Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, u weet wellicht dat mijn initiële vraag om uitleg begin februari gericht was aan minister Turtelboom. De voorzitters hebben in al hun wijsheid beslist om de vraag om uitleg te verwijzen naar deze commissie. Ik heb ze dus opnieuw moeten indienen, omdat u bevoegd bent voor onder meer lokale besturen en belangenbehartiger bent van de Vlaamse gemeenten.
Minister, u hebt het zelf al wat aangekondigd. U mag uw federale paraplu opentrekken, dat is geen probleem voor mij. Maar ik neem aan dat u naast het opentrekken van die federale paraplu ook even antwoordt vanuit die Vlaamse bevoegdheden?
Eind december 2015 maakte de FOD Financiën aan de gemeenten en de gewesten een schrijven over waarin wordt ingegaan op de potentiele impact van de taxshift op de personenbelastingontvangsten van de gemeenten, met gevolgen voor de gemeenten en de gewesten.
De bedragen van de ontvangsten uit de personenbelasting voor het aanslagjaar 2016 werden weergegeven, samen met een zeer beknopte algemene uitleg over het waarom van de laattijdige inkohiering van de ontvangsten uit de personenbelasting voor het jaar 2015. Aangezien het gaat over de aanvullende personenbelasting, heeft het, zoals gezegd, gevolgen voor de ontvangsten van zowel de gewesten als de gemeenten.
Dat schrijven van de FOD Financiën zou tot discussie geleid hebben op het Overlegcomité van januari. Er zou immers nog onduidelijkheid zijn over de impact van de taxshift – het cumulatief effect van de taxshift voor onder meer de gemeenten en de minderinkomsten van ettelijke honderden miljoenen die daaruit de volgende jaren zullen voortvloeien – en welke impact de vertraagde inkohiering in 2015 op de ontvangsten voor 2016 zou hebben.
Er werd op dat Overlegcomité gevraagd de gewesten de nodige informatie te bezorgen over de inkohieringsmodaliteiten, over de verschillen tussen de ramingen en de ontvangsten van 2014, 2015 en 2016. Minister, daar zit een probleem dat ook een impact heeft op de Vlaamse gemeenten. De discussies daarover lopen al enige tijd. Vlaanderen, in dit geval u, wordt geacht de belangen van zijn gemeenten te behartigen in het Overlegcomité.
Minister, hebt u van uw federale collega reeds gedetailleerde informatie ontvangen over de verschillen tussen de ramingen en de ontvangsten voor 2014, 2015 en 2016? Zo ja, is er sprake van een effect van de vertraagde inkohiering in het begrotingsjaar 2015 op het door te storten deel van de personenbelasting in 2016 voor de gemeenten?
Mijn tweede punt betreft een discussie die hier al een paar keer ter sprake is gekomen en waarover er al vele beloftes zijn gemaakt. Ik weet dat u geen vat hebt op de volatiliteit van de economische parameters. Die volatiliteit, de inkohiering en het tijdstip van doorstorten van de ontvangsten zorgt bij de gemeenten voor heel wat onzekerheid. Bent u bereid om er opnieuw bij de federale minister op aan te dringen werk te maken van een structureel voorschottensysteem voor de gemeenten, zoals dat al verschillende keren is beloofd door u, uw federale collega’s en de FOD Financiën zelf? Wanneer zien we een realisatie van die beloftes?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Bertels, ik weet dat u een zeer actief parlementslid bent, ik denk vooral in de commissie Financiën en Begroting. De vaste leden van deze commissie weten zeer goed dat deze vraag ongeveer om de drie weken aan bod komt. Nog net geen drie weken geleden was mevrouw Pira de vraagsteller en twee weken daarvoor de heer Ceyssens. U zult misschien teleurgesteld zijn, mijnheer Bertels, maar ik blijf hetzelfde antwoord geven.
Ondertussen is deze vraag al ongeveer twintig keer gesteld, niet alleen in deze commissie, maar ook aan minister Turtelboom. Zowel ikzelf als minister Turtelboom hebben wel degelijk verschillende keren contact opgenomen met de federale collega’s. Het is ook al ter sprake gekomen op het Overlegcomité.
Mijnheer Bertels, sorry, maar het is echt een brug te ver dat u mij hier vraagt wat de federale minister van Financiën heeft gezegd op dat Overlegcomité. Ik ga in het Vlaams Parlement geen uitspraken herhalen van de federale minister.
Mijnheer Bertels, neem het alstublieft niet persoonlijk, maar er moet mij iets van het hart. Hebt u gelijk dat u waakt over de gezonde financiën van de lokale besturen? Ja. Heb ik dat in het verleden altijd al bevestigd? Ja. Hebben zowel minister Turtelboom als ik de verantwoordelijkheid genomen om ook de federale collega’s daarop attent te maken? Ja.
Ik vind het zeer vreemd dat uw fractie er blijkbaar een soort sport van maakt om steeds weer die vragen hier in dit Vlaams Parlement te stellen. Ik refereer aan de actuele vraag van uw collega Van Malderen in de plenaire vergadering. De voorzitter van dit Vlaams Parlement, een partijgenoot van mij, heeft die actuele vraag ontvankelijk verklaard en ik heb die dus met heel veel plezier beantwoord. Het ging over het ontbreken van een federaal armoedeplan. Ik heb gesuggereerd dat het de dag nadien plenaire vergadering in de Kamer was en dat hij die vraag daar zou kunnen stellen. Dat is echter niet gebeurd.
Mijnheer Bertels, ik stel verder vast dat uw collega’s in het federale parlement doen alsof deze problematiek niet bestaat. Die vragen zijn inderdaad terecht, omdat het gaat over de impact op de financiële situatie van onze Vlaamse – niet alleen de Vlaamse, maar we zitten hier in het Vlaams Parlement – lokale besturen. Ik raad u dus aan om uw collega’s in de Kamer te vragen die vraag aan de juiste minister te stellen. Want ik kan ze hier twintig keer op dezelfde manier beantwoorden.
Ik deel oprecht uw bezorgdheid dat er duidelijkheid moet komen. Ik heb in het verleden ook al gezegd dat er in augustus 2015 door de federale minister van Financiën aan alle – niet alleen de Vlaamse – lokale besturen een brief is gestuurd met de mededeling dat er een structurele oplossing zal zijn voor het jaar 2016.
Mijnheer Bertels, ik raad u aan uw verdere vragen over wat minister Van Overtveldt op het Overlegcomité heeft gezegd, door een collega te laten stellen in het parlement waar de vraag thuishoort.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, over één ding zijn we het eens: u deelt de terechte bekommernis over de gezonde financiën van onze gemeenten. Over het andere ben ik het fundamenteel met u oneens.
Ik heb niet gevraagd wat de federale minister van Financiën op het Overlegcomité heeft gezegd. Nee, minister, op het Overlegcomité is beslist dat er gegevens zouden worden overgemaakt aan de deelstaatregeringen. Ik vraag u, minister, of u de informatie van uw federale collega reeds hebt ontvangen. (Minister Liesbeth Homans knikt bevestigend)
Dat is mijn vraag, niet dat u ontboezemingen doet over wat er is gezegd op het Overlegcomité. Ik vraag of u die informatie hebt ontvangen. Dat hebt u blijkbaar, want er heeft ondertussen een nieuw Overlegcomité plaatsgevonden waar die informatie is overgemaakt. Dát was mijn vraag. U mag proberen de vraag om te draaien en de federale paraplu open te trekken, maar ik vroeg u gewoon of u de informatie had ontvangen. U hebt die informatie ontvangen en u weet ook dat er een effect is op het inkohieringsritme.
Mijn tweede vraag was puur gericht aan de Vlaamse Regering. We zullen die vraag ook stellen aan de Federale Regering, u hoeft zich geen zorgen te maken.
Die vragen zijn herhaaldelijk gesteld, in deze commissie en in de commissie Financiën en Algemeen Beleid, waar ik de vraag om uitleg oorspronkelijk had gesteld.
Maar deze Vlaamse Regering, minister, heeft, onder andere op een vraag die deze zomer werd gesteld, geantwoord dat er in juni pistes werden besproken met de federale administratie Financiën. Deze Vlaamse Regering, toen bij monde van minister Turbelboom, heeft gezegd dat ik op de hoogte zou worden gehouden van de pistes die er worden onderzocht en de effecten daarvan. De belofte was dat het parlement zou worden geïnformeerd.
We zijn acht maanden later en we moeten die vragen wel stellen, omdat we anders niet worden geïnformeerd. Niet ík heb die belofte gemaakt aan het parlement, maar de Vlaamse Regering.
Minister, daarom vraag ik u hoe ver het staat. Als we niet meer mogen vragen of jullie je beloftes houden, dan moeten we het parlement gewoon buiten spel zetten. Dat is misschien uw wens, maar niet de onze. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Ú hebt het op de spits gedreven, minister Homans. Daar kan ik niets aan doen. Ik heb u gewoon gevraagd of u wilt doen wat de Vlaamse ministers in dit Vlaams Parlement hebben gezegd. Meer vraag ik niet. Ik vraag niet naar de uitspraken van de federale minister in het Overlegcomité. Ik vraag u gewoon te doen wat u, wat de Vlaamse Regering, heeft gezegd.
Wat is de stand van zaken inzake de structurele voorschotsystemen, zoals we het hebben gevraagd in het Overlegcomité? Waar zijn die pistes? Zijn ze besproken of niet? U suggereert nu eigenlijk dat er verder niets mee is gebeurd. Die interpretatie maak ik op basis van uw antwoord.
Minister, hebt u die cijfers gekregen? Ja. In welke mate werden die pistes bediscussieerd? Waar staan we met die pistes? Veel simpeler kan ik het niet vragen. Het is een puur Vlaamse bevoegdheid.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik was niet van plan om het woord te nemen bij deze vraag om uitleg. Uw gepikeerde reactie verplicht mij daar echter toe. Die gepikeerde reactie is trouwens totaal misplaatst. Is dat misschien om de standstill te camoufleren?
Het is ook niet de eerste keer dat er een pingpongspel wordt gespeeld tussen u en minister Turtelboom. Ik herinner mij levendig het debat over ‘mat & out’ waarbij we eenzelfde pingpongspel moesten ondergaan.
Minister, het feit dat die vraag al twintig keer werd gesteld in dit parlement, is een teken dat deze Vlaamse parlementsleden, in het bijzonder sp.a, bekommerd zijn om de financiële toestand van de lokale besturen. We zijn daarom bekommerd. We hopen dat u die bekommernis deelt en dat u, als u die deelt, ook actie onderneemt.
De heer Bertels is zijn betoog gestart met te stellen dat u belangenbehartiger bent van de lokale besturen. Wel, dat zou u moéten zijn, minister, maar u doet net het tegenovergestelde.
Samen met de heer Bertels kijk ik uit naar de inhoudelijke antwoorden op de vragen die werden gesteld.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik deel het vertrouwen dat de minister heeft in het federale niveau. Het antwoord zal van daar moeten komen.
Ik hoop alleen dat we eind dit jaar niet opnieuw het ‘kerstboomballen vergallen’ krijgen van een begroting die is opgesteld en waaraan we in laatste instantie correcties moeten aanbrengen. Ik wil erop aandringen dat u ervoor zorgt dat we dat op het einde van dit jaar niet voor de zoveelste keer moeten meemaken. Ik vind dat we dat vanuit Vlaanderen naar voren mogen schuiven.
Minister Homans heeft het woord.
Ik begin graag met het positieve betoog van de heer Doomst. Ja, natuurlijk delen wij die bezorgdheid. U bent hier altijd aanwezig. We hebben dit debat al verschillende keren gevoerd in de commissie en in de plenaire vergadering.
Zijn stabiele lokale financiën noodzakelijk? Ja. Ik onderschrijf dat.
Mijnheer Bertels, u hebt dat misschien persoonlijk opgevat, maar dat moet u niet doen. Er is in dit land een duidelijke bevoegdheidsverdeling.
U vraagt of ik de informatie over de cijfers heb gekregen. Daarop is mijn antwoord: ja. Wil ik dit parlement buiten spel zetten? Neen, absoluut niet.
Mijnheer Bertels, ik wist niet dat u uw vraag om uitleg eerst had ingediend in de commissie Financiën. U vraagt mij om een reactie op de uitspraak van minister Turtelboom in de commissie Financiën en Begroting over hetzelfde onderwerp. Ik weet niet over welke reacties en uitspraken u het precies hebt. Sta mij toe om te zeggen dat ik daarop echt niet moet antwoorden. U moet die vraag dan misschien opnieuw indienen in de commissie Financiën en Begroting. Ik wil geen pingpong met u spelen. Ik vind dat wel een leuk spel, maar niet in deze commissie.
Mijnheer De Loor, ik ben u als zeer trouw lid van deze commissie al een beetje gewoon, ook uw stijl. Men went daar een beetje aan, u wellicht ook aan de mijne. Als u mij hier elke keer het verwijt maakt dat ik niets doe, hoe komt het dan dat uw eigen partijgenoten deze vraag in het federaal parlement nog geen enkele keer hebben gesteld? Geen enkele keer is deze problematiek aan bod gekomen in de commissie of de plenaire vergadering van de Kamer.
Mijnheer Bertels, ik geloof oprecht dat u mijn bezorgdheid en die van alle aanwezigen hier over de stabiele financiën van de lokale besturen deelt. Maar waarom die vraag dan niet stellen in het parlement waar men bezig is met het uitwerken van een voorschottenregeling? U vraagt me hoe het staat met het voorschottensysteem. Ik kan u daar niet op antwoorden. Dat is mijn bevoegdheid niet. Mijnheer Bertels, ik raad u en uw fractie aan – maar u hoeft mijn raad niet op te volgen – dat u aan uw federale collega’s vraagt om die eenvoudige vraag in de Kamer te stellen. U zult, hopelijk voor u, een heel duidelijk antwoord krijgen. Ik heb deze vraag hier al heel vaak beantwoord. Ik hoop dat ik uw concrete vragen die over mijn bevoegdheid gingen, toch heb beantwoord.
Delen wij die bekommernis? Ja. Moeten er af en toe vragen worden gesteld in de Kamer om die bekommernis niet alleen vanuit dit parlement aan de lokale besturen uit te dragen, maar ook vanuit het federaal parlement? Ja, en dan zijn we bondgenoten in deze zaak.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, bondgenoten voor stabiele lokale financiën: ja, maar niet alleen in woorden, ook in daden.
Ik geef twee voorbeelden. Einde 2014 – die informatie hebt u, maar u geeft ze niet – stelden we vast dat 200.000 Vlaamse aangiften vertraging hebben bij de inkohiering, met een effect voor de Vlaamse gemeenten. Dan doet u niets en zegt u: we gaan kijken wat we gaan doen. Als er nu een federale discussie is over de btw van de autonome gemeentebedrijven, reageert u daar zelfs niet op. U bent geen belangenbehartiger van de Vlaamse gemeenten. U kijkt en u wacht af. U staat erbij en u kijkt ernaar. Dat is niet de bedoeling.
Minister, u hebt zelf gezegd dat u overleg zou plegen over de uitwerking van het structureel voorschottensysteem. Ik neem aan dat u samen met ons geen voorschottensysteem wilt dat een permanente verlaging is van de voorschotten zoals die nu zijn, waardoor de lokale financiën nog slechter af zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.