart om het gebruik van cambiovoertuigen eenvoudig mogelijk te maken. We kunnen bijvoorbeeld het concept van ketenmobiliteit hier goed in gebruiken. Iemand reist bijvoorbeeld met de trein van Brussel naar Hasselt en reist vandaar verder met een cambiovoertuig zodat het milieu minder wordt belast.
Het delen van voertuigen met burgers is hier in de commissie al verschillende keren terecht aan bod gekomen. Maar ik moet zeggen dat ik nog altijd niemand bereid heb gevonden om deze belangrijke verantwoordelijkheid op zich te nemen en ik kan geen enkele entiteit verplichten om dat wel te doen. Het is een beetje jammer. Er is blijkbaar bij geen enkele entiteit animo om hier een voortrekkersrol in te spelen. Ik betreur dat. Ik hoop dat u mij er gelijk in geeft dat ik dat niet van boven af kan opleggen, want dan is het bij voorbaat gedoemd om te mislukken.
De technologie van rijden op waterstof is nog erg jong. Waterstofwagens zijn dan ook nog zeer duur in aankoop op dit moment. Voor de toekomst is dit absoluut iets waar we over moeten nadenken en zeker niet bij voorbaat mogen uitsluiten maar moeten meenemen. Als we dergelijke wagens in gebruik nemen, zullen we eerst gebruikmaken van de infrastructuur die al bestaat. Indien het aantal waterstofvoertuigen sterk zou stijgen, dan is het evident dat na evaluatie kan worden beslist om alsnog zelf een tankstation te plaatsen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, dank voor de opheldering over het verschil in cijfers; daarmee is dat uit de wereld en weten we waaraf en waaraan.
De terreinen van de overheid, de EVA’s, zijn niet opgenomen, heb ik opgeschreven. Wat de publieke toegankelijkheid betreft, heb ik begrepen dat u ook voor bezoekers elektrisch laden aanbiedt in overheidsgebouwen. Dat is alvast aardig.
Wat uw opmerking betreft over de andere tankstations, namelijk cng en waterstof, waarbij er voor cng voldoende tankstations zijn, moet ik u toch tegenspreken. Het is zo dat er zeer weinig tankstations in Vlaanderen zijn en dat, als je een paar voertuigen hebt binnen het overheidsarsenaal en er hier in Brussel een tankstation is, dan zijn die al zeer snel rendabel. Zelfs voor waterstof, een zeer dure technologie, maar wel de meest schone tot dusver, blijkt dat zodra acht wagens gebruikmaken van een waterstoftankstation, dat al break-even draait. Als we weten dat het centrum voor waterstofkennis in Vlaanderen gevestigd is, dan ligt daar een opportuniteit om als overheid zelf te kijken naar de aanschaf van een dergelijk waterstofstation.
Wat betreft de ambities hebt u niet overal op geantwoord, toch niet wat de ambities zijn wat betreft het autodelen. Ik begrijp wel dat er bij de administraties een wat aarzelende houding wordt aangenomen. U zegt dat u het niet kunt opleggen. Sta me toe dan toch eens te polsen naar de mate waarin u een omzendbrief afdwingbaar zou kunnen maken. Ik denk dat daar toch opportuniteiten kunnen liggen. Ik denk dat in zaken als autodelen het vaak zo is dat door een voorbeeld aan te bieden, dat kan werken. Als u gewoon een brief stuurt naar een diensthoofd en vraagt of die het zou zien zitten om autodelen te installeren, dan is het antwoord natuurlijk neen, want men kent dat niet en is dat niet gewoon. Het vraagt natuurlijk net iets meer push en motivatie om daar de gunsten en de deugden van in te zien. Wel ben ik zeer tevreden dat u het aspect van de ketenmobiliteit wil incorporeren in het algemene beleid van de Vlaamse vloot.
Er is een actieplan om het wagenpark te vergroenen met 10 procent, niet van alle wagens omdat dat zeer duur zou zijn, maar 10 procent van de nieuw aangekochte wagens. Dan is het toch wel teleurstellend dat in 2014 er nog 198 dieselwagens werden aangekocht tegenover 9 elektrische wagens, 6 lpg-wagens en vier hybride diesels. Dat zijn toch cijfers die teleurstellend zijn. Als we met dat actieplan vooruit willen, dan moet de Vlaamse overheid een tandje bij steken, minister. Er zijn een aantal praktische bezwaren, maar u zult het hopelijk met mij eens zijn dat daar waar vele mensen praktische bezwaren als het einde van een transitie of van een ambitie zien, dat voor de Vlaamse overheid allerminst het geval mag zijn en dat wij, wanneer die praktische bezwaren in het verschiet komen, er alles aan moeten doen om die uit de weg te ruimen.
Minister, graag had ik uw bijkomende inzichten over het afdwingbaar maken van de omzendbrief gehoord, alsook over de percentages in het aankoopbeleid.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zou eerst het pleidooi van collega Schiltz dat er een tandje bij moet worden gestoken, een extra steuntje willen geven. Ik denk dat er bij momenten toch nog heel wat tandjes bij zullen moeten worden gestoken om echt de ambities waar te maken. Het tempo waaraan dat nu verloopt, is laag, en de Vlaamse overheid moet het voorbeeld geven. Dat is zelfs geen keuze. Minister, ik wil zelfs niet vragen of u dat van plan bent. Dat moet zo zijn. Ik kan misschien snappen dat er met betrekking tot cng twijfels zijn met betrekking tot de vraag of dit de juiste methodologie is enzovoort, maar als het gaat over elektrische wagens, weten we gewoon dat we daarop moeten inzetten. U zegt te zullen onderzoeken op welke manier bezoekers van Vlaamse overheidsdiensten eventueel elektrisch zouden kunnen laden. Dan denk ik: laat dat alstublieft vooruitgaan. Zorg ervoor dat we dat aanbieden, dat er een ondersteuning is op alle mogelijke manieren. Dit is een heel concrete manier. Lukt het in eerste instantie misschien niet om dat betalend te doen, dan kan eventueel worden aangeboden om dat niet-betalend te doen, en als de kosten hoog oplopen, dan kunt u zien hoe er eventueel een betaling moet komen.
Ik vond uw antwoord over autodelen heel mager. U zegt dat u dat hebt gevraagd, maar dat ze niet willen. Goed, ofwel is de vraag dan niet juist gesteld, ofwel is de stimulans misschien niet de juiste. U kunt hen niet verplichten, maar u moet ervoor zorgen dat dit aantrekkelijk genoeg is. Het is wel degelijk mogelijk. Het gemeentebestuur van de gemeente Kontich heeft dat aangetoond. Daar worden auto’s van de gemeente die tevoren werden ingezet voor bijvoorbeeld ziekenvervoer of het vervoeren van personen met een zorgnood, tijdens de uren waarin ze niet worden gebruikt gewoon ingezet voor de bewoners. Dat is een enorm succes. Dat is ook interessant voor de gemeente, want financieel is dat veel interessanter dan die auto’s stil te laten staan. Minister, dan denk ik: als Kontich het kan, dan kan de Vlaamse overheid dat ook.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik zal beginnen met uw vraag. Deze problematiek is in deze commissie al diverse keren aan bod gekomen. Dit heeft natuurlijk niet alleen te maken met het feit dat ik dat moeilijk kan opleggen. Ik kan het wel opleggen aan entiteiten die onder mijn bevoegdheid vallen, maar laat het nu net de grote entiteiten zijn, de Vlaamse administratieve centra en dergelijke meer, die niet onder mijn bevoegdheid vallen en die ook het meest in aanmerking komen voor zulke zaken. Ik heb in het verleden in deze commissie ook al gewezen op een aantal praktische bezwaren. Ik kan me best voorstellen dat er in de gemeente Kontich een zeer goed project is, maar als men dat gaat doen in gebouwen van de Vlaamse overheid, dan wil dat ook zeggen dat de parking toegankelijk moet zijn, dat er een conciërge aanwezig moet zijn om dat te kunnen realiseren en dergelijke meer. Dat zijn allemaal praktische bezwaren die niet zo evident zijn. Maar goed, ik denk dat het inderdaad een zeer ambitieuze doelstelling zou kunnen zijn, en we laten dat in ieder geval niet los, maar het lijkt me moeilijk om dat zomaar te gaan opleggen aan een entiteit die niet onder mijn bevoegdheid valt.
Wat die laadinfrastructuur voor voertuigen op cng betreft, denk ik dat er momenteel wel voldoende capaciteit is voor het aantal wagens van een dergelijk type die nu worden gebruikt. Als we echter natuurlijk een bepaalde evolutie zien in de toekomst, dan lijkt het me ook goed dat we dat op de voet volgen en dat we misschien wél kunnen overwegen om zelf in infrastructuur te voorzien. Momenteel denk ik echter dat er voldoende aanbod is. Dat is ook het oordeel van mijn collega’s. Verandert er iets, is er een belangrijke doorbraak, is er een grote evolutie, dan zullen we natuurlijk ook meegaan met onze tijd.
Wat die 10 procent qua aankoop betreft, excuseer, maar dat was natuurlijk een beslissing van de Vlaamse Regering. We hebben daar heel bewust voor gekozen. Die beslissing is ook nog maar twee maanden geleden genomen. U hebt verwezen naar de aankoop van dieselwagens in 2014. Wij hebben dat pas in 2016 beslist. Ik vind het goed dat we dat hebben beslist, maar natuurlijk is dat niet met terugwerkende kracht, wat zou betekenen dat we auto’s uit 2014 opnieuw moeten verkopen. Ik kan u wel meegeven dat we vanuit het oogpunt van mijn bevoegdheid een omzendbrief hebben gestuurd naar iedereen en dat we iedereen op zijn verantwoordelijkheid hebben gewezen. Het lijkt me ook goed om mee te geven dat we dat blijven monitoren, maar ik heb ook al gewezen op het feit dat in mijn ogen de Vlaamse overheid jammer genoeg nog steeds een beetje te veel werkt als verschillende, naast elkaar levende eilandjes. Als we echter merken dat die omzendbrief niet wordt nageleefd, dan meen ik dat we in de schoot van de Vlaamse Regering toch nog wel eens een goed gesprek moeten hebben over het verplicht centraal opleggen van het beheer van het wagenpark. Dat zou het milieu immers ten goede komen. Zo ver zijn we vooralsnog niet, maar als we inderdaad zien dat er slechte leerlingen in de klas zijn, dan moeten we dat toch op zijn minst overwegen, als we ambitieuze doelstellingen willen halen tegen 2020, en als we als Vlaamse overheid ook wat dit betreft het goede voorbeeld willen geven.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb helaas nog geen antwoord gekregen op mijn vraag hoeveel laadpunten er aanwezig zijn in de overheidsgebouwen. Ik wil momenteel dan de extern verzelfstandige agentschappen gerust even uitsluiten en alleen uw eigen gebouwen bekijken. U hebt een studie laten uitvoeren over de laadpunten die publiek toegankelijk zijn. Wanneer is dat gebeurd? Ik kan daar immers moeilijk een zicht op krijgen. Het stelt me toch wel een beetje teleur dat uw houding er veeleer een is van volgen dan van leiden. De doelstelling van 10 procent van de nieuw aangekochte wagens lijkt me een doelstelling die wel over de verscheidene entiteiten kan worden verdeeld. Ik meen dat daar wel dwingende doelstellingen aan moeten worden gekoppeld. Het is niet eens zo veel: het is maar 10 procent.
Om terug te komen op het autodelen, dat zal niet een-twee-drie veranderen. Dat vraagt een mentaliteitsverandering. Met het schrijven van één briefje naar de diensthoofden is dat niet opgelost. Ik denk dat er bijkomende acties nodig zullen zijn opdat dat actieplan niet alleen een plan blijft, opdat er daadwerkelijk actie komt.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik wil u die bijkomende informatie bezorgen, maar de vraag naar het aantal punten stond niet in uw oorspronkelijke vraag om uitleg. Nu kan ik dat niet zeggen. In alle grote gebouwen die we hebben, zijn ze aanwezig, ofwel staan ze in de B-Parkings van de NMBS. Ik zal u de concrete cijfers nog overmaken.
Minister, de reden waarom ik u dit vraag, is om de levensvatbaarheid te kennen van een groter aandeel elektrische wagens in de buurt. Uw antwoord is ruimschoots voldoende. Ik kijk uit naar de schriftelijke bezorging van de concrete cijfers over het aantal laadpalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.