Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Op de agenda van de ministerraad van eind januari stond een besluit in verband met de uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid dat op die manier verder wordt geconcretiseerd, in het bijzonder de resultaatsverbintenis die wordt ingevoerd.
Voortaan zal dat inburgeringsattest worden uitgereikt op basis van behaalde resultaten en niet alleen op basis van de inspanningen. Dat is een belangrijk punt, waarover ook al werd gesproken in de vorige legislatuur. Het heeft een plaats gekregen in het regeerakkoord en vindt nu ingang.
Vanzelfsprekend blijft het voldoen aan de inburgeringsplicht wel gekoppeld aan de inspanningsverbintenis. Wie voldoende inspanning levert, maar niet slaagt, zal niet worden gesanctioneerd. Hij of zij krijgt enkel geen inburgeringsattest meer, maar wel een bewijs van regelmatige deelname.
De belangrijkste reden voor de invoering van de resultaatsverbintenis was het verhogen van het ‘civiele effect’. Het was minister Bourgeois die dat begrip heeft gelanceerd in de vorige legislatuur. Ondertussen is dat begrip meer gemeengoed geworden.
De minister bevestigde dat ook nog bij de bespreking van haar beleidsnota voor deze legislatuur, een tijd geleden. Door het attest te koppelen aan de resultaatsverbintenis zou het meer waard worden, ook voor de werkgevers. Ik citeer de minister: “Nu zal de werkgever weten dat er een resultaat geboekt en geattesteerd is, en dat biedt veel meer kansen voor de betrokkene”.
Het besluit bepaalt hierover dat het attest wordt uitgereikt aan de inburgeraar die voor het vormingspakket maatschappelijke oriëntatie (MO) bepaalde doelen heeft bereikt en voor Nederlands als tweede taal (NT2) een bepaald niveau haalt. Voor MO zijn er in het besluit een hele reeks ontwikkelingsdoelen met vaardigheden, kennis en attitudes opgenomen.
Om te kunnen slagen voor MO moeten de cursisten in de praktijk op basis van de lessen een persoonlijk actieplan opmaken. De beoordelingscriteria zijn gebaseerd op de ontwikkelingsdoelen van MO. Daarbij ligt de focus op het versterken en oriënteren van de deelnemers. We kunnen aannemen dat dit een andere benadering vergt van de leerkrachten. Een bijkomende vraag is of dit de waarde van het inburgeringsattest wel effectief zal verhogen. Een hele tijd leefde de idee dat die mensen allemaal dezelfde test krijgen – andere vragen per sessie natuurlijk – maar eigenlijk heeft men gekozen voor de meer gepersonaliseerde aanpak van de ontwikkelingsdoelen voor de betrokkenen. Het zal goed zijn om dat verder te communiceren en het verschil duidelijk te maken tussen een algemeen examen en de persoonlijke ontwikkelingsdoelen.
Minister, welke initiatieven werden genomen in functie van de voorbereiding van deze hervorming op het terrein? Zijn alle centra en leerkrachten hier klaar voor, ook pedagogisch? Bent u ervan overtuigd dat de invoering van een resultaatsverbintenis voor MO, in de vorm van een persoonlijk actieplan dat wordt beoordeeld, het beoogde effect zal hebben, namelijk het verhogen van de waarde van het inburgeringsattest, onder meer maar niet enkel bij werkgevers?
Het gevaar waar ik naar verwijs, is dat als iemand een test heeft afgelegd, hij dat zal kennen. Als het echter gaat over te halen ontwikkelingsdoelen, dan kan men dat attest halen zonder dat dat voor iedereen hetzelfde eindresultaat heeft opgeleverd. Dat is toch een verschil. Het gaat om de winst die men boekt, de ontwikkeling die men doormaakt. Op zich is die aanpak verdedigbaar. Ik heb al vaak gepleit voor maatwerk, en dit is daar een vorm van. Je weet niet altijd wat er achter het resultaat schuilgaat.
Minister, hoe zal de verhoging van dit effect worden gemonitord en geëvalueerd? Het zal een hele tijd duren voor dat zijn weg heeft kunnen gaan in de praktijk, voor de mensen gevormd zijn, voor de mensen op de arbeidsmarkt kunnen intreden en doorstromen enzovoort. Dat gaat niet van de ene dag op de andere. Het monitoren moet toch zeker een plaats krijgen.
Minister Homans heeft het woord.
Gisteren was het 29 februari, dus schrikkeldag, en een belangrijke dag. Dat was niet alleen belangrijk voor Linkebeek, mijnheer Doomst, maar ook voor inburgering. De resultaatsverbintenis in plaats van de inspanningsverbintenis is van kracht geworden. Het is niet nodig om opnieuw alle voordelen van een resultaatsverbintenis te herhalen. Het is wel degelijk een meerwaarde, daar ben ik alvast van overtuigd, en wellicht alle aanwezigen hier met mij.
De onthaalbureaus zijn al voor de start van de agentschappen gestart met de voorbereiding van de invoering van de resultaatsverbintenis, specifiek om in de cursus MO te kunnen evalueren. De evaluatie gebeurde niet. In de cursus MO volstond het om aanwezig te zijn tijdens de les. Er was dus geen evaluatie, men heeft zich daarop voorbereid, en de onthaalbureaus zijn daar nu absoluut klaar voor.
Wat houdt die evaluatie precies in? Dat is bijvoorbeeld het uitwerken van een evaluatiemethodiek. Het gemeenschappelijk evaluatiereglement is ook belangrijk om niet met verschillende maten en gewichten te werken. Er is ook een implementatieplan, waaronder vorming, training en opleiding (VTO). De aanpassing van de Kruispuntbank Inburgering was essentieel om het resultaat van de cursus MO te kunnen noteren, want dat kon voorheen niet. Het zijn misschien allemaal kleinigheden, maar het is essentieel dat die aanpassingen gebeuren opdat de resultaatsverbintenis in MO een succes zou kunnen worden. De agentschappen zijn dus klaar voor de implementatie. De leerkrachten zijn opgeleid in het werken en het correct toepassen van de evaluatiemethodiek MO.
Mijnheer Kennes, uw derde vraag is zowaar nog interessanter dan de eerste en de tweede. Daarmee wil ik niet zeggen dat de eerste twee vragen niet interessant waren. Het is goed om in deze context nog eens te kunnen aanstippen dat we de resultaatsverbintenis niet alleen hebben ingevoerd omdat die meer waarde zou hebben voor potentiële werkgevers. In het verleden heb ik altijd gezegd dat het meer waard is, ook voor potentiële werkgevers. Het ging dan over het hele inburgeringsattest waar MO deel van uitmaakt.
Het is zo dat de agentschappen voor MO en niet alleen voor NT2, een evaluatiemethodiek hebben uitgewerkt die past bij de ontwikkelingsdoelen van MO en het principe dat MO op maat van de cursist wordt aangeboden. Bijvoorbeeld, in de cursus van iemand die kinderen heeft, zal er heel specifieke aandacht worden besteed aan het nut van het onderwijs, aan hoe dat onderwijs in Vlaanderen wordt georganiseerd, hoe het in elkaar zit, wat het voordeel is van je kind zo vroeg mogelijk naar school te sturen. Dat komt in het individuele traject van de betrokkene in het kader van MO ter sprake.
Concreet zal het gaan om een soort permanente evaluatie. De inburgeraar moet zelf acties formuleren om bepaalde persoonlijke en maatschappelijk relevante doelstellingen te behalen. Er wordt ook nagegaan of die acties effectief ondernomen zijn. Men kan wel zeggen dat men van alles gaat doen, maar als men niets heeft ondernomen, is er ook geen resultaat. Om dit actieplan te kunnen opmaken, zijn de aangeleerde vaardigheden en kennis en de beoogde attitudes in de cursus MO noodzakelijk.
Door de evaluatie op deze manier te doen, en dus niet enkel door bijvoorbeeld naar de kennis van de inburgeraar te peilen over onze staatsstructuur of een aantal maatschappelijke thema’s die weliswaar belangrijk en relevant zijn, maar door effectief te verwachten dat er acties worden ondernomen, is dat absoluut in het belang van degene die inburgering volgt, zeker omdat er op maat wordt gewerkt. Een project dat op iemands lijf wordt geschreven, heeft heel veel voordelen voor een gezinssituatie. Dat versterkt in de eerste plaats de inburgeraar zelf.
Dit is dan ook de belangrijkste doelstelling van de resultaatsverbintenis. De inburgeraar zelf komt er sterker uit, met welk einddoel ook. Hij of zij wordt aangespoord om bepaalde acties te ondernemen die bijdragen tot zijn persoonlijke doelstellingen, bijvoorbeeld naar kinderopvang zoeken, vrijwilligerswerk doen enzovoort. In cursussen MO in het verleden is dat tot uiting gekomen. En dat was een belangrijk aspect waar de inburgeraar aandacht voor had, omdat die weet dat hij heel veel kan leren door het doen van vrijwilligerswerk, niet alleen Nederlands, maar bijvoorbeeld ook hoe sportclubs functioneren, hoe je je kinderen kunt laten participeren aan ons gemeenschapsleven, aan een jeugdvereniging. Dat heeft dus heel veel voordelen.
Daar waar het vroeger volstond om deel te nemen aan de lessen om een attest te behalen, verwachten we nu dat de individuele inburgeraar concrete acties onderneemt die het integratieproces bevorderen.
Hoe zal de verhoging van dit effect worden gemonitord en geëvalueerd? Het is belangrijk om dat te doen, dat te blijven opvolgen. We hebben de verschillende agentschappen gevraagd om dit te monitoren binnen de algemene effectenmeting van inburgering die ze in de loop van deze regeerperiode moeten realiseren. In de loop van 2016 zullen we hiervoor een methodiek opzetten die dan de volgende jaren moet worden geïmplementeerd.
Waarom is dat? Ik kom nu even terug op mijn voorbeeld van werk. Het is zeer belangrijk, nadat iemand een inburgeringstraject NT2 en MO heeft afgerond, dat men kan zien wat het effect en het beoogde resultaat is. Heeft de betrokkene bijvoorbeeld werk gevonden? Heeft de resultaatsverbintenis een meerwaarde gehad? Gaan de kinderen van de betrokkene op regelmatige basis naar school? Kennen ze het belang daarvan? Onderschrijven ze het belang van ons onderwijs? Dat moeten we dus absoluut doen, en niet alleen monitoren wat de resultaten zijn van iemand die nadien in de loop van zijn of haar leven een inburgeringstraject heeft gevolgd.
We moeten ook een klantentevredenheidsonderzoek doen, zodat we de mening kennen van de mensen die de cursus doorlopen. Dat is belangrijk. Vanuit de overheid kunnen we wel overtuigd zijn van ons eigen goed beleid en onze goede praktijken, maar degenen die er gebruik van maken en onderworpen zijn aan onze cursussen, kunnen belangrijke insteken geven. En dat zal, met het oog op het verbeteren van onze inburgeringstrajecten, de inburgeraar alleen maar ten goede komen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting over de belangrijke stap die gisteren is gezet. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Vlaanderen is meer dan Linkebeek. Linkebeek is Vlaanderen, maar Vlaanderen is gelukkig meer dan Linkebeek. Er komen heel wat nieuwe Vlamingen bij. De vraag was dan ook daarop gericht.
Mijn bekommernis is dat er geen misverstanden in onze samenleving ontstaan over de resultaten, dat we weten dat dat gebaseerd is op de persoonlijke doelstellingen. Dat moet op veel domeinen zijn zoals werk, onderwijs, vrijwilligerswerk enzovoort. Dat was ook de bedoeling van mijn vraag.
Omdat het zo divers is, is het moeilijk om dat allemaal te monitoren. Het zal niet alleen gaan over de vraag of de mensen werk hebben gevonden of niet, maar ook over de ouderparticipatie op school. Door het meer op maat te maken, zal het complexer zijn om te monitoren. Ik begrijp dat de verschillende agentschappen in die geest willen werken, en dat het nodig zal zijn om dat op de een of andere manier te monitoren en te evalueren. Ik wilde hier vandaag enkele punten van de moeilijkheidsgraad aankaarten.
We zijn op de goede weg, en bedankt voor uw steun.
De vraag om uitleg is afgehandeld.