Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, de sluiting van de afdeling CropDesign van BASF was toch wel verrassend nieuws. Vlaanderen is toch een van de grondleggers van de ggo-technologie (genetisch gemodificeerd organisme). Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) in Gent is dan ook een centrum met een bijzonder goede reputatie die wereldwijd wordt erkend. In het kielzog van het VIB hebben zich ook diverse spin-offbedrijven en andere onderzoekscentra gevestigd in Gent die voor heel wat tewerkstelling zorgen.
De jongste tijd kent de plantenbiotechnologie een zorgwekkende ontwikkeling. Zo heeft Syngenta zijn ggo-afdeling afgeslankt. Recent kwam het bericht dat BASF de deuren van CropDesign sluit. Het is veelbetekenend dat de chemiereus zijn biotechdivisie opdoekt.
Veel heeft te maken met de negatieve houding van Europa rond plantenbiotechnologie. Indien toepassingen daarvan, eerder op ethische dan op wetenschappelijke gronden, niet in de lijn der verwachtingen liggen, is de afbouw van investeringen in onderzoek niet te verbazen.
Buiten het feit dat er hooggeschoolde arbeid met een potentiële sterke economisch toegevoegde waarde verdwijnt, dreigt deze evolutie ook een impact te hebben op de ontwikkeling van onze land- en tuinbouw. Het ggo-onderzoek zal zich allicht heroriënteren naar andere markten, de Amerikaanse in het bijzonder, waar andere landbouwproducten een belangrijke positie in het consumptiepatroon innemen dan in Europa. Europa dreigt op die manier niet alleen heel wat investeringen en knowhow te verliezen, maar op termijn ook achter te lopen in de ontwikkeling van landbouwproducten.
Vanzelfsprekend behoren voor ggo-technologie de strengste veiligheidsvoorschriften gerespecteerd te worden – we hebben er ook altijd voor gepleit om iedere ggo-toepassing op zich te onderzoeken omdat je geen algemene lijn kunt trekken – maar dat is in Europa vandaag al het geval. Minister, in het verleden hebt u ook al aangegeven dit safetyfirstprincipe te delen, maar u hebt zich evenzeer uitgesproken om het onderzoek inzake plantenbiotechnologie alle kansen te geven.
Minister, hoe schat u de sluiting van CropDesign in ten aanzien van de positie van het onderzoek naar biotechnologie in Vlaanderen en de toekomstige ontwikkeling ervan? Is deze sluiting voor u een signaal dat de negatieve houding van Europa ten aanzien van biotechnologie kan leiden tot een verdere afbouw van het biotechnologisch onderzoek in Vlaanderen? Zal dit een braindrain en een heroriëntering van het biotechnologisch onderzoek naar andere dan Europese markten met zich meebrengen? Welke gevolgen kan dit op middellange termijn hebben voor onze landbouw? Zult u op Europees vlak pleiten voor een evidencebased ggo-beleid dat het onderzoek naar biotechnologie alle kansen geeft? Wij hebben er altijd voor gepleit dat het wetenschappelijk onderzoek toch wel de bovenhand krijgt boven emotionele en ethische punten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, u uit een terechte bezorgdheid en stelt een terechte vraag.
Vlaanderen bekleedt wereldwijd een vooraanstaande positie op het vlak van biotechnologisch onderzoek. Mede daardoor hebben bedrijven als CropDesign destijds gekozen om zich in Vlaanderen te vestigen. Doorstroming van kennis uit het basisonderzoek naar spin-off bedrijven is cruciaal. De aanwezigheid van concrete valorisatietrajecten vormt een belangrijke aantrekkingspool om die bedrijfsactiviteiten in Vlaanderen te houden.
Het is een bekend gegeven dat de houding van de Europese Unie ten opzichte van gentechnologie tot op vandaag verschilt van elders in de wereld.
Er zijn wereldwijd meer dan 300 ggo’s geautoriseerd voor teelt, terwijl er in de EU slechts één geautoriseerd is. Momenteel zijn er wel 63 ggo’s geautoriseerd voor import in de EU. We laten dus toe dat we oogsten van ggo-gewassen importeren die elders in de wereld volop geteeld worden, maar verbieden het telen van die gewassen op Europees grondgebied.
In welke mate de Europese houding heeft meegespeeld in de beslissing van Crop Design is me niet bekend. Die vraag kan ik dan ook niet beantwoorden.
Als de huidige tendens zich blijft voortzetten, met name dat de in Vlaanderen ontwikkelde knowhow in de plantenbiotechnologie enkel buiten Europa zal worden ingezet, bestaat er een reëel risico dat landbouwers buiten Europa meer en meer zullen kunnen beschikken over plantenrassen met een breder scala aan eigenschappen bijvoorbeeld een hogere klimaatresistentie, die wij hier bij ons niet kunnen produceren.
In zo’n scenario is het waarschijnlijk dat Europese landbouwers zullen inboeten aan competitiviteit, eens te meer wanneer we de ggo-gewassen die buiten Europa werden geteeld, importeren en hier consumeren terwijl we de teelt hier in Europa blijven verbieden.
Ik pleit voor een evidencebased ggo-beleid. Ik ondersteun ten volle biotechnologie en productinnovatie. We moeten de kennisopbouw en productontwikkeling alle kansen geven, maar ook de veiligheid is essentieel. We moeten waken over de veiligheid van mens, dier en leefmilieu.
Ter illustratie van deze beleidsvisie verwijs ik naar het onderzoeksproject dat het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), de Universiteit Gent en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) samen uitvoeren in het kader van het project Bintje+. Het kunnen beschikken over een aardappelras met de kwaliteit van Bintje dat op een duurzame manier kan worden geteeld, is goed voor de akkerbouw en zorgt ervoor dat wij minder schadelijke producten moeten gebruiken. Dat is goed voor de duurzaamheid en stelt een mooie toekomst in het vooruitzicht voor onze sector.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u mijn bezorgdheid deelt en dat we op dat vlak op dezelfde golflengte zitten.
U pleit verder voor een Europese wettelijke basis. Ik blijf me echter vragen stellen over het onevenwicht tussen bepaalde gewassen die hier wel mogen worden ingevoerd terwijl ze hier niet mogen worden geteeld. Dat onevenwicht moet op Europees vlak worden aangekaart.
Vorig jaar was ik in de Verenigde Staten waar 80 procent van de voeding GMO-treated (genetically modified organism) is. Daar is een heel ander debat aan de gang. Men vraagt zich daar af hoe het mogelijk is dat daar in Europa zo’n emodebat over wordt gevoerd en er geen rekening wordt gehouden met het wetenschappelijk onderzoek.
Enerzijds zijn er de ggo’s, maar anderzijds zijn er de new breathing technologies (NBT) die een opmars kennen. Dat is een zeer nieuwe technologie waarbij men bij dezelfde plantensoort blijft en er geen vreemd materiaal wordt ingebracht. Het is een nieuwe technologie die nog verder wordt onderzocht.
Ik heb een artikel gelezen van de Europese groenen – en de heer Caron zal zich nu zeker aangesproken voelen – waarin zij opnieuw de aanval inzetten op ggo’s en de cisgenese-technieken waaronder die NBT’s. In dat artikel verwijten ze het VIB te handelen als een commercieel belangenbehartiger. Minister, hoe staat u tegenover die nieuwe technologieën? Is het inderdaad zo dat het voorzorgsprincipe met voeten wordt getreden als deze techniek waarbij geen vreemd materiaal wordt ingebracht niet onderhevig wordt aan dezelfde strenge risicoanalyses als ggo’s?
Hebt u aanwijzingen dat het VIB, zoals in het artikel staat, zich als commercieel belangenbehartiger opstelt en niet als een neutrale wetenschappelijke onderzoeksinstelling?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, in de vraag was sprake van braindrain en heroriëntering. Dat gebrek aan perspectief speelt mogelijk een rol maar het geeft nooit een volledig beeld van die grote business-agenda. Die bedrijven hebben ook andere activiteiten die breder gaan dan ggo.
De biosector bij ons is verantwoordelijk voor 15.000 directe arbeidsplaatsen en binnen Europa hebben wij de grootste cluster aan ontwikkelingscentra in de agro-biotechnologie. Betekent dit dan het einde van deze cluster?
Minister, ik sluit me aan bij uw conclusie dat we waakzaam moeten zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik wil een aantal kanttekeningen maken zonder in een debat pro of contra terecht te komen. Ik ben overigens een groot voorstander van wetenschappelijk onderzoek, ook in de landbouw en ben dan ook niet de facto gekant tegen elke vorm van research.
Ik weet dat het debat heel erg is gekleurd door emotie. Het voorbeeld van Bintje met de incidenten die er zijn geweest, is daar het toppunt van. Dat kleurt het debat in belangrijke mate.
Mijnheer Vanderjeugd, wanneer we het debat losmaken van emoties, kan ik het perfect volgen, maar niet wanneer het gaat over ethische vraagstukken. De problematiek van ras- en teelverbeteringen is ook een kwestie van kennisdeling en van ontwikkeling van markten in de wereld op het vlak van landbouw die misschien niet alleen een voordeel maar vooral ook een nadeel zullen kennen wanneer we vooral ggo-teelten hebben. De patentering daarvan maakt immers dat de toegang niet altijd even gemakkelijk is. Ik ben een grote voorstander van het beleid dat Vlaanderen en de Vlaamse provincies voeren op het vlak van onderzoek. Zij zorgen ervoor dat onze landbouw veel efficiënter is dan vroeger en mooie opbrengsten heeft. Een aantal problemen en kwalen worden aangepakt zonder dat er meteen aan ggo-onderzoek wordt gedaan.
Binnenkort is er bij ons een viering van het Inagro. Ik denk dat iedereen die dat soort onderzoeksinstituten kent, weet hoe belangrijk ze zijn voor die landbouwers. Het is goed dat we daarop inzetten. Wat de ggo’s betreft, hanteer ik het voorzorgsprincipe. De ethische kwestie gaat over de toegang tot zaden, laten we daarover duidelijk zijn. Voor de Indische landbouw of de landbouw in een deel van Afrika bestaat er echt een probleem omdat een heel beperkt aantal groepen op de wereld die zaden commercialiseren, en dus ook monopoliseren. Eigenlijk worden ze uit ethische overwegingen niet vrijgemaakt, zelfs niet in een vrije markt.
Ten slotte, minister, zegt u dat we wel heel veel import toelaten van geautoriseerde teelten, ggo-teelten uit de rest van de wereld, terwijl we zelf heel streng zijn en daardoor riskeren een economische achterstand op te lopen. Dat is waar. Ik denk dat het vooral een signaal is aan de Europese Unie, dat ze eens mogen nadenken wat ze aan het doen zijn. Ik blijf wat dat betreft alleen zeggen dat gezondheid en kwaliteit primeren op economisch rendement.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, u hebt een verstandig antwoord gegeven, dat ik steun. Het is een mooi en lang debat uiteraard.
De agrotechnologie in Vlaanderen, en meer bepaald die van de Gentse Universiteit, is wereldwijd uitzonderlijk. Wij doen aan veredeling van rassen, en dat wordt bij ons aanvaard. We moeten het warm water niet uitvinden, maar ik wil nog een kleine dimensie toevoegen. Ik heb een tijd van mijn leven in de Verenigde Staten van Amerika doorgebracht. Daar vierde en viert het ‘consumerisme’ nog hoogtij. De belangen van de consumenten, gegroepeerd in grote organisaties, zijn doorslaggevend voor wat daar kan gebeuren.
In de VS bestaat ook een gemakkelijke en ongelooflijke toegang tot wat we de ‘liability suits’ noemen, de schadevergoedingsclaims voor daden en producten. Dat is de reden waarom bepaalde geneesmiddelen, zoals thalamide en andere, nooit goedgekeurd werden in Amerika, maar wel bij ons. Ik meen dat indien wetenschappelijk of in de praktijk de manier van telen in de VS nadelig zou kunnen zijn, ‘even in the lower run’, het consumerisme, het gemak waarmee men grote maatschappijen tot enorme schadevergoedingen zou dwingen, allang zou functioneren. Dat mogen we niet vergeten.
Wanneer men een groot bedrijf of een belangrijke tak in de industrie hypothekeert met mogelijke schadeclaims die miljarden dollars kunnen bedragen, zullen ze zich daartegen willen wapenen met een aantal wetenschappelijke mogelijkheden. Voor dergelijke ‘suits’, wat ook de aanleiding ervan is, zijn advocaten zeer gretig en delen ze zelfs de opbrengsten ervan. En toch gebeurt het niet. Daarom heb ik de indruk dat, voor zover het wetenschappelijk mogelijk is, er ook geen gevaar bestaat door deze veredelde producten. Wij hebben daar een soort licht verkrampte houding tegenover, maar die wordt tegengesproken door mechanismen die ik beschouw als zijnde populair, objectief, heel bereikbaar en waar die fameuze claims niet worden ingediend dan wel resultaat zouden boeken.
Collega Joosen wees er reeds op dat de agrobiotechcluster niet alleen de grootste is van Europa, maar wereldwijd ook de tweede grootste. We moeten ons bewust zijn van het belang van deze sector voor de innovatie en de tewerkstelling. Wat de gehele discussie rond gen en technologie betreft, vind ik dat wetenschappelijke argumenten doorslaggevend moeten zijn. Uiteraard moeten we dat durven plaatsen binnen de juiste ethische context, dat is voor de christendemocraten een evidentie. Dat betekent echter niet dat we ons moeten laten leiden door emoties, dat is een heel andere discussie.
Minister, in uw beleidsbrief lees ik: "Ik geloof in de kracht van innovatie in de landbouw en in de toekomst van de biotechnologische sector." Ik denk dat dit een permanente opdracht is voor u als minister van Landbouw, en we steunen u daarin. Ik denk dat uw antwoord correct en verhelderend was.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Er is gevraagd hoe we staan tegenover die nieuwe technieken. Ze zijn volop in ontwikkeling en in onderzoek, maar we staan er niet weigerachtig tegenover. Ik denk dat de voorzitter het daarnet ook verwoord heeft. We hebben graag dat daarop wordt ingezet, en dat de veiligheid voor mens, plant en biodiversiteit wetenschappelijk onderzocht wordt. Daarmee wordt altijd rekening gehouden in het onderzoek, dus geloven we in dat verder onderzoek.
In verband met de reputatie van het VIB ben ik het niet eens met degenen die doen alsof het een commercieel instituut is. Het VIB is echt wereldvermaard. Het betreft onderzoek waar we echt niet aan mogen twijfelen, de hele wereld kijkt naar de resultaten van deze onderzoeksinstelling.
Mijnheer Vanderjeugd, u vroeg wat we er nu mee zullen doen. Wij kaarten dit wel aan op Europees niveau, maar soms zitten we een beetje gewrongen. Soms worden we verhinderd om ons standpunt echt te formuleren. Het is geweten dat het bijzonder moeilijk is om in dezen een eenduidig Belgisch standpunt te vertolken op een Europese bijeenkomst. Door het verschil in visie, doordat andere regio’s andere standpunten hebben, kunnen we soms gewoonweg niets doen. Dat is bijzonder frustrerend, maar het is nu eenmaal zo. Dat is natuurlijk jammer.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik wil u danken voor uw correcte opmerkingen. Het stelt me gerust dat u de Europese groenen niet zult volgen in hun stellingen of verwijten. Dat is positief.
Minister, we hebben niet alleen het project Bintje+, maar er lopen ook onderzoeken naar populieren en maïs. Het zou jammer zijn indien ze op de lange baan geschoven worden. Onderzoek is een zaak, op termijn zouden we moeten kunnen overgaan op teelten, we zouden dit onevenwicht moeten kunnen aanpakken vanuit Europa. Wat kunnen we doen? We kunnen inderdaad in Europa pleiten voor onderzoek. Ik pleit er echter ook voor dat we naast dat onderzoek kunnen starten met telen.
Het is inderdaad moeilijk om een Europees standpunt te verkrijgen. Vorige week was er de Europese top over de varkenscrisis. Het is dan evident dat we als België één ambitieus standpunt innemen.
Ik zou u willen vragen, minister, om de strijd met de andere regio’s niet zomaar los te laten. We kunnen ambitie tonen, we kunnen een ambitieus standpunt innemen. Ik wil u daarom vragen om samen met de andere regio’s verder te gaan op de wetenschappelijke golf en om te zoeken naar een draagvlak. Dat is misschien moeilijk, maar we mogen het niet opgeven. We zouden als België op de Europese top het signaal kunnen geven dat we ter zake echt wel ambitie hebben. Ik blijf daar absoluut voor pleiten.
Voor de rest stelt het me gerust, minister, dat u ook positief staat tegenover de nieuwe technologieën en dat u het absoluut niet eens bent met de stelling van de Europese groenen.
Ik wens u veel succes in dit debat, en ik ben ervan overtuigd dat u zich ervoor zult blijven inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.