Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, misschien kunnen we afsluiten met een positieve noot, want in tegenstelling tot geldtekort, hebben we hier een potentiële beleidsmarge. Ik stel deze vraag om uitleg aan u omdat minister Turtelboom me heeft doorverwezen naar u om de specifieke aspecten met betrekking tot Welzijn te belichten.
In de marge van de monitoring van de begroting en bij de bekendmaking van het waarschijnlijke uitvoeringsresultaat van de begroting 2015 werd duidelijk dat er een aantal niet-benutte kredieten waren in het beleidsdomein Welzijn. Ondanks de hoge noden binnen dit beleidsdomein – denk aan de steeds groeiende noden in de ouderenzorg, de uitdagingen in de jeugdzorg of voor personen met een handicap, allemaal deelaspecten van het beleidsdomein Welzijn –, gaven de ramingen een cijfer aan van tientallen miljoenen euro aan niet-benutte kredieten.
En de cijfers zijn nog gegroeid. Ten aanzien van de begrotingscontrole is er een verschil van 131 miljoen euro aan niet-benutte kredieten. Daarin zit onder andere een aandeel voor de woon- en zorgcentra. Dat is een topic die ons bijzonder na aan het hart ligt. Het is een beetje vreemd dat die kredieten niet zijn gebruikt.
Dit verschil is te verklaren door een verschil in ramingen inzake de inkomsten die via de zesde staatshervorming overkomen en de effectieve uitgaven die nu zijn gebeurd. Misschien wordt hier een opportuniteit gepresenteerd om een inhaalbeweging te maken om sommige noden beter te kunnen invullen waarover we het in de commissie meestal eens zijn.
Minister, waarom is dit overschot binnen het beleidsdomein Welzijn – dat zich al aftekende halfweg 2015 – niet aangewend om de hoge noden en capaciteitstekorten op te vangen? Waarom hebt u die kredieten niet benut? Blijven deze niet-benutte kredieten in de toekomst geoormerkt voor het beleidsdomein Welzijn? Of vallen ze in de put van de onbenutting van de Vlaamse Regering? Dat is iets wat wij zouden betreuren.
Zult u die middelen gebruiken om te investeren in de kwaliteit van de jeugd- en ouderenzorg en in de zorg voor personen met een handicap? Het zijn beleidsdomeinen met een hoge nood die vragen om meer middelen. Wellicht weet u ook dat sommige berekeningen die zijn gemaakt in het kader van de Financieringswet, u nog enkele jaren marge kunnen geven.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De zesde staatshervorming heeft een enorme impact op het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG), ook voor wat betreft de budgettaire impact en de processen die hiermee gepaard gaan. Daar waar het budget WVG eind 2014 ongeveer 4 miljard euro bedroeg, heb ik u bij de begrotingsopmaak 2016 te kennen gegeven dat er voor dit jaar al 11 miljard euro is gepland. Het spreekt dan ook voor zich dat de budgettaire inkanteling van deze bevoegdheden voor ons beleidsdomein een gigantische uitdaging is.
Bij het begin van deze legislatuur heeft de Vlaamse Regering beslist om voor de overgedragen bevoegdheden, waarvan er sommige nog door federale overheid worden uitbetaald, een zerobased benadering te hanteren op basis van de op het moment van de raming gekende parameters. Dit betekent dat de Vlaamse administraties en, daar waar aan de orde – bijvoorbeeld in bepaalde segmenten van de gezondheidszorg – op basis van gegevens van de federale overheid, een raming aanleveren.
In verschillende samenwerkingsprotocollen zijn afspraken gemaakt omtrent de financieel-technische afhandeling tijdens de overgangsperiode. Als belangrijkste afspraken werden gemaakt dat voor de kinderbijslag de ramingen door FAMIFED worden opgesteld en dat voor de overgekomen RIZIV-sectoren de Vlaamse overheid instaat voor de ramingen, waarbij het RIZIV telkens de op dat moment beschikbare informatie aanlevert. Ook de wijze waarop het RIZIV zijn budget voor de verschillende posten opmaakte, wordt hierbij toegelicht.
Het is belangrijk om de onderbenutting op de bevoegdheden zesde staatshervorming binnen dit kader te bekijken. Daarnaast moet er ook rekening mee worden gehouden dat de ramingen voor de budgetcontrole werden opgemaakt in februari 2015 of vroeger, en dat op dergelijke budgetten binnen de sociale zekerheid nog grote evoluties kunnen gebeuren in de periode daarna.
Het is ook binnen dit kader dat de regering heeft beslist om voor de bevoegdheden zesde staatshervorming bij de begrotingsaanpassing 2015 niet in onderbenutting te voorzien voor de bevoegdheden zesde staatshervorming. Voor de andere bevoegdheden wordt in een percentage van 1,57 onderbenutting voorzien. Indien we hetzelfde percentage op de bevoegdheden WVG zesde staatshervorming toepassen, moest de Vlaamse Regering al met 97,5 miljoen euro onderbenutting rekening houden. Wegens de onzekerheden die gepaard gingen met de ramingen zesde staatshervorming, heeft de Vlaamse Regering voorzichtigheidshalve geoordeeld dat in deze onderbenutting nog niet moest worden voorzien.
Bij de begrotingsopmaak en -controle wordt het budget vastgelegd en, gelet op de zerobased benadering op basis van constant beleid, kunnen deze kredieten zoals afgesproken in de Vlaamse Regering enkel worden gebruikt voor de binnen deze bevoegdheid door de federale operatoren verrichte uitgaven. Deze uitgaven worden ingehouden op de dotatie van de Vlaamse overheid en de kredieten waarin de begroting daarvoor voorziet, worden dan ook door het beleidsdomein Financiën en Begroting in de boekhouding geblokkeerd.
Wat uw vraag over het oormerken van budget betreft: ook hier gelden de afspraken binnen de Vlaamse Regering wat betreft zerobased ramingen voor de zesde staatshervorming. Bij de begrotingsopmaak 2016 is opnieuw op basis van de op dat moment gekende parameters een raming gemaakt van de verwachte uitgaven in de bevoegdheden zesde staatshervorming binnen het overgangsprotocol. Dit betekent dat extra budget is toegekend waar nodig, maar waar in te veel budget was voorzien, dit gecorrigeerd wordt. Bij de begrotingsaanpassing 2016 zal opnieuw hetzelfde gebeuren.
Dit belet natuurlijk niet dat ik er binnen de Vlaamse Regering voor pleit om deze middelen zo veel mogelijk in de sector WVG te behouden en ter zake ook voorstellen formuleer. Ik geef enkele voorbeelden.
Bij de begrotingsopmaak 2016 hebben we een belangrijke operatie kunnen afspreken om de zorgzwaarte in de woonzorgcentra beter op te vangen door het toekennen van bijkomende rust- en verzorgingstehuizen (rvt’s). Deze operatie, a rato van 10,6 miljoen euro, kon binnen het voorziene krediet worden opgevangen. Wat de erkenningskalender inzake de woonzorgcentra betreft, hebben we bij de begrotingscontrole 2015 afgesproken dat de onderbenutting die er was op het tot dan geraamde aantal erkende woongelegenheden in de woonzorgcentra, kon worden aangewend voor bijkomende woongelegenheden. Op die manier zijn we ertoe gekomen om in 8413 extra woongelegenheden te voorzien tot en met 2018. Deze operaties leidden bij de begrotingsopmaak 2016 tot een bijkomend krediet voor de woonzorgcentra van ongeveer 65 miljoen euro. Een laatste opmerking bij de woonzorgcentra is dat de administratie Financiën en Begroting in de nota over het uitvoeringsresultaat van de Vlaamse begroting aangeeft dat de cijfers die door het RIZIV zijn aangeleverd, nog niet definitief zijn en dat men verwacht dat de uitgaven toch dichter het geraamde budget zouden benaderen. Een ander voorbeeld: wat de budgetten psychiatrische verzorgingstehuizen betreft, is de afspraak gemaakt dat de onderbenutting die gecreëerd wordt door de specifieke situatie van uitdovende bedden psychiatrisch verpleegtehuis (pvt), structureel kan worden ingezet voor projecten in de geestelijke gezondheidszorg. Hiermee hebben we dan ook het brugwonen opgestart.
Andere zaken waar, gelet op de grootte van het budget, snel verschillen op zitten, zijn de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) en de kinderbijslag. In totaal wordt een onderbenutting op deze kredieten van bijna 60 miljoen euro gesignaleerd. Het betreft hier tegemoetkomingen aan personen waarvan het budget wordt afgestemd op de realiteit en de behoefte, met name het aantal rechthebbenden en ook de hoogte van de bedragen. De ramingen die bezorgd zijn door FAMIFED, blijken nu ongeveer 1 procent te hoog, wat direct een verschil geeft van 43 miljoen euro. Het is natuurlijk zo dat indien er nu 1 procent meer budget vereist was, wanneer bijvoorbeeld meer kinderen dan verwacht geboren worden of er gemiddeld iets langer gestudeerd wordt, het systeem van de externe kostendrijver ook zorgt dat deze meerkost opgevangen wordt binnen de algemene middelen. Vandaar is het principe dat dit overschot in de toekomst niet zomaar kan worden gebruikt voor andere zaken, niet vanzelfsprekend. Er wordt trouwens sowieso jaarlijks een stijging van het budget kinderbijslag geraamd op basis van het groeiend aantal rechthebbenden.
Het is dus niet zo dat een onderbenutting zich in de toekomst sowieso ook zal voortzetten of, met andere woorden, recurrent is.
Ik vermeldde net de gezinsbijslag en de THAB, maar ook voor andere bevoegdheden zesde staatshervorming is in externe kostendrijvers voorzien. Dit betreft onder andere de mobiliteitshulpmiddelen en de ziekenhuisinfrastructuur. In het totaal werd in de laatste in het parlement ingediende meerjarenraming voor de bevoegdheden zesde staatshervorming binnen WVG in een meeruitgave van 382 miljoen euro voorzien tegen 2021.
Ook voor de overgehevelde bevoegdheid inzake de justitiehuizen werd wat betreft de uitgaven voor enkelbanden, leeflonen en tolken de toepassing van een externe kostendrijver aanvaard.
Daarnaast moet ik nog even uw aandacht vestigen op het feit dat er is afgesproken dat in deze legislatuur 500 miljoen euro extra zal worden besteed aan WVG-beleid, en dat staat nog los van het budget voor de investeringen.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik begrijp goed wat u zegt over de externe kostendrijvers. U draait het voorbeeld van FAMIFED om van de 1 procent te veel raming naar 1 procent onderraming. Dat versterkt mijn stelling. U zegt: mocht er 1 procent te weinig geraamd zijn, dan zou ik het gehaald moeten hebben bij de algemene middelen. Dat is zo, daar is geen discussie over. Maar als u 1 procent overschot hebt – ik bedoel dat niet pejoratief – dan zegt u dat u het geld niet mag aanwenden en dat u er niets mee kunt doen. U zou dat gerust kunnen aanwenden in het lenigen van al dan niet eenmalige noden, minister. U hebt de keuze gemaakt en afgesproken om aan zerobased budgeting te doen, maar voornamelijk in de richting van het niet uitgeven van geld voor noden die er nu zijn.
U kunt dat geld uitgeven. U spreekt dan in uw begrotingsdiscussie af dat u interne compensaties zult doen op andere domeinen, om daar geld vrij te maken. U hebt zelf het voorbeeld van de justitiehuizen gegeven. Dan compenseert u op geld dat daadwerkelijk nodig is om aan noden tegemoet te komen. U gebruikt de niet-benutte kredieten die toch in de loop van het jaar tevoorschijn zijn gekomen, niet. Voor 2016 zegt u hetzelfde: we kantelen de niet-benutte kredieten – als die er in 2016 zullen zijn, maar we moeten bekijken hoe de ramingen daar lopen – gewoon in en we leveren ze aan de minister van Begroting, zodat zij haar onderbenuttingspercentage kan halen. U hebt waarschijnlijk ook de nota gelezen: ze worden nu wel vermeld bij de grote rubriek van de onderbenutting.
Minister, ik vind dat een gemiste kans. U kunt daar gebruik van maken, zonder de begroting in meerjarenperspectief verder te bezwaren, om tijdelijke noden op zijn minst te verlichten en om te vermijden dat u pijnlijke interne compensaties moet doen binnen uw eigen beleidsdomein.
Dit is een heel pertinente vraag en een heel pertinente opmerking.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Op die kredieten werd in de begroting geen onderbenutting ingeschreven in 2015.
Minister, er is geen onderbenutting ingeschreven, maar er is een feitelijke onderbenutting, die u niet hebt kunnen of hebt willen gebruiken.
Van de ene wordt niet gezegd dat ze een onderbenutting zijn omdat ze al geraamd zijn en in de begroting zaten. En het andere is zerobased budgeting. De volgende keer maken we dezelfde lineaire onderbenutting voor alle sectoren. Dan zult u ze niet zien.
Minister, u weet ook goed dat de onderbenuttingsdoelstelling die de Vlaamse Regering globaal heeft ingeschreven, ruimschoots niet werd gehaald. Daarachter kunt u zich niet verschuilen, want de onderbenutting voor de departementskredieten – als u daarnaar verwijst – is niet gehaald. Het is niet helemaal correct te stellen dat u ze daar niet hebt ingeschreven en dat u ze dus niet moet doen. U had hier een marge die u had kunnen gebruiken om beleid te voeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.