Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Tijdens het recente symposium van het Steunpunt Sport werden de resultaten van het onderzoek van mevrouw De Meester over ‘Schoolsport als een springplank naar een actieve levensstijl’ gepresenteerd. Schoolsport – alle sportactiviteiten die niet zijn opgenomen in het curriculum maar wel door, of in samenwerking met, de school worden georganiseerd en waaraan leerlingen op vrijwillige basis kunnen deelnemen – is laagdrempelig. Je kiest zelf wat je doet, hoe lang en met wie. Ook niet onbelangrijk is dat men kan proeven van verschillende sporten aan een goedkoop tarief of soms geheel gratis.
De meerwaarde van schoolsport is met andere woorden niet te onderschatten, maar dat wordt pas zichtbaar op lange termijn. Eerder leerde de participatiesurvey ons dat vroeg in contact komen met sport en beweging de kans vergroot om op latere leeftijd nog steeds sportactief te zijn en te blijven.
Uit de bevraging van goed 2500 leerlingen uit 62 scholen blijkt dat jongens meer sporten dan meisjes. De onderzoekers verklaren dit door de grote aandacht voor populaire balsporten die vooral jongens aantrekken. Ook opvallend is de terugval – met 32 procent – van schoolsportdeelname bij de overgang van de lagere naar de secundaire school. Wie aan schoolsport doet, doet dat op basis van de eigen motivatie en dus niet onder druk van bijvoorbeeld ouders.
Die eigen motivatie zorgt er ook voor dat leerlingen het sportengagement langer volhouden. De terugval is daarom grotendeels te verklaren door afgenomen motivatie. Sporten in de eerste graad van het secundair onderwijs is plots minder cool en dus moet het competitief sporten het in de jongerencultuur afleggen tegen chillen.
De onderzoeksopdracht resulteerde in vier aanbevelingen. Er wordt gevraagd om directies en leerkrachten uit lagere scholen die tot op heden geen schoolsportaanbod hebben, te stimuleren om schoolsport aan te bieden aan hun leerlingen. Er wordt gevraagd het bestaande schoolsportaanbod aan te passen en meer recreatieve en dansgerelateerde sporten op te nemen. Ik denk dat dat vooral de jongedames meer zal aanspreken. Er wordt gevraagd het aankondigings- en promotiebeleid qua schoolsport te optimaliseren. Er wordt tot slot een bredere verspreiding gevraagd van de resultaten van het huidige project en van de workshop ‘Schoolsport als springplank naar een actieve levensstijl’, met als doelstelling zo veel mogelijk directies, leerkrachten en beleidsmakers te overtuigen van het potentieel van schoolsport.
Daarnaast wil ik het Actieplan Sport voor Allen in herinnering brengen. In het kader van de schoolsport wordt daarin extra aandacht gevraagd voor een versterking van de driehoek sportdienst-school-sportclubs. Daarin hebben de Follo-leerkrachten (flexibele opdracht leerkracht lichamelijke opvoeding) een niet te onderschatten rol te spelen, omdat zij vanuit de coördinerende functie een rol spelen als bruggenbouwer tussen de scholen en de lokale setting, dus de sportdiensten en -clubs.
Minister, u hebt ongetwijfeld kennis genomen van de resultaten van het onderzoeksrapport, evenals de aanbevelingen die erin vervat zitten. Hoe beoordeelt u de beleidsaanbevelingen uit het onderzoeksrapport? Op welke manier zult u die aanbevelingen meenemen in uw beleid inzake schoolsport? Hoe evalueert u de cijfers met betrekking tot de deelname aan schoolsport? Erkent u dat er nog veel potentieel is om die deelname te doen toenemen?
Schoolsport is een belangrijke vorm van sportpromotie. De driehoek school-gemeente-sportclubs is daarin essentieel. Erkent u dat er nog kansen zijn om een sterkere samenwerking in die driehoek te verwezenlijken, in functie van een versterking van het schoolsportaanbod? In hoeverre kunt u samen met stakeholders zoals de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) en anderen ter zake een faciliterende rol op u nemen?
Minister Muyters heeft het woord.
Uiteraard heb ik kennis genomen van dat rapport. Ik vind het ook goede aanbevelingen. Samengevat komen ze erop neer dat men scholen moet overtuigen om te starten met een schoolsportaanbod, dat men het aanbod moet diversifiëren, maar het ook beter bekend moet maken. Dat lijken me drie belangrijke aspecten te zijn die daar naar voren zijn gekomen.
Het schoolsportaanbod wordt in Vlaanderen georganiseerd door de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS). De subsidiëring, en bijgevolg ook de opvolging daarvan, zit in eerste instantie bij mijn collega, minister van Onderwijs Crevits, maar natuurlijk ben ik als minister van Sport begaan met die schoolsport in Vlaanderen. Mijn kabinet en het agentschap Sport Vlaanderen zijn vertegenwoordigd in de opvolgingsgroep die de voortgangscontrole doet van die werking van de SVS. Via die opvolgingsgroep zal ik echt aandacht vragen voor de beleidsaanbevelingen uit dat onderzoek en opvolgen welke concrete maatregelen er worden genomen.
Aanvullend wil ik er met mijn beleid voor zorgen dat de achterstand die qua motorische ontwikkeling en fitheid bij jongeren bestaat, wordt weggewerkt, vooral via een naschools sportaanbod. Ik vind dat wel belangrijk. Ik denk dat u weet dat we daar heel wat inspanningen voor doen.
Naast de lessen lichamelijke opvoeding en sport op school moeten we het stimuleren van naschoolse sport een belangrijke rol geven. Dat is dus eigenlijk een derde onderdeel in dat geheel. Daarvoor werd er een overeenkomst gesloten tussen Sport Vlaanderen en de SVS. Via ons agentschap Sport Vlaanderen voorzien we ook in een jaarlijkse dotatie om naschoolse sportprojecten te realiseren. Dat gaat dan toch over meer dan 1 miljoen euro voor de brede school. Dat gaat dan over de Follo-leerkrachten.
Dat er nog potentieel is, wil ik meteen onderschrijven. De lokale context in de omgeving van een school is daarbij zeker belangrijk. Zo moet er een beschikbare en kwaliteitsvolle sportinfrastructuur zijn in de nabijheid van de school. Ook moet er bereidheid zijn van de school om daaraan mee te werken. Ten slotte moeten er initiatieven worden genomen door de lokale overheid. Ook plaatselijke sportclubs hebben daar een belangrijke rol in te spelen.
Via mijn sportbeleid neem ik initiatieven om die verschillende contexten te optimaliseren. Ik noem er een paar. Ik heb daarnet al gesproken over het Vlaams Sportinfrastructuurplan en de subsidieoproepen voor lokale en bovenlokale sportinfrastructuur die we in het verleden hebben gedaan. Als het parlement dat goedvindt, komt er ooit een nieuw decreet inzake de georganiseerde sport. Als het aan mij ligt, wil ik daarin absoluut de sportfederaties stimuleren om initiatieven te nemen voor anders- of laagdrempelig georganiseerde sportactiviteiten zoals schoolsport.
Ook zoek ik in overleg met collega Crevits manieren om het naschools openstellen van schoolsportinfrastructuur te verbeteren. Nog niet zo lang geleden was ik in een hogeschool in de Kempen, waar ik een prachtige sportzaal zag en hoorde dat die 40 procent van de tijd wordt gebruikt. Dan rijst de vraag of ik ter zake niets kan doen, samen met mijn collega van Onderwijs. We werken daar dus echt aan. We bekijken hoe we kunnen stimuleren, maar niet verplichten, dat dit ook wordt opengesteld voor naschoolse sport.
Daarnaast is het volgens mij belangrijk dat de diverse lokale partners, dus de scholen, de gemeenten en hun sportdiensten, maar ook de sportclubs, goed met elkaar overleggen en zo samen een sterke driehoek vormen. Daarom ondersteun ik het concept ‘Brede School met sportaanbod’, een gezamenlijk project van Sport Vlaanderen en de SVS. Vandaag worden 32 halftijds gedetacheerde leerkrachten lichamelijke opvoeding, de Follo’s, ingezet in heel Vlaanderen, met een anders georganiseerd, laagdrempelig en flexibel sportaanbod. U kent die producten wel. Zo is er ‘Sportsnack’ (Sportief Naschools ACtieve Kids). Er is ook de SNS-pas (Sport Na School) voor het secundair onderwijs. Die zijn begonnen als proefproject, maar worden ondertussen uitgerold in heel Vlaanderen.
Ik ben dus echt bereid om samen met mijn collega te bekijken hoe we die aanbevelingen kunnen uitvoeren en verder uitrollen. Ik wou even schetsen op welke manier ik daartoe vanuit een sportbeleid nog een bijkomende stimulans geef.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u die aanbevelingen ter harte neemt. U hebt echter erkend dat er nog steeds heel wat werk aan de winkel is. In mijn regio bijvoorbeeld is die SNS-pas er nog niet overal. Niet elke school is daarvan doordrongen. Dat is een beetje het probleem. Je hebt een aantal scholen die daar voortrekker in zijn, maar dit is er nog niet overal. Dat heeft deels te maken met koudwatervrees, denk ik, en soms met de leerkrachten. Als je een leerkracht lichamelijke opvoeding hebt die daar werkelijk achter staat, dan is dat natuurlijk veel gemakkelijker. Daar moeten we dus zeker aan blijven werken.
Ik hoop in elk geval dat we daar in de toekomst, wanneer we nog onderzoeken krijgen, verder in kunnen gaan, maar het stemt me alleszins tevreden dat er aan die aanbevelingen zeker gevolg wordt gegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.