Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik probeer dit dossier al een tijdje van nabij te volgen. Iedereen is ervan overtuigd dat de Memorial Van Damme een heel belangrijke internationale atletiekmeeting is die kan zorgen voor de nodige uitstraling, niet alleen van de atletieksport, maar zeker ook van Vlaanderen.
We kennen dat dossier. Het zou natuurlijk spijtig zijn, mocht er op termijn van de Memorial Van Damme geen sprake meer zijn. Er is natuurlijk het probleem van het stadion. Ik heb dinsdag nog een vraag gesteld in een andere commissie over het Eurostadion en de mogelijke verhuis van de Memorial Van Damme. Het was geen overeenkomst, maar er was toch wel een vraag van Vlaanderen aan de initiatiefnemers van het Eurostadion om daar ook een atletiekpiste onder te brengen, zodat de Memorial naar daar kon verhuizen. Volgens de eerste plannen en wat ik weet over het dossier is daar echter blijkbaar geen sprake van. Vlaanderen was voorstander van een aantal zaken. Er was niet alleen de atletiekpiste, er was ook het uitschuifbare dak.
De Memorial zou nog wel een tijdje kunnen plaatsvinden in het Koning Boudewijnstadion, maar natuurlijk wordt op lange termijn de bestaansonzekerheid steeds groter. De Brusselse overheid heeft ook niet echt de wil om financiële initiatieven te nemen. Zij probeert natuurlijk steeds meer de verantwoordelijkheid bij Vlaanderen te leggen. Minister, u hebt terecht al een paar keer gezegd dat het niet aan Vlaanderen is om een atletiekstadion te bouwen. U zult het echter met me eens zijn als ik zeg dat het heel spijtig zou zijn als de Memorial zou verdwijnen.
Tijdens een persmoment had Wilfried Meert, de organisator van de Memorial Van Damme, het over een werkgroep waarin diverse actoren betrokken zijn. Daar zou constructief worden gezocht naar een oplossing, in de vorm van renovatie of toch een nieuw stadion enzovoort. Voorlopig zijn er echter zeker nog geen beslissingen gevallen, maar hij zei dat ook Vlaanderen bij die besprekingen was betrokken, net als andere actoren.
Minister, wat is de stand van zaken? Welke standpunten heeft de Vlaamse Regering ingenomen binnen die werkgroep?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Sintobin, ik begrijp natuurlijk dat de communicatie van de heer Meert de vraag naar meer informatie doet rijzen. Ik kan uiteraard bevestigen wat de heer Meert heeft gezegd. Er is onder impuls van de Memorialorganisatie een werkgroep bijeengekomen met daarin de mensen van de Memorial zelf, de Vlaamse en Franstalige atletiekfederaties, de stad Brussel, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, mijn kabinet, het kabinet van minister Collin van de Franse Gemeenschap en het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC).
Zoals de heer Meert ook heeft gezegd, heeft de werkgroep als doelstelling een oplossing te zoeken voor de Memorial. In eerste instantie kijkt men naar de technische vereisten en de haalbaarheid van een stadion voor de Memorial. De focus ligt op atletiek, maar ook de mogelijkheden voor andere sporten worden bekeken. De vraag is dus of het alleen over atletiek gaat, of ook over andere sporten. Verder wordt een renovatie van het Koning Boudewijnstadion bekeken, en de alternatieven daarvoor.
Binnen de werkgroep is er een taskforce opgericht, met vertegenwoordigers van de Memorial en met de heer Dimitri Huygen als voorzitter, om die dingen te onderzoeken en regelmatig terug te koppelen naar de ruimere overleggroep. Zoals de heer Meert eveneens aangaf, is de sfeer constructief, maar is er nog geen concreet resultaat.
Qua standpunt houden we ons uiteraard aan de lijn van de Vlaamse Regering. U zou van mij niets anders hebben verwacht. Die komt erop neer dat het voor mij belangrijk is, zoals u ook hebt aangegeven, dat er een oplossing komt voor de Memorial Van Damme. Dat is een van de grootste atletiekwedstrijden in Europa en een wedstrijd met naam en faam. Het is voor ons dus belangrijk dat we daar een oplossing voor vinden. Daarom steunen en volgen we die werkzaamheden.
Een volgend punt is dat ik geen engagement op mij neem of heb genomen waardoor Vlaanderen op een of ander moment, zelfs als er een technisch haalbare oplossing wordt gevonden, sowieso mee zou gaan financieren. Daarin is nergens voorzien in het budget.
We bevinden ons dus nog in een studiefase, met de wil om hier iets aan te doen, maar waarbij ik voor de rest geen engagementen op mij neem.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat ik natuurlijk grotendeels kan onderschrijven. Ik ben al blij dat er een taskforce is opgericht waar een en ander zal worden bestudeerd. Het lijkt me logisch dat vooral het idee om atletiek met andere sporten te combineren misschien een en ander zal vergemakkelijken.
En dan is er de kwestie van renovatie of alternatieven. Dat is natuurlijk grotendeels een kwestie van geld, en van de bereidheid van een aantal actoren die in die taskforce en in die werkgroep zitten. Brussel zegt al dat het daar weg wil. Er is de hele discussie over het Eurostadion en waarom daar geen atletiekpiste kan komen. Dat is spijtig. Dat zou misschien een alternatief of een goede oplossing zijn geweest, maar er wordt boudweg gezegd dat er geen atletiekpiste komt, terwijl men toch afhankelijk is.
Ik zeg altijd: we kunnen hen dan terugpakken door ervoor te zorgen dat ze de vergunningen qua mobiliteit en dergelijke niet krijgen of zo. Dat is echter niet echt de juridische weg, zou ik zeggen.
Ik vind het wel belangrijk dat hierover wordt nagedacht. Natuurlijk moeten we de tijd enigszins in het oog houden. Er is de garantie dat men tot 2020 in het Koning Boudewijnstadion kan blijven, dacht ik. Het is 2016. U weet dat een en ander traag kan verlopen in Vlaanderen, en bij uitbreiding in België. Ik hoop dus dat er toch een oplossing komt. Ik zal dat opvolgen, zoals ik dat met andere dossiers doe, en te gepasten tijde de nodige vragen indienen. Ik wil in ieder geval namens mijn fractie bevestigen dat wij van oordeel zijn dat Vlaanderen ter zake niet de financiële verantwoordelijkheid moet dragen. Dat zou natuurlijk al te gemakkelijk zijn, maar zo kennen we hen wel.
De heer Poschet heeft het woord.
Er is daarnet een vraag gesteld over 2,5 miljoen euro die vanuit Vlaanderen naar voetbalstadions gaat. Ik vind het merkwaardig dat daarover geen problemen gemaakt worden, maar wel als er vanuit de gemeenschappen geïnvesteerd zou worden in een atletiekstadion.
Het is inderdaad interessant om te bekijken wat de mogelijkheden zijn om andere sporten te beoefenen in het Koning Boudewijnstadion. Voor ons staat dat los van het project van het Eurostadion. Het belangrijkste is dat er een oplossing komt voor de Memorial en dat er niet aan het stadion geraakt wordt vooraleer er een oplossing is.
Ik heb horen waaien dat de minister van Sport van de Franse Gemeenschap budgetten klaar zou hebben staan om eventueel te investeren in het Koning Boudewijnstadion. Ik blijf het een beetje vreemd vinden dat dé atletiektempel van het land, en dus van de twee of drie gemeenschappen samen, gefinancierd en onderhouden moet worden door een van de 589 Belgische gemeenten. En degenen die verantwoordelijk zijn voor Sport en de unieke bevoegdheid daarvoor hebben, namelijk de gemeenschappen, zouden daar dan geen euro in investeren. Dat is een politieke vraag die we wel eens mogen uitklaren.
De heer Wynants heeft het woord.
Onze fractie pleit er sowieso voor dat dat blijft bestaan, op welke manier ook. Als je het belang van de Memorial Van Damme berekent op het vlak van tv-uitzendingen, blijkt die even hoog te staan als een uitzending van een halve finale of de finale van de Champions League. Vorig jaar werd dat in 67 landen uitgezonden. Dat is een geweldige boost op Europees en internationaal gebied.
Wat ik al dikwijls aangehaald heb in verband met de renovatie van het Koning Boudewijnstadion, is dat men zelfs nog niet gevraagd heeft om het aan te passen aan de normering van de UEFA. Ik begrijp dat niet.
Ik vind het een interessante these die u hier poneert, collega Poschet. Ze is ook legistiek correct. Ze spoort in elk geval met de staatshervorming, ware het niet dat Brussels minister Vanhengel al heel veel sportinfrastructuur heeft aangelegd. Maar dat mag. Er is in de zesde staatshervorming voor de gewesten een uitzondering gemaakt voor infrastructuur, wat uw these, die principieel juist is, op wettelijk vlak dan weer wat wankel maakt. Voor mij mag dat uitgeklaard worden. Ik lig niet wakker van de vraag welke overheid daarvoor betaalt, maar wel van het circus dat opgevoerd wordt rond het Eurostadion en het Koning Boudewijnstadion. ‘Ça m’emmerde’ zoals dat in mooi Frans wordt gezegd.
Ik zal eens een gok doen: er komt helemaal geen Eurostadion, en het Koning Boudewijnstadion wordt over enkele jaren, wegens niet beantwoordend aan de technische normen, zowel door de atletiek als door de voetballerij internationaal negatief beoordeeld. En dan hebben we niets over.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Poschet, u stelt dat er geen probleem is met die 2,5 miljoen euro voor stadions en dat er hier wel een probleem zou zijn. Ik wil dat toch even in de juiste context plaatsen.
Toen ik minister van Sport werd, had mijn voorganger een aanbesteding uitgeschreven, waarbij hij effectief vroeg wie stadions wou bouwen. Er waren bij de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) middelen uitgetrokken om een lage rentevoet te geven. Daar konden voetbalbedrijven op inschrijven. Dat is toen beslist. Op een bepaald moment bleek dat toch moeilijk te zijn, ook het geven van die rente. We hebben in de vorige Vlaamse Regering dat bedrag gereserveerd gehouden, maar ik heb het geheroriënteerd: 8 miljoen euro, eerst met een oproep voor het EK 2020, en dan voor wat het nu is geworden, met de sociale inslag als basis.
Tijdens de regeringsonderhandelingen hebben we met de collega’s van de meerderheid uitdrukkelijk beslist om de beperkte middelen die Vlaanderen heeft om te investeren in sportinfrastructuur, in te zetten voor bovenlokale sportinfrastructuur, en in eerste instantie ligt de nadruk op zwembaden. Als u mij nu vraagt of er geld is voor een stadion in Brussel, dan zeg ik u dat ik daar op dit moment geen geld voor heb. Binnen het regeerakkoord is er geen geld uitgetrokken om een stadion in Brussel te bouwen. Zal daar morgen geld voor zijn? Als ik een oproep zou doen voor bovenlokale sportinfrastructuur – maar dat is vooral op breedtesport gericht – en er zou iets uitkomen dat daaraan beantwoordt, dan zullen we dat beoordelen.
We zitten aan 8 tot 10 miljoen euro infrastructuurgelden per jaar die we voor alle 308 gemeenten kunnen gebruiken. Ik probeer dat maal drie te doen, door een derde te financieren als maximum. Ik vind dat we daar veel mee realiseren. Wie had gedacht dat we negentien zwembaden zouden kunnen renoveren of bouwen, dankzij een oproep die we vorig jaar hebben gedaan? Dit jaar komt er opnieuw een oproep. En het jaar daarna zal ik proberen om de blinde vlekken op te vullen en die bovenlokale sportinfrastructuur te sponsoren.
Voor alle duidelijkheid: voor mij is het geen principieel punt, mijnheer Poschet. Het is gewoon het uitvoeren van het regeerakkoord en prioriteiten stellen. Vandaag heb ik geen geld om het Koning Boudewijnstadion te vernieuwen, en dus ga ik geen engagement aan. Wil dat zeggen dat ik er nooit geld voor zou hebben? Dat weet ik niet. Als dat in een oproep rond bovenlokale sportinfrastructuur zou passen, zal ik dat bekijken.
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer Poschet, u mag mijn eerste en mijn tweede vraag om uitleg niet met elkaar vermengen. Dat zijn twee aparte dossiers.
Er zijn inderdaad heel wat inspanningen gedaan rond bovenlokale sport, onder meer zwemsport en dergelijke. Het Eurostadion komt overigens ook in andere commissies aan bod. Sommige mensen vrezen, net als de heer Caron, dat we op het einde van de rit niets zullen hebben, dat de Memorial Van Damme weg zal zijn en dat we het EK van 2020 zullen missen. Maar dat mag geen argument zijn om het dossier van het Eurostadion te bespoedigen. Er zijn daar immers nog tal van andere facetten aan die niet zo koosjer lijken te zijn, zoals het financiële aspect. Ook de toekenning van het dossier aan Ghelamco komt nu onder vuur te liggen. En er is de hele kwestie rond Royal Sporting Club Anderlecht, waarbij andere clubs over competitievervalsing spreken. Dat we het EK 2020 zouden missen, mag geen argument zijn om koste wat het kost een Eurostadion te hebben.
Ik wil er nog op wijzen dat in heel wat andere landen een nationaal voetbalstadion niet meer gebruikt wordt of niet meer bestaat, en dat er meer geïnvesteerd en gespeeld wordt in grote stadions in de steden. Het argument dat wij per se een nationaal voetbalstadion moeten hebben, klopt dus eigenlijk niet. Ik stel voor dat we het dossier van Club Brugge wat bespoedigen, dan kunnen we daar toch een deel van de nationale wedstrijden spelen. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters. Gelach)
Voilà, we reiken elkaar de hand. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.