Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, bij de verschillende besprekingen die er al zijn geweest over het nieuwe decreet voor de georganiseerde sportsector, haalde u aan dat de sportfederaties een ‘van A tot Z’-aanbod zullen moeten hebben en dat alle sporters een gelijke behandeling moeten krijgen.
Bij de bespreking van de beleidsbrief Sport vroeg ik u hieromtrent twee zaken. Wat met individuele leden van de sportfederaties, die dus niet bij een club zijn aangesloten? En wat met kleine, nieuwe of innovatieve sporten en sporters?
De recent gepubliceerde participatiesurvey gaf aan dat 25,8 procent van de Vlamingen aan sport in clubverband doet, of dat in functie van de populatie van mensen die sporten, 41,4 procent dat in clubverband doet. Iets concreter nog sport 14,5 procent uitsluitend in een sportclub, waarvan 12,5 procent bij een unisportclub en 2 procent bij een omnisportclub. 34,6 procent van de sporters doet uitsluitend aan ‘lightsport’: 10,1 procent doet uitsluitend aan sport in een informele groep, 23,5 procent doet dat uitsluitend individueel.
Het Vlaamse beleid is al in zekere mate gevoelig voor die realiteit, zoals in het geval van de impulssubsidies voor de Finse pistes, waar veel gebruik van gemaakt wordt door lightsporters. Aan de andere kant zien we dat een aantal sportfederaties ook deze groep probeert te bedienen. Zij maken het bijvoorbeeld mogelijk om lid te worden bij een sportfederatie, zonder lid te zijn van een sportclub. Zo kan ook de lightsporter gebruikmaken van de service van de sportfederatie, denken we aan nieuws, informatie, verzekering en sportevenementen. Dit is zeker positief, omdat ook de lightsporter zo de kans krijgt om geïnformeerd en met een zekere omkadering te sporten.
Toch blijkt dit in de huidige subsidieregeling nog niet te zijn doorgedrongen. Sportfederaties moeten bij de ledenbestanden die ze doorgeven aan Sport Vlaanderen, telkens aangeven bij welke sportclub een lid aangesloten is. Met andere woorden, de lightsporters worden door sommige sportfederaties wel bediend, maar in het Vlaamse subsidiebeleid worden zij niet meegeteld.
Daarnaast moet per lid worden aangegeven welke sporttakken worden beoefend. Daarbij geldt de sporttakkenlijst. Op dit moment zijn er al een aantal sporten die wel aangeboden worden door sportclubs maar niet opgenomen zijn in de sporttakkenlijst.
Ik heb u al vragen gesteld over de mogelijkheden voor innovatieve sporten binnen het nieuwe Sportfederatiedecreet, omdat de minimale ledenaantallen voor zulke sporten een moeilijke horde lijken te worden. U antwoordde toen dat het mogelijk is en dat dit niet onoverkomelijk moest zijn, omdat er ook initieel gewerkt kan worden binnen een multisportfederatie om daarna potentieel door te groeien naar een eigen federatie.
Minister, het uitvoeringsbesluit dat bij het huidige decreet hoort, legt vast dat telkens per lid moet worden aangegeven bij welke club iemand is aangesloten en welke sporttakken door dat lid beoefend worden. Hoe ziet u dat bij het nieuwe decreet?
Mijn tweede vraag betreft de lightsporters. Zullen zij nu wel meegeteld worden als leden? Indien niet, welke incentive hebben de sportfederaties dan om zich in dat ‘van A tot Z’-aanbod ook te richten naar de lightsporter?
Wat betreft nieuwe, kleine of innovatieve sporten zien we dat sommige niet op de sporttakkenlijst voorkomen. Ik geef twee voorbeelden. Er zijn sportclubs die zulke sporten aanbieden en die zich dan aansluiten bij een gesubsidieerde sportfederatie. Ik denk aan Freerunning en Parkour, die zich bijvoorbeeld hebben aangesloten bij de Gymnastiek Federatie Vlaanderen (Gymfed).
Daarnaast zijn er sportclubs die sporten aanbieden die niet of nog niet op de sporttakkenlijst voorkomen, maar die zich wel verenigd hebben in een eigen federatie. Die federatie haalt dan wanneer het over een nieuwe sport gaat, de subsidievoorwaarden niet of heel moeilijk. U gaf aan dat nieuwe sporten in eerste instantie bijvoorbeeld bij een multisportfederatie zouden kunnen aansluiten. Maar welke incentive is er voor die laatste federaties om zich ook voor deze sporters in te zetten wanneer de leden niet meetellen voor subsidiëring?
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoorden op deze belangrijke vragen.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Bajart, ik hoop dat u mij begrijpt. Het is uit respect voor het parlement dat ik heel weinig ga antwoorden op uw vraag. We zijn aan de derde principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet. Ik vind het heel moeilijk om commentaar te geven op uitvoeringsbesluiten van een voorontwerp van decreet dat nog niet definitief is goedgekeurd door de regering, laat staan dat het debat in het parlement al is gevoerd.
Ik ga ervan uit dat jullie nog altijd bepalen of een ontwerp van decreet wel of niet goedgekeurd wordt en dat we het dan over uitvoeringsbesluiten hebben. Als ik nu begin met commentaar te geven op de uitvoeringsbesluiten, moeten we dan nog discuteren over het decreet? Ik denk het niet, want dan zijn we al over de uitvoeringsbesluiten bezig.
Dit is niet kwaad bedoeld. Ik weet dat er heel veel leeft op het veld. Maar we moeten de dingen stap voor stap doen. Eerst moet de regering een definitieve goedkeuring geven. Dan krijg je de indiening in het parlement.
Hier is het wat raar omdat we een grote voorafname hebben gedaan door bij de conceptnota het debat te voeren. Ik vind dat heel goed. Maar als ik nu begin het debat te voeren over uitvoeringsbesluiten van een decreet dat niet bestaat, dan zijn we raar bezig. Ik ga heel eerlijk zijn, en ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar uit respect voor het parlementair debat over het ontwerp van decreet, zou ik voorstellen dat we dit behandelen bij de bespreking van het ontwerp van decreet, en niet nu.
De heer Bajart heeft het woord.
De reden waarom ik die vraag nu stel, is net omdat wij het absoluut belangrijk vinden dat zowel de lightsporten als de innovatieve sporten worden meegenomen in het geheel. Daarom wou ik dat juist vandaag bespreken.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bajart, voor alle duidelijkheid, bij de bespreking van het ontwerp van decreet wil ik zeker op alle vragen, ook deze, ingaan. Maar ik moet wel eerst een definitieve goedkeuring hebben van de regering. Het is een heel rare situatie. Die heeft te maken met het feit dat we al een diep debat hebben gehad. Ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt want het is geen moedwil, maar ‘first things first’.
Ik zal het heel positief zeggen: ik neem uw bekommernissen mee in de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, we zitten volledig op uw lijn en we begrijpen volledig waarom u dat standpunt inneemt. Op het terrein leeft wel dat Sport Vlaanderen al aan het pushen is om zich klaar te stomen in de richting van het ontwerp van decreet. We vernemen dat een aantal personeelsleden in vooropzeg worden gezet. Ik weet niet wat u kunt doen om die onzekerheid rond dit ontwerp van decreet weg te nemen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben totaal niet op de hoogte van het feit dat mensen in vooropzeg zouden worden geplaatst. We zijn eigenlijk bezig over een ontwerp van decreet dat nog moet worden besproken in het parlement. Als het parlement het goedkeurt, zal het waarschijnlijk op 1 januari 2017 van kracht zijn. Als ik me niet vergis, zijn we nu maart 2016.
Ik krijg ook mails, zelfs met compleet verkeerde informatie. Als je hoort wat hier en daar wordt gezegd, dat nergens staat, maar toch wordt uitgedragen, vind ik dat soms degoutant. Ik vraag me af wie voor wie dan bezig is. Ik wil hier iets doen, dat zullen we tijdens de bespreking van het ontwerp van decreet heel duidelijk naar voren brengen, om de sporter er beter van te maken, en misschien hier en daar niet de bestuurder maar wel de sporter.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik heb mijn bekommernissen meegedeeld. Ik denk dat dat duidelijk is. Maar we spreken er later nog over.
De vraag om uitleg is afgehandeld.