Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, vorige week was het de Week van de Vrijwilliger. We hebben er heel veel in ons land en in Vlaanderen, en die hebben we allemaal heel hard nodig, op heel veel terreinen, niet het minst in de welzijns- en gezondheidszorg. In totaal zijn er in ons land zo’n 900.000 vrijwilligers. Zij zetten zich in vanuit een eigen motivatie, omdat ze iets graag doen of omdat ze zich op maatschappelijk vlak willen engageren.
In de welzijnssector werken heel wat organisaties met vrijwilligers. Vaak zijn zij een meer dan welkome en waardevolle hulp voor professionele zorgverleners. Onder meer de diensten voor oppashulp zenden heel wat vrijwilligers naar hun cliënten. Ook in woonzorgcentra zijn talrijke vrijwilligers actief, die vaak een groot aandeel hebben in het verlichten van de werklast van de professionele verpleeg- en zorgkundigen aldaar.
Omdat onze maatschappij de waarde van het vrijwilligerswerk – overigens niet alleen in de welzijnssector – onderkent en het engagement wil aanmoedigen, bestaan er verschillende instrumenten om de vrijwilliger te ondersteunen. Zo verplicht de wet organisaties om een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten voor hun vrijwilligers, en kunnen vrijwilligers binnen de wettelijke barema’s een vergoeding toegekend krijgen, de zogenaamde vrijwilligersvergoeding, om de onkosten verbonden aan hun engagement te compenseren. Die vergoeding bedraagt maximum 32,71 euro per dag of 1308,38 euro per jaar.
Veel vrijwilligers hebben tegen het einde van het jaar die limiet echter bereikt. Op die manier wordt een rem gezet op het vrijwilligerswerk. Indien de grens van de vrijwilligersvergoeding zou worden opgetrokken, zouden meer mensen zich vaker kunnen inzetten. Onze federale collega Sonja Becq heeft vorige week nog gepleit voor een dergelijke verhoging. Ze beklemtoonde daarmee wat het Vlaams Parlement in de vorige legislatuur ook al aan de regering vroeg door middel van een resolutie, goedgekeurd in februari 2014, betreffende de ontwikkeling van buurtgerichte ondersteuning van zorgafhankelijke mensen, waarin we vroegen om “bij de Federale Regering aan te dringen op een verhoging van het jaarplafond inzake onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidszorg, in het bijzonder wat oppashulp betreft”.
Op het einde van de vorige legislatuur lanceerde ik ook het voorstel om gepresteerde uren vrijwilligerswerk bij een erkende zorginstelling onder bepaalde voorwaarden fiscaal aftrekbaar te maken, of dat alleszins te onderzoeken. Aan de ene kant wordt de vrijwilligersvergoeding immers niet belast, en aan de andere kant kan wie een financiële gift doet aan een goed doel, het bedrag van die gift fiscaal inbrengen. Ik vind dat een anomalie, want het laat uitschijnen dat geldelijke bijdragen die mensen leveren, belangrijker zijn dan persoonlijke inzet, terwijl we beide absoluut nodig hebben.
Minister, is het u bekend dat welzijnsorganisaties kampen met problemen met betrekking tot het aantal vrijwilligers, vanwege het maximumbedrag dat ze op jaarbasis aan vergoeding kunnen krijgen? Bestaat daar onderzoek naar? In hoeverre hebt u al gevolg gegeven aan de vraag in de resolutie van 2014 met betrekking tot overleg met de Federale Regering aangaande het verhogen van het plafond inzake onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidszorg? En wat is uw standpunt met betrekking tot de anomalie dat een vrijwillige bijdrage in geld fiscaal gehonoreerd wordt en vrijwillige inzet in werk niet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het spreekt vanzelf dat de basis voor het doen van vrijwilligerswerk het engagement blijft en niet de hoogte van de onkostenvergoeding. De forfaitaire vrijwilligersvergoeding is bedoeld als een beperkte vergoeding voor de onkosten. En ze maakt het mogelijk dat de realiteit en de omvang van die kosten niet moeten worden bewezen.
De wet van 3 juli 2005 stipuleert eveneens dat indien het geïndexeerde bedrag van 1308,38 euro op jaarbasis overschreden wordt, de vergoedingen beschouwd worden als een terugbetaling van effectief gemaakte kosten. In dat geval moeten die kosten aangetoond kunnen worden aan de hand van bewijskrachtige documenten. De wet voorziet met andere woorden in de mogelijkheid om het forfaitaire bedrag op jaarbasis te overschrijden.
We hebben inderdaad vragen gekregen, onder andere vanuit de diensten voor oppashulp, naar het verhogen van het jaarplafond inzake de vrijwilligersvergoeding. Die vraag is er gekomen naar aanleiding van het feit dat naar het einde van het jaar het aanbod aan oppas de vraag moeilijk kan volgen. We hebben geen systematisch overzicht voor het hele domein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Er bestaat evenmin onderzoek naar. In de vorige legislatuur heb ik wel al, ook naar aanleiding van soortgelijke vragen, de vraag aan de federale overheid gesteld om te kijken of er geen aanpassingen mogelijk waren.
Naar aanleiding van de vraag van de diensten voor oppashulp hebben we dit besproken met het kabinet van mijn federale collega Peeters. We hebben het daar op de agenda gezet, maar het overleg is nog niet afgerond.
De Vlaamse Regering heeft op 26 februari een conceptnota betreffende een gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid goedgekeurd. Via een gecoördineerd vrijwilligersbeleid wil de Vlaamse Regering tot een verbeterde omgeving en ondersteuning van het vrijwilligerswerk komen, waardoor het vrijwilligerswerk beter gedijt en vrijwilligers zich meer gewaardeerd en ondersteund weten.
Zo zal gewerkt worden aan een Vlaamse visie op vrijwilligerswerk. Het vrijwilligerswerk staat immers voor verschillende uitdagingen. Denk maar aan de relatie tussen vrijwilligerswerk en de vermaatschappelijking van de zorg, de druk op het vrijwillige karakter van vrijwilligerswerk, de positie van het vrijwilligerswerk als meerwaarde voor de samenleving enzovoort. Daarnaast willen we de duizenden vrijwilligers beter ondersteunen, onder meer via vorming van de vrijwilligers zelf, maar ook via meer en betere afstemming en samenwerking tussen de verenigingen. Tot slot wensen we ook de regellast te verminderen. Op bepaalde vlakken zijn de administratieve lasten nodeloos hoog. Vanuit de overheid opgelegde administratieve verplichtingen moeten zich tot een minimum beperken, zowel voor de organisatie als voor de vrijwilliger.
Om hieraan tegemoet te komen, kijken we naar de regels die op Vlaams, lokaal en federaal niveau zijn uitgezet. De regels in verband met fiscale behandeling van vergoedingen zullen in dit kader ook worden bekeken, in overleg met de federale overheid.
Mijn collega-minister van Cultuur neemt de coördinatie van dit project op zich. Voor de uitwerking van dit project zal een Horizontaal Overleg Vrijwilligersbeleid (HOV) worden opgestart met ambtenaren uit de verschillende departementen en agentschappen van de Vlaamse administratie, het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk, de Verenigde Verenigingen en enkele bijkomende experts. Per betrokken beleidsdomein wordt een Verticaal Overleg Vrijwilligersbeleid georganiseerd met als taak de specifieke beleidsinitiatieven van het betreffende beleidsdomein te toetsen aan de visie en aan het plan dat het HOV heeft uitgewerkt, en voorstellen tot bijsturing te formuleren.
Vanwege het effect dat een maatregel kan hebben op vrijwilligerswerk in andere domeinen en sectoren, is het belangrijk om een zicht te hebben op vragen en noden binnen het domein en over alle sectoren heen. Daarom vinden we het belangrijk om de verdere standpunten na onderzoek en bespreking op te nemen in het geplande overleg. Het is belangrijk dat we vrijwilligerswerk blijven stimuleren in de diverse sectoren.
We hebben het federale niveau bij meerdere gelegenheden de vraag gesteld. Dat debat moet worden gevoerd, maar dit is een zeer exclusieve federale bevoegdheid.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dat laatste is me inderdaad bekend, maar ik wilde maar eens polsen.
Natuurlijk is engagement het allerbelangrijkste. Mensen doen vrijwilligerswerk uit engagement en niet voor de vergoeding. Toch zijn we er allemaal van overtuigd dat we hen moeten ondersteunen in een aantal zaken. De federale wetgeving heeft daarvoor de eerste stappen gezet met de wet van 2005, waarin de verzekering werd opgelegd en de vrijwilligersvergoeding werd ingevoerd.
We hebben tijdens de vorige legislatuur gedetecteerd dat er zich bij de oppashulpen een probleem situeert. Ik ben tevreden dat u dat probleem al hebt aangekaart en dat het mogelijks zal worden opgenomen in nieuwe regelgeving. Ik heb ook de conceptnota die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd, gelezen. Minister Gatz is inderdaad coördinerend minister. Daarin staan al een aantal elementen, maar ze vragen nog veel verdere uitwerking om ook op Vlaams niveau een beleid dat vrijwilligerswerk ondersteunt, te kunnen voeren. Ik heb daarover vorige week een vraag gesteld aan de minister van Werk met betrekking tot de aangifteplicht bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de bemiddelingen die de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding doet.
Ik hoop dat het probleem inzake de diensten voor oppashulp kan worden opgelost, want die leveren heel goed werk. Het zou spijtig zijn als sommige vrijwilligers tegen het einde van het jaar geen oppasdienst meer kunnen verrichten omdat de maximale vergoeding is bereikt. Ik weet dat dit op zich niet verhindert dat ze alsnog oppaswerk verrichten, maar ze voelen er zich minder voor ondersteund of gehonoreerd.
Iedereen weet dat de fiscale regeling een exclusieve federale bevoegdheid is. Dat neemt niet weg dat we dit nog eens in het parlement mogen onderstrepen.
Ik vond het een zeer terechte opmerking dat centen blijkbaar wel gehonoreerd worden en werken wat minder. Misschien moeten we onze collega’s op verschillende beleidsdomeinen daar attent op maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.