Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het word.
Minister, we hebben het in deze commissie al gehad over het bosareaal, mijn vraag gaat over het landbouwareaal.
Jaarlijks wordt een aantal hectare ruimte in Vlaanderen omgezet naar een andere bestemming. Zo wordt ook landbouwgrond herbestemd voor natuurdoeleinden. In landbouwkringen is regelmatig te horen dat dit op een grootschalige manier gebeurt.
Wanneer we echter de zaak op Vlaams niveau bekijken, zien we dat de cijfers veeleer een genuanceerd beeld tonen. Toch stellen we vast dat het saldo voor landbouwgrond steevast negatief blijft en dat het landbouwareaal afneemt.
In 2010 hadden we nog 1010 hectare landbouwareaal, in 2015 was dat nog 360 hectare in totaal. De afgelopen jaren was er wel een snel groeiende tendens naar een groter evenwicht waarbij landbouwgrond werd omgezet in natuurgebied maar ook omgekeerd. In 2013 was er nagenoeg een evenwicht met 50 hectare in het voordeel van natuurgebied. In 2014 is het onevenwicht weer beginnen te groeien. Voor 2015 zien de cijfers er een stuk minder fraai uit voor de landbouw: met 360 hectare krijgen we een verdubbeling ten aanzien van het saldo van 2014.
In onze relatief kleine, dichtbevolkte en ruimtelijk sterk versnipperde regio moeten verschillende functies worden ingevuld, maar de garantie dat er voldoende ruimte blijft voor landbouw is er daar een van.
Ik weet dat ruimte verschillende functies kan en moet krijgen, maar ik blijf pleiten voor voldoende evenwicht.
In bepaalde kranten werden er uitspraken vermeld waarin ik zou hebben gezegd dat ik u te natuurgezind vind. In deze commissie is het misschien gevaarlijk om dat om te keren, maar ik denk dat u sowieso een goede evenwichtsoefening maakt. Het is geen gemakkelijke of evidente evenwichtsoefening. U probeert het goede evenwicht te zoeken. Toch heb ik bepaalde vragen over die cijfers.
Minister, zijn er verklaringen waarom het negatieve herbestemmingssaldo voor de landbouwsector opnieuw is toegenomen in 2015 tegenover de twee voorgaande jaren?
Welke tendens verwacht u voor 2016 en de jaren die daarop volgen? Hoe schat u die evolutie in?
Op welke manier zult u verzekeren dat er voldoende landbouwareaal overblijft zodat de landbouwers hun werk kunnen doen?
– Bart Nevens treedt als voorzitter op.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vanderjeugd, de cijfers die u aangeeft zijn een logisch gevolg van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). U weet dat in het RSV vooropgesteld is dat er 57.000 hectare zou worden bestemd als agrarisch gebied. In het referentiejaar van het RSV, dat is 1994, was er 806.000 hectare landbouwgebied. De uitvoering van het RSV houdt sowieso een negatief saldo in voor agrarisch gebied. 56.000 hectare agrarisch gebied zal er dus moeten verdwijnen op basis van het RSV voor andere bestemmingen.
Hoe komt het dat er in 2015 plotseling een inhaalbeweging is? Omdat wij onze belofte hebben waargemaakt om sneller de afbakeningen van het buitengebied uit te voeren. We hebben een inhaalbeweging gedaan sinds mijn aantreden. Het gevolg is dat je dat ook ziet in de cijfers, namelijk dat er meer natuur en bos is bijgekomen en dat het agrarisch gebied is afgebakend in het buitengebied.
U vraagt welke tendens wij verwachten. Op dit moment bedraagt de oppervlakte bestemd als agrarisch gebied in Vlaanderen 785.000 hectare. Er zal dus nog herbestemming nodig zijn. Die ruimtebalans wordt trouwens verder getrokken in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Wat dat betreft willen wij voor die 785.000 hectare rechtszekerheid geven. Ik wil u wel meegeven dat de afbakening van het buitengebied zorgt voor meer rechtszekerheid voor iedereen. Dat wordt duidelijk voor natuur en bos bestemd, maar het agrarisch gebied krijgt op die manier meer rechtszekerheid. Als die afbakeningen er niet zijn, blijft het vaak een niet-rechtszekere situatie. Het is inderdaad een negatief saldo, maar het zorgt wel voor meer rechtszekerheid in het buitengebied.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik had het antwoord al een beetje zien aankomen. Wat afgesproken is, moet natuurlijk nageleefd worden. Het is een goede zaak dat er afbakening is, dat er op die manier ook rechtszekerheid wordt geboden aan bepaalde landbouwers. De vraag is natuurlijk ook hoe leefbaar dat is. Als we weten dat in Vlaanderen vandaag al een redelijk intensieve landbouw aanwezig is – het is hier natuurlijk de commissie Leefmilieu –, hoe vertaalt zich dat dan naar een leefbare landbouw, dan vooral ook in het zicht van buurlanden zoals Duitsland, waar aan heel extensieve landbouw wordt gedaan en waar heel wat gronden beschikbaar zijn? Hoe kunnen wij op die manier nog verder een rol spelen op het vlak van export en dergelijke meer?
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, collega’s, naast de ruimtebalans, de min 56.000 hectare, staat er natuurlijk ook in het RSV 750.000 hectare voor beroepslandbouw. Zoals u terecht zei, leidt de afbakening van buitengebied ook tot een hogere rechtszekerheid voor die gebieden waarvan men in het kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS) zegt dat het voor landbouw bestemde zones zijn, die dan ook beschermd zijn in geval dat er initiatieven zouden worden genomen, zeker vanuit het Vlaamse niveau, om er in de toekomst nog een bestemmingswijziging uit te voeren. Minister, hebt u een zicht op de teller op dat vlak? Ik herinner mij dat er op een bepaald moment rond de 650.000 hectare was. Hoe ver staat u daar nu mee?
De heer Vandaele heeft het woord.
Het doet me plezier dat de minister onze goede collega Vanderjeugd wijst op het bestaan van een regeerakkoord dat bepaalt dat wij de sectorale doelstellingen van het RSV blijven nastreven. U hebt het ook gezegd: er moest eigenlijk nog wat hectare landbouwgrond verdwijnen. We moeten naar 750.000 hectare en we zitten vandaag nog steeds op 786.000 hectare. Dus is er nog 36.000 hectare landbouwgrond ‘te veel’.
Als we zien dat er herbestemd wordt naar groen, dan moeten we ook durven zien dat er herbestemd wordt naar andere bestemmingen, collega Vanderjeugd, namelijk wonen en industrie. Dat is ongeveer fiftyfifty: 50 procent wordt herbestemd naar een groene bestemming, maar evenveel naar meer lucratieve bestemmingen, laten we het zo maar noemen.
Ik denk trouwens dat er een dalende trend is. Als ik de cijfers bekijk, dan zie ik dat wat de omzetting van agrarisch gebied naar natuur betreft, er een dalende trend is. In de periode 1998-2007 is er per jaar 800 hectare omgezet van landbouw naar natuur; in 2007-2011 was dat 600 hectare per jaar; in 2011-2015 was dat 400 hectare per jaar. Er is dus een dalende trend. Maar we weten ook – ik had verwacht dat collega Dochy dat zou zeggen, maar hij zal het vergeten zijn – dat er heel wat terreinen die geacht worden door de landbouw te worden gebruikt, in de feiten geen landbouwgrond meer zijn. Er is de vertuining, de verpaarding, de zonevreemde bedrijven, de weet-ik-wat-allemaal. Wat mij betreft, kan dat veel meer dan de natuur een bedreiging zijn voor de beroepslandbouw en voor de terreinen die daarvoor dienen. Zeker ook wat de prijszetting betreft, krijg je nog sneller een prijsstijging als de andere spelers zich met landbouwgebied gaan bemoeien, zoals het geval is bij vertuining en bij verpaarding. Ik wil het verhaal toch wat nuanceren, collega.
Wij zijn het eens – en het staat ook in het regeerakkoord, voor ons allen de Bijbel natuurlijk – dat er voldoende ruimte moet zijn voor de beroepslandbouw. Daar zijn we het uiteraard mee eens. Maar het voorstellen alsof alleen de natuur de bedreiging vormt, is niet correct.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Dochy, u vraagt naar de stand van zaken. Ik had het daarnet al gezegd in mijn antwoord, en het is nog eens herhaald door collega Vandaele: half 2015 zaten we op 785.000 hectare die bestemd is als beroepslandbouw- of agrarisch gebied. Dat zal dus nog verder dalen.
Collega’s, als je kijkt naar de ruimtelijke uitvoeringsplannen van de AGNAS-processen, gaat het echt over het buitengebied, gaat het specifiek over de verdeling natuur en landbouw. Maar als je het hele plaatje bekijkt, klopt het natuurlijk dat er ook heel veel grond anders wordt ingekleurd, voor andere bestemmingen.
Collega Vanderjeugd, u vraagt hoe het zit met andere lidstaten. We kunnen natuurlijk in Vlaanderen geen grond bijmaken. Daarom hebben we juist in het RSV een keuze gemaakt van hoeveel we bestemmen voor beroepslandbouw, en hoeveel voor andere bestemmingen als bos, natuur, industrie, recreatie en wonen. Dat is een keuze die we hebben gemaakt en die we hebben herbevestigd in ons regeerakkoord, waar we ook samen de schouders onder willen zetten.
Ik herhaal nogmaals dat de vragen die leven op het terrein, vooral gaan over de rechtszekerheid. Dat geldt evengoed voor de landbouw als voor de natuur- en bosbestemmingen. We hebben al vaak discussies gehad over de zonevreemde bossen. Dat past daar natuurlijk ook in. Als je die zone-eigen kunt maken, dan heb je heel wat van die problemen opgelost. Dat geldt evengoed voor de landbouw. Ik geloof erin dat er een mooie toekomst is voor landbouw maar ook voor natuur, bos en ook andere bestemmingen in Vlaanderen.
We zullen die evenwichten moeten vinden. Wij blijven dat monitoren. Het is zeker de bedoeling dat we die 750.000 hectare behouden. Om een antwoord te geven op de vraag naar meer aaneengesloten percelen, hebben we instrumenten zoals de ruilverkaveling, wat toch vaak wordt ingezet, of landinrichting, of het feit dat er grondenbanken zijn. Met die instrumenten geven we antwoorden aan de uitvoering van de ruimtelijke uitvoeringsplannen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik wil even ingaan op wat de heer Vandaele heeft gezegd. Mijnheer Vandaele, ik kan u volgen in die zin dat u de discussie breder wilt trekken. Voor mij gaat het over de grootste brok, zijnde natuur. Maar je kunt inderdaad de discussie breder trekken.
Het stelt me voor een stuk gerust: wat afgesproken is, moet je natuurlijk nakomen. Ik hoop alleen dat we er aandacht voor blijven hebben dat er voldoende grond overblijft. Je kunt er inderdaad geen bij maken. Voor onze intensieve landbouw moet er nog voldoende grond overblijven om een leefbare landbouw mogelijk te maken. Aan de afspraken die gemaakt zijn, mag niet getornd worden, om nog meer in te palmen op termijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.