Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
De betrokken Sint-Ignatiusschool in Maleizen is hier al een aantal keren ter sprake gekomen. Ook de heer De Gucht heeft daarover in het verleden al vragen gesteld. In het licht van de discussie die gisteren is gevoerd in de plenaire vergadering in verband met de inspectie over levensbeschouwelijke vakken is deze zaak nu actueel, ook al had ik dit niet voorzien op 21 maart.
Tijdens de commissievergadering van 21 januari jongstleden gaf u aan dat de school opnieuw het voorwerp zou worden van een inspectiebezoek met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden en dat ook de commissie Zorgvuldig Bestuur zich zou uitspreken over de eventuele inbreuk op het beginsel van de eerlijke concurrentie tussen scholen. Uit het advies van de commissie blijkt dat er geen probleem meer is in verband met de eerlijke concurrentie en dat de betreffende passage is geschrapt op de website van de school. Het is dus zonder voorwerp. In de media vernemen we dat er wat betreft de erkenning van de school ook geen problemen zouden zijn. Een erkenning is natuurlijk geen doorlichting: je kunt nog geen doorlichting doen als die school er nog niet is.
Bij een erkenningsprocedure wordt er enkel nagegaan of een school voldoet aan de dertien erkenningsvoorwaarden. Ik heb die erkenningsvoorwaarden er nog even bijgenomen. Een van de erkenningsvoorwaarden is wel degelijk dat de reglementering betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplannen en handelingsplannen moeten worden nageleefd, alsook dat in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder moeten worden geëerbiedigd. Ik haal die twee elementen er specifiek uit omdat ik denk dat er op dat vlak mogelijk vragen zijn gerezen in het verleden.
Minister, voldoet de school effectief aan alle dertien erkenningsvoorwaarden en de twee die ik net heb opgesomd in het bijzonder? Hebt u dat verslag al kunnen inkijken?
Is er ondertussen ook al een levensbeschouwelijke inspectie geweest ? Zo ja, wat was het resultaat daarvan? Zo neen, wanneer zal ze worden uitgevoerd? De school profileert zich als zeer streng katholiek op basis van de Mechelse Catechismus. Persoonlijk ken ik dat boekje niet, maar het moet nogal een streng boekje zijn. (Opmerkingen. Gelach)
Ik hoor dat de heer De Gucht daar zeer bekend mee is. Iedereen kiest de literatuur op zijn nachtkastje natuurlijk zelf.
Minister, zal deze school binnenkort aan een uitgebreide doorlichting worden onderworpen wanneer zij op het programma staat?
Minister, bij de erkenningsvoorwaarden zullen we nagaan of de reglementering betreffende eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplannen en handelingsplannen wordt nageleefd en of de internationaalrechtelijke verdragen worden geëerbiedigd. Maar als de school nog niet gestart is, hoe doe je dat dan? Je kunt wel een documentanalyse doen op basis van de handboeken, maar wat er echt gebeurt, kun je nog niet vatten, want de school is nog niet aan het werk. Daarom vraag ik u of die uitgebreide doorlichting al op de agenda staat.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik beantwoord uw vragen samen.
Op 12 februari 2016 ontving ik van de inspecteur-generaal het antwoord op alle door mij gestelde vragen. Ik citeer hier uit zijn antwoord: “U vroeg me, naar aanleiding van commotie in de pers, een gericht onderzoek in te stellen naar het functioneren van Sint-Ignatius te Overijse. Hiertoe gaf ik een opdracht aan twee onderwijsinspecteurs en stelde ik ook een vraag aan de Erkende Instantie Rooms-Katholieke Godsdienst.
Op 28, 29 en 30 januari 2016 bezochten zowel de twee onderwijsinspecteurs als een inspecteur rooms-katholieke godsdienst de secundaire school Sint-Ignatius in Overijse. Na het erkenningsonderzoek van 1 oktober 2015 voerde de inspectie ditmaal een meer uitgebreid onderzoek uit naar zowel het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden als naar de toepassing van de andere regelgeving.
Op basis van gesprekken met directie en leerkrachten, van bijgewoonde lessen en van een grondige studie van documenten, concluderen de inspecteurs dat de school aan de erkenningsvoorwaarden voldoet en dat er geen aanwijzingen zijn dat de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder niet zouden worden geëerbiedigd.”
Mijnheer Daniëls, dat antwoord werd onderbouwd door een zeer uitgebreid verslag van de onderwijsinspectie over het al of niet voldoen aan de erkenningsvoorwaarden alsook naar de toepassing van de andere regelgeving. In dat verslag wordt er ook uitgebreid gerapporteerd over het uitgevoerde kwaliteitsonderzoek. Wat heeft men onderzocht? Ten eerste aardrijkskunde in de basisopties Grieks-Latijn en Moderne Wetenschappen, ten tweede Grieks en Latijn in de basisoptie Grieks-Latijn, ten derde natuurwetenschappen in de basisopties Grieks-Latijn en Moderne Wetenschappen, ten vierde techniek in de basisopties Grieks-Latijn en Moderne Wetenschappen, ten vijfde wetenschappelijk werk in de basisoptie Moderne Wetenschappen, en ten zesde de vakoverschrijdende eindtermen. Het verslag met de resultaten van dit erkennings- en kwaliteitsonderzoek komt op www.doorlichtingsverslagen.be en op de website met het onderwijsaanbod.
Ik kreeg ook een schriftelijk verslag van het onderzoek van de inspecteur-adviseur van de rooms-katholieke godsdienst. Ik heb beide verslagen grondig kunnen inkijken en kan niet anders dan mij te houden aan de inhoud van die verslagen omdat ze stellen dat er voldaan wordt aan de dertien erkenningsvoorwaarden en dat men kwaliteitsvol werkt in het levensbeschouwelijke vak.
Uw zorg is ook mijn zorg, mijnheer Daniëls. Om uw zorg tegemoet te komen, is afgesproken om de school door te lichten, telkens wanneer ze de leerplannen voor een volledige graad heeft afgewerkt. Dat is een logische werkwijze. Nu konden we enkel die erkenning en de leerplannen bekijken. Zodra de volledige graad is afgewerkt, volgt er een doorlichting.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat er inderdaad meer is gebeurd dan enkel een erkenningsonderzoek. Ik ben dus blij dat er effectief ter plaatse is gegaan, dat er lessen zijn bijgewoond en dat er documenten zijn ingekeken. Ik ben ook blij dat het in team is gebeurd, zowel door de levensbeschouwelijke inspectie als door de inspecteurs van de onderwijsinspectie.
Als ik u de vakken en de vakoverschrijdende eindtermen hoor opsommen, denk ik dat de focus juist is gelegd. In het licht van natuurwetenschappen zouden een aantal vragen of bepaalde issues allicht anders kunnen worden gebracht, als ik tenminste wat op de hoogte ben van de inhoud van die Mechelse Catechismus.
Minister, ik meen te begrijpen dat u zich daarover wat zorgen maakt en dat u die van nabij in de gaten wilt houden. Daarom zegt u dat we bij alle leerplannen die worden ingevoerd, dat opnieuw zullen bekijken.
U geeft me een antwoord waar ik me enigszins mee op mijn gemak voel, omdat het verder gaat dan de dertien erkenningsvoorwaarden. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Per graad, ja, het schuift op. Excuseer, dat gaf ik fout mee.
Ik kom nog eens terug op een andere vraag, en die is meer generiek. De kans bestaat, en vandaar mijn vraag, dat we in de toekomst in het licht van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, die ik hier voor alle duidelijkheid niet ter discussie stel, meer scholen krijgen met zeer specifieke pedagogische projecten. Die kunnen confessioneel geïnspireerd zijn of niet-confessioneel. De kans bestaat dat er zich meer dergelijke ‘eenpitters’ profileren. Leven ze de eindtermen na? Leven ze de internationaalrechtelijke verdragen na? Hoe gaan we dat onderzoeken? Scholen die op 1 mei een erkenningsaanvraag indienen, zijn nog niet gestart. Daar kunnen we nog niet gaan kijken. Hoe kunnen we dat ondervangen?
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben eigenlijk – het zal u niet verwonderen, ik heb dit nog al aangegeven – geen voorstander van een dergelijke school. Ik ben ook tegenstander van scholen die inderdaad vanuit een sterk levensbeschouwelijk en religieus oogpunt, worden opgericht. Ik vind dat geen goede zaak. Ik vind dat men jongeren een algemene opleiding moet geven die ervoor zorgt dat ze een open blik hebben. Alles bij de Sint-Ignatiusschool geeft me het tegenovergestelde gevoel. Het is een school met een heel beperkte visie. Ik vind dat we daar heel erg moeten mee opletten.
Voor de toekomst, en ik heb het in de vorige commissievergadering al gezegd, moeten we enorm opletten, want dat zal zich ook bij andere religies voordoen, als het vandaag al niet gebeurt. Daar zullen waarschijnlijk andere reacties op komen die normaal gezien hier al het geval zouden moeten zijn.
Minister, hebt u op elk moment inzage in de inspectieverslagen omtrent de levensbeschouwing? U hebt dat nu aangevraagd bij de inspectie. Kunt u dat op elk moment doen? Worden de verslagen op regelmatige basis van alle netten en van alle levensbeschouwingen die erkend zijn, doorgelicht door uw diensten? Wat zijn de visies daarop?
We moeten daar in dit tijdsgewricht geweldig mee opletten. Ik blijf ervoor pleiten dat we evolueren naar een onderwijs dat zich richt op onze maatschappij en hoe die in elkaar zit. Ik vrees dat we evolueren naar een onderwijs dat uitgaat van tegenstellingen in plaats van een onderwijs dat mensen wil samenbrengen rond een gemeenschappelijk idee.
Er is grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Een collega van u, mijnheer De Gucht, heeft daar gisteren nog uitgebreid de lof over gezwaaid. Ik vind dat ook van belang. De kwaliteit van ons onderwijs blijft tot op vandaag zeer hoog, en dat komt onder meer door die vrijheid van onderwijs.
Mijnheer Daniëls, de erkenningsvoorwaarden zijn wat ze zijn. We hebben al gepraat met de inspectie, we hebben al discussies gehad met onze leidinggevend ambtenaren. Voor mij is het kader voor de erkenning van nieuwe initiatieven relevant. Ik wil niet dat er getornd wordt aan de vrijheid van onderwijs en initiatief. Ik vind wel dat we op een gedegen manier de erkenningsvoorwaarden moeten kunnen controleren. Dat mag niet zomaar een afvinklijst zijn, het mag gerust een grondig onderzoek zijn.
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de grondigheid van het werk dat nu gebeurt. Ik was aangenaam verrast door de snelheid waarmee de inspectie samen met de levensbeschouwing de actie heeft ondernomen. Ze kunnen dan niet twijfelen aan elkaars handelingen. Door samen te gaan, heeft men bijna een eenheid van handelen. Ze zijn daar niet toe verplicht, en ik kan ze niet verplichten.
Mijnheer De Gucht, alle inspectieverslagen komen in een uitgebreid rapport dat één keer per jaar wordt meegegeven. Het is hier gisteren uitgebreid aan bod gekomen in de plenaire vergadering. Als minister kan ik een kader scheppen om ervoor te zorgen dat de controle op een kwalitatieve manier moet gebeuren. Ik kan zelf niet ingrijpen in de inspectieverslagen. Elke levensbeschouwing moet dat zelf doen.
Het geeft u een slecht gevoel, zegt u. Ik kan als minister niet handelen op basis van een buikgevoel en zeggen: die krijgt een erkenning en die niet. De inspectie is trouwens autonoom. Ze staat onafhankelijk van de overheid, we hebben daarvoor gekozen. Dat is een goede zaak. Ze staan op die onafhankelijkheid, maar ze moeten hun werk op een kwaliteitsvolle manier kunnen doen.
Dit dossier wordt nauwgezet opgevolgd. Mochten er hier of op andere plaatsen problemen rijzen, dan zal assertief worden ingegrepen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u bent blijkbaar al bezig met de suggestie die ik deed om bij de erkenningsvoorwaarden inderdaad niet te werken met een afvinklijst, maar effectief na te gaan wat er in de scholen gebeurt en zal gebeuren in het licht van de eindtermen en de leerplannen. De eindtermen en leerplannen mogen het levensbeschouwelijke niet doorkruisen en omgekeerd.
U hebt gisteren ook verwezen naar OD XXIII dat inging op 1 september 2013. We hebben daar expliciet in opgenomen dat wat in de levensbeschouwelijke vakken aan bod komt, noch leerplannen noch eindtermen mag doorkruisen. Dat moeten we absoluut bewaken, ook als er voor anders religieus geïnspireerde scholen dingen zouden worden georganiseerd. Dus, minister, moet u bij de erkenningsvoorwaarden bekijken hoe we zulke zaken zuiver kunnen krijgen vóór die school begint. Veelal richt de inspectie zich vooral op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, omdat die makkelijk vast te stellen zijn. Dat is juist. De andere aspecten zijn echter minstens even belangrijk, want ze gaan over de leerstof. In het licht van de discussie gisteren en van de inspectie op de levensbeschouwelijke vakken is er nog verder gesprek mogelijk. We moeten hen erbij betrekken, de eindtermen vrijwaren en de mensenrechten in alle gevallen opnemen in de erkenningsvoorwaarden en de controle daarop.
De vraag om uitleg is afgehandeld.