Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, collega’s, mijn vraag is een opvolgingsvraag bij een eigenlijk pijnlijke en zelfs zwarte pagina in de geschiedenis van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en het wetenschapsbeleid in Vlaanderen in het algemeen.
Sinds een aantal weken ontrolt er zich een saga waarbij je van in het begin kon voorspellen dat de afloop dramatisch zou zijn. Zoals het in sagen en tragedies gaat, is er begin januari een oordeel gevallen dat wellicht onontkoombaar was met als resultaat dat het FWO vandaag een nieuwe secretaris-generaal moet aanwerven. De eerste is einde 2015 pas in dienst getreden.
Minister, wij hebben daar aan de hand van een interpellatie over van gedachten gewisseld. Dat ontslag was nodig om de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in de instelling te herstellen of te bewaren. We moeten zo snel mogelijk klaarheid scheppen over de continuïteit binnen het FWO en over de aanwerving van een nieuwe secretaris-generaal. Ook hier is de term onderworpen aan enige opmerkingen. Ik heb in mijn schriftelijke voorbereiding willen aangeven dat secretaris-generaal geen geslacht hoeft in te houden.
Minister, kunt u toelichting geven bij de procedure voor de aanstelling van een nieuwe secretaris-generaal voor het FWO? Welke timing plant u? Aan welk profiel moet de toekomstige secretaris-generaal voldoen? Ik stel deze vraag bewust en ik wil ze ook graag preciseren. Uit de discussie in de marge van het eigenlijke debat over de vorige secretaris-generaal bleek dat er toch wel wat ongerustheid en onvrede over ‘het profiel’ was. Ik wil niemand woorden in de mond leggen, maar dat kon je daar toch uit afleiden. Wetenschappers worden graag beoordeeld door iemand van wie ze denken dat hij of zij inzicht heeft in de wetenschappelijke praktijk.
We kunnen ons absoluut geen herhaling van de vorige feiten permitteren. Dat zou nefast zijn. Hoe denkt u een herhaling van de feiten te kunnen vermijden? Neemt u desgevallend bijkomende stappen in de procedure? Hoe wordt de continuïteit in afwachting gegarandeerd? Dit alles gebeurt in een proces van hervorming waardoor men per definitie niet in een heel stabiele omgeving verkeert omdat er een transitie bezig is. Kunt u de impact en gevolgen op het hervormingsproces FWO-Hercules-IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) toelichten?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Malderen, ik begin met de opmerking dat er geen ontslag is gevallen en dat er geen oordeel is geveld. Er is een onderling akkoord gesloten tussen de persoon en de raad van bestuur. We hebben het er de vorige keer al over gehad, maar u gebruikt wel die woorden. Ik wil dat dan ook nog even rechtzetten. Er is een akkoord gesloten tussen de raad van bestuur en de persoon in kwestie. Meer dan dat wil ik daarover ook niet zeggen. We hebben dat vorige keer uitvoerig behandeld.
Het aanstellen van een secretaris-generaal behoort tot de bevoegdheden van de raad van bestuur van het FWO. Volgens de wetgeving moet de raad van bestuur van het FWO de nieuwe secretaris-generaal aanstellen, net zoals de raad van bestuur van het FWO de vorige secretaris-generaal heeft aangesteld. In de vergadering van 6 januari 2016 besliste de raad van bestuur van het FWO dat de beslissingen in verband met het aanstellen van een nieuwe secretaris-generaal genomen moeten worden door de nieuwe raad van bestuur. Die nieuwe raad van bestuur moet volgens de wetgeving door de Vlaamse Regering worden aangesteld op voordracht van de in het decreet gestipuleerde organisaties en instellingen. Ik wacht nu op de laatste voordrachten. Ik hoop om op korte termijn te kunnen overgaan tot het aanstellen van een nieuwe raad van bestuur. Het zal deze zijn die zal beslissen over de te volgen procedure voor het aanstellen van een nieuwe secretaris-generaal. Ik ga er ook van uit dat ze zullen starten met een profielbepaling waaraan de nieuwe secretaris-generaal moet voldoen.
U hebt het over het voorkomen van een herhaling van de feiten. Ik ga ervan uit dat de raad van bestuur ook geleerd heeft van wat in het verleden is gebeurd en dat ze met de nodige wijsheid een goede opvolging zullen geven aan de secretaris-generaal om de feiten die in het verleden zijn gebeurd, te kunnen voorkomen.
Naar continuïteit toe heeft de huidige raad van bestuur in zijn vergadering van 6 januari 2016 de nodige maatregelen genomen. De directeurs Danny Huysmans en Hans Willems zijn belast met het opvolgen van de dagelijkse werking van het FWO. Zij doen dit in nauw overleg met de huidige voorzitter van het FWO, professor Paul De Knop, en de raad van bestuur.
Het hervormingsproces zit op schema en wordt verder uitgevoerd door de tijdelijke dagelijkse leiding in overleg met de betrokken partijen. De eerste nieuwe oproepen in het kader van de voormalige IWT-programma’s Strategisch Basisonderzoek (SBO) en Toegepast Biomedisch Onderzoek (TBM) zijn intussen gepubliceerd en de nodige infosessies en informatieverspreiding over deze oproepen zijn gebeurd. Tussen het FWO en het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen zijn de nodige afspraken gemaakt in een samenwerkingsprotocol om de evaluatieprocedure vlot te laten verlopen. Voor de volgende oproep van de SB-beurzen worden intussen de nodige voorbereidingen getroffen om ook die volgens de afgesproken tijdslijn te laten verlopen. Wat betreft de Herculesoproepen voor middelzware en zware infrastructuur heeft het FWO de lopende oproepen van de Herculesstichting overgenomen en de evaluatie voortgezet volgens de vooraf uitgetekende procedures. De raad van bestuur van het FWO heeft gisteren de voorstellen die geformuleerd zijn door de wetenschappelijke commissies, bekrachtigd zodat ook hier kan worden overgegaan tot financiering van de voorstellen. De medewerkers die vanuit het IWT en de Herculesstichting de overstap maakten naar het FWO, werden ondertussen succesvol geïntegreerd in het FWO-team.
De impact van de beslissing over het beëindigen van de overeenkomst met de topman heeft geen enkel effect gehad op de hervormingen die moesten gebeuren en dat doet me plezier. Dat betekent dat daar een sterke ploeg zit, waar de raad van bestuur en de voorzitter hun rol vervullen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, gedeelde vreugd is dubbele vreugd. Ik deel de tevredenheid dat de competenties en de wil aanwezig zijn om deze instellingen en in bredere zin het wetenschapsbeleid op peil te houden. Het feit dat personeelsleden die overgekomen zijn in niet heel erg dankbare omstandigheden, ondertussen zijn geïntegreerd, is zonder meer toe te juichen. Ik sluit me aan bij uw tevredenheid.
Ik blijf een beetje op mijn honger zitten met betrekking tot de vraag over de timing. We zitten in een overgangssituatie. Uit uw antwoord leid ik af dat die mensen dat goed doen, maar dat kan natuurlijk niet blijven aanslepen. Er moet een nieuwe raad van bestuur komen en dan gebeurt de afhandeling volgens het decreet. U wacht op de laatste voordrachten. Er zijn verschillende manieren van wachten. U kunt ook actief wachten en blijk geven van enig redelijk ongeduld, in de hoop dat die laatste voordrachten zo snel mogelijk binnenkomen. Ik vraag dus nogmaals in welke timing u voorziet. Kunnen we enig inzicht krijgen in hoe lang deze overgangssituatie aansleept, ervan uitgaande dat u een redelijk ongeduld aan de dag legt ten aanzien van wie moet voordragen?
Wat betreft de profielbepaling zitten we meer in het debat van de vorige weken. U zegt dat dit een taak is van de raad van bestuur en dat klopt. Dat neemt niet weg dat u daar als minister en als voogdijminister een mening over kunt hebben.
Ik heb verwezen naar de ongerustheid, de bezorgdheid, de gevoeligheid die leeft binnen minstens een deel van de academische wereld ten aanzien van het profiel van de secretaris-generaal van het FWO, wie het ook moge wezen. Het lijkt me dat u daar een mening over hebt. Ik denk dat u recht hebt op die mening en dat het parlement het recht heeft om die mening te kennen. Trouwens, ook leden van uw kabinet maken deel uit van die raad van bestuur en kunnen deelnemen aan dat debat. Ik zou graag uw mening kennen, minister.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben natuurlijk tevreden als u ook tevreden bent, wat in dezen het geval is. Zo kunnen we natuurlijk blijven doorgaan.
U zegt dat leden van mijn kabinet deel uitmaken van de raad van bestuur. Er is een regeringscommissaris, en die heeft een andere rol dan de bestuursleden, daar wil ik toch wel op wijzen. De regeringscommissaris heeft de rol om na te kijken of de beslissingen daar niet in strijd zijn met de beslissingen van de Vlaamse Regering en met het beleid van de Vlaamse Regering op financieel vlak en dergelijke meer. Dat is iets anders dan zelf actief beslissingen initiëren. Dat is duidelijk een ander element.
Uiteraard kan je op verschillende manieren wachten. Ik wacht zeer actief op de mandaten, maar de filosofie blijft dat we moeten komen tot een zeer goede vertegenwoordiging in die raad van bestuur die de eerste bekommernissen die de tweehonderd wetenschappers hebben neergeschreven, want daar hebt u het toch over, op een positieve manier kan duiden. Ik wacht zeer actief en vol ongeduld.
Ik ga niet zeggen wat ik vind van het profiel. Dat vind ik ook maar juist. Ik vind dat daar de eerste stap moet worden gezet door de raad van bestuur. Ik ga ervan uit dat die nieuwe raad van bestuur en die voorzitter dan ook wel eens zullen terugkoppelen naar mij en mijn kabinet. Maar de eerste stap moet komen van het FWO. Het zijn de mensen met de meeste kennis van het FWO die van mij het voorstel mogen formuleren.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb begrip voor het feit dat u probeert hoffelijk en beleefd te zijn ten aanzien van de raad van bestuur en alle kennis en expertise die daar aanwezig is. Alleen wil ik uitdrukkelijk de wens naar voren brengen dat de bekommernis aan bod komt die de wetenschappelijke wereld heeft geuit, namelijk dat ze iemand willen die hun vertrouwen geniet en die inzicht heeft in de dagelijkse gang van zaken in de wetenschap, het onderzoek en de wetenschappelijke praktijk en niet alleen met het beheer en wat daarmee te maken heeft.
Ik heb op zich geen enkele reden om te twijfelen aan de expertise van de leden van de raad van bestuur, maar ik hoop dat u, als u uw mening bij een terugkoppeling geeft, ook dat aspect meeneemt. Dat is op zijn minst een mening en een suggestie die wij u graag aan de hand doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.