Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, januari is voorbij, dus is het goede moment aangebroken om eens te informeren naar de stand van zaken van de invoering van de gereglementeerde boekenprijs. Ik ga er nog altijd van uit dat het uw en onze bedoeling is om die te realiseren op 1 januari 2017.
Het laatste gesprek dat we daarover hadden, was naar aanleiding van een passus in uw beleidsbrief. U stelde toen dat een eerste voorstel op punt stond en dat u met de Franse Gemeenschap zou overleggen om na te gaan of een samenwerking tussen de gemeenschappen haalbaar is. Voorts wou u het voorstel voor advies aan de Europese Commissie overmaken.
U ging er toen van uit dat de principiële afwijking van het vrije prijzenbeleid op zich geen probleem kan zijn, aangezien dit systeem gekend is. De vraag is hoe de juridische aspecten beoordeeld zouden worden.
Een laatste element dat u toen hebt aangekondigd verder te zullen onderzoeken, was hoe een licht controlemechanisme kon worden uitgewerkt.
Minister, heeft de Europese Commissie al een advies uitgebracht met betrekking tot het voorstel van een gereglementeerde boekenprijs? Zo ja, wat was de inhoud van dit advies? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbouw van het controlemechanisme? Werden hierover al gesprekken gevoerd met de federale overheidsdiensten bevoegd voor de economische inspectie? Zo ja, wat zijn de mogelijkheden voor samenwerking? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de mogelijke samenwerking met de andere gemeenschappen in dit land? Blijft de timing van 1 januari 2017 als inwerkingtredingsdatum gehandhaafd?
Minister Gatz heeft het woord.
Dank u wel voor deze vraag, die mij de gelegenheid geeft om de tussentijdse stand van zaken in dit dossier mee te delen. Zoals zo vaak blijkt de situatie in Europa weer iets complexer te zijn dan oorspronkelijk werd verwacht, of misschien verhoopt.
Om uitsluitsel te krijgen over het feit of het Vlaamse tekstvoorstel aangaande de gereglementeerde boekenprijs en een eventueel samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap nu al dan niet gevat werden door een aanmeldingsprocedure, had er eind 2015 een intensief overleg plaats tussen mijn kabinet, de Vlaamse en federale permanente vertegenwoordiging bij de EU, vertegenwoordigers van de Franse Gemeenschap en een zeer uitgebreide delegatie van de EU. Bij dit overleg waren diverse Europese directoraten-generaal betrokken, zoals de dienst die waakt over staatssteun en mededinging, de dienst die checkt of alles snor zit inzake vrij verkeer van goederen en het directoraat-generaal, dat waakt over de realisatie van de digitaal eengemaakte markt.
In dat overleg gaf de Europese Commissie te kennen dat er in dit dossier geen sprake is van staatssteun en dat er voor de toekomstige regeling geen aanmelding hoeft te gebeuren via het daartoe vastgelegde SANI-aanmeldingssysteem (State Aid Notifications Interactive). De Europese Commissie liet verstaan dat men zich weinig zorgen maakte over de intra-Belgische situatie. Dus ook het feit dat er binnen België andere regels zouden zijn voor de verschillende gemeenschappen, blijkt geen obstakel te zijn voor het Europees recht aangezien het geen grensoverschrijdende aspecten betreft. Ook bleek dat we ons ook geen zorgen moeten maken over de gereglementeerde prijs voor een fysiek boek in een fysieke boekhandel aangezien er voor deze klassieke casus van de boekenprijs vaste rechtspraak is van het Hof van Justitie. In de Vlaamse ontwerptekst zijn daarenboven ook de klassieke formuleringen over herimport gerespecteerd.
En toen gingen wij allemaal welgemutst met kerstvakantie. Maar toen kwam er ander nieuws. Het minder goede nieuws is dat de EU op eigen initiatief al was gestart met het reflecteren over een aantal bestaande reglementeringen. Aanleiding daartoe was een herziening van de Duitse wetgeving. Duitsland stelde de EU in kennis van een ontwerptekst die – als aanvulling op hun reglementering uit 2002 – ook de verkoop van e-boeken onder een vaste boekenprijs brengt en striktere spelregels wil vastleggen voor de verkoop van fysieke en e-boeken via buitenlandse webwinkels, de zogenaamde ‘cross-border-sale’. In het kader daarvan beroept de EU zich nu op een verplichte kennisgevingsprocedure voor ontwerp-regelgeving waarin “technische voorschriften” – zoals wel degelijk het geval is bij ons – opgenomen zijn voor “diensten van de informatiemaatschappij”. Volgens de EU vallen de e-boeken daaronder – de aanmelding via de zogenaamde TRIS-databank (Toeristisch-Recreatief Informatie Systeem). Vanuit de EU werd gevraagd om ook de Vlaamse ontwerptekst – waarin ook de e-boeken worden gevat en waarvan u zult hebben begrepen dat dit de aanleiding was – via dit systeem aan te melden. Dit is, in samenspraak met de FOD Economie, officieel gebeurd op 13 januari 2016.
Die kennisgevingsprocedure verloopt in twee stadia. Gedurende een eerste periode van drie maanden, die nu aan het lopen is, kunnen zowel de commissie als alle lidstaten opmerkingen of vragen formuleren. Indien er geen fundamentele vragen zijn, stopt de procedure. Indien er wél opmerkingen zijn, start een nieuwe termijn van drie maanden waarin de lidstaat de gestelde vragen of opmerkingen moet beantwoorden en beargumenteren. Concreet betekent dit dat we pas midden april zullen weten of er vragen of opmerkingen zijn en of er nog eens een periode van drie maanden extra bijkomt. In het slechtste geval kunnen we dus pas midden juli het Europees luik van dit dossier afsluiten. Als we de timing april halen, halen we nog de verdere timing, zoals we die hadden vooropgesteld. Laat ons op dit ogenblik koelbloedig blijven.
In het kader van het Duitse dossier kan ik u wel al meegeven dat zowel de Europese Commissie als lidstaat Zweden een aantal bijkomende vragen en opmerkingen formuleerde over voornamelijk de ‘cross-border-sale’ en of het e-boek wel als een cultureel product moet worden beschouwd. Midden januari legde Duitsland een exhaustief antwoord op die vragen neer bij de EU. Met andere woorden: ofwel zullen de Duitsers veel tijd verliezen en wij veel minder, ofwel worden wij mee in de slipstream getrokken. Ik kan dat op dit ogenblik nog niet zeggen.
Het is steeds de bedoeling geweest om bij de invoering van een gereglementeerde boekenprijs een zo makkelijk mogelijk hanteerbaar controle- en/of sanctiesysteem uit te werken. In dat kader werden tal van pistes bekeken en bestudeerd, waaronder bijvoorbeeld een controle via de eigen administratie, via een systeem zoals dat bij de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) wordt gehanteerd, of een systeem in samenwerking met de federale economische inspectie. Telkens doken een aantal juridische of praktische bezwaren op. Daarom werd in de ontwerptekst een nieuwe piste bewandeld. Er wordt voor geopteerd om geen actieve controle op het terrein te voeren. Wel zal er op basis van klachten worden gewerkt. Daarbij heeft de klager verschillende opties. Een eerste is het opstarten van een klassieke procedure waarbij volgens het economisch recht een klacht kan worden ingediend bij de rechtbank van koophandel. Dat is meteen al een heel zware stap. De rechtbank van koophandel kan verschillende maatregelen opleggen, gaande van een stakingsvordering over boetes enzovoort. De ontwerptekst van het decreet voorziet evenwel in een tweede piste, via een geschillencommissie die binnen de administratie zal worden opgericht, naar analogie met federale geschillencommissies inzake bijvoorbeeld consumentengeschillen. Die commissie kan bemiddelen – lees: een minnelijke schikking treffen – maar ook, indien de partijen daarmee akkoord zijn, als arbitragecommissie optreden. In dat geval is een uitspraak ook voor de rechtbank afdwingbaar.
Ik heb dus gewoon, omwille van de snelheid, in eerste instantie voor een lichte controle gekozen omdat we anders nog veel langer in voorbereiding zouden zijn. Daar zal hopelijk de praktijk uitwijzen of dit controlesysteem voldoende zwaar weegt. Dan kunnen wij gaandeweg nog bijsturen, maar is ondertussen de gereglementeerde boekenprijs, zoals wij die beloofd hebben, op dat ogenblik toch al een feit.
Zoals u wellicht weet, werd binnen het huidige ontwerp een juridische argumentatie opgebouwd die stelt dat verkopers – in zoverre Brusselse verkopers ook Nederlandstalige boeken verkopen – een ‘uni-communautaire’ activiteit ontplooien die behoort tot de Vlaamse Gemeenschap. Volgens die juridische redenering maakt het uitgeven, importeren of verkopen van Nederlandstalige boeken ten bate van een Nederlandstalig publiek voor wat betreft de werking een duidelijk eigenstandige activiteit uit. In die zin zou het decreet dus zonder twijfel van toepassing zijn in het Nederlandstalige taalgebied én – wat de uitgave, import of verkoop van Nederlandstalige boeken betreft – ook in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Na het beëindigen van de Europese kennisgeving zal het ontwerp een eerste keer worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering, waarna die zienswijze ook kan worden afgetoetst bij de Raad van State. Dat zijn allemaal normale stappen. Er komen dus geen bijzondere dingen bij.
Het hanteren van die werkwijze betekent uiteraard niet dat er ondertussen niet verder wordt gewerkt aan een mogelijk samenwerkingsakkoord met vooral de Franse Gemeenschap omdat zij een aantal concrete stappen hebben gezet. De Duitstalige Gemeenschap zit nog in een studiefase. De eigen, specifieke tekstvoorstellen van beide gemeenschappen dienen daarbij als basis.
Sinds begin deze week ligt er bij de Franse Gemeenschap een nieuw ontwerp op tafel. Het is de bedoeling dat op basis van deze aangepaste tekst verder wordt bekeken hoe een samenwerkingsakkoord er kan uitzien, al dan niet in een ‘light’ versie, bijvoorbeeld met enkel afspraken inzake controle.
We stellen alles in het werk om de timing van 1 januari 2017 effectief te halen. Als er niets meer misloopt, kunnen we die datum nog halen. Maar er zijn een aantal externe factoren. Ik denk daarbij in eerste instantie aan de mogelijke bijkomende periode van drie maanden voor het afsluiten van het Europese luik. Dat zou voor een aantal complicaties kunnen zorgen.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Op een gegeven moment vroeg ik mij af waarom u uw antwoord was begonnen met te zeggen dat u goed nieuws had en slecht nieuws. Want het ging vooruit en het leek allemaal te lukken. Ik denk dat alle collega’s hier dat gevoel hadden.
Ik had gisteren identiek dezelfde ervaring bij het lezen van de vraag. Ik dacht toen ook dat het er allemaal zeer goed uitzag.
Tot het nieuwe jaar dan blijkbaar voor nieuwe inzichten heeft gezorgd. Ik ben in elk geval blij dat u die timing van 1 januari 2017 naar voren blijft schuiven, maar het ligt niet meer in onze handen.
Bij mij komt onmiddellijk een vraag op: als de kwestie zit bij het e-boek, waarom halen we het e-boek er dan niet uit? Kwestie van de basis al gelegd te hebben.
Ik weet wel dat daar pro en contra’s voor zijn. U keek bedenkelijk toen ik dat zei, maar het was een spontane gedachte die bij mij opkwam. Ik dacht dat we misschien stap voor stap te werk kunnen gaan, maar ik begrijp dat daar ook nadelen aan verbonden zijn. We zien het e-boek aan terrein winnen. We willen ook geen vervalsing van de concurrentie tussen het ene format en het andere. Kortom, het is een denkpiste die misschien wel te overwegen is.
In verband met het controlemechanisme denk ik inderdaad dat er een consensus was om dat zo licht mogelijk te houden. Als we daarmee op 1 januari 2017 van start willen gaan, moet de oprichting goed voorbereid zijn en mogen we niet afhankelijk zijn van bijvoorbeeld uitvoeringsbesluiten of geschillencommissies die de inwerkingtreding kunnen hinderen. We moeten nu helaas drie maanden afwachten in de hoop dat er geen brief in de brievenbus zal vallen. Ik denk dat we die tijd het best zo goed mogelijk gebruiken.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de vraag van collega Bastiaens. Deze keer zal ik niet zeggen dat ik op mijn honger blijf zitten, want het is een geval van overmacht. Minister, als ik uw positieve ‘vibe’ goed begrepen heb, is er niet echt een probleem. De antwoorden waren eigenlijk heel geruststellend en het lijkt dus meer een kwestie van tijd.
Ik kan mij vergissen, maar het komt mij voor dat er geen fundamentele problemen zijn, er is gewoon een procedure in gang gezet, waardoor je minstens drie maanden, en misschien langer, moet wachten. Intussen kan er wel verder gewerkt worden, neem ik aan. Of kan er nog een andere lidstaat een fundamentele vraag hebben waardoor 2017 helemaal niet gehaald wordt en we in een soort doemscenario terechtkomen? Bedoelt u dat? Kunt u dat nog verduidelijken: is het een kwestie van timing of hangt er nog een zwaard van Damocles boven ons?
Ik ben blij dat u de piste hebt verlaten van de noodzaak van een samenwerkingsakkoord om dit ook in Brussel in werking te laten treden. De laatste keer dat we daarover gedebatteerd hebben, dacht ik dat u daar veeleer voorstander van was, nu merk ik dat u dat niet nodig vindt. Ik denk dat het goed is dat dit geen verdere vertraging met zich mee dreigt te brengen.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Bastiaens, ik neem akte van uw spontane reactie om het e-boek uit het voorontwerp te tillen om problemen te vermijden. Ik ga me daar op dit ogenblik niet over uitspreken. Het is een optie, maar ze is nu nog niet aan de orde.
Wat betreft de uitvoeringsbesluiten en het feit dat we niet alles consecutief hoeven te doen, maar parallel kunnen werken, zitten we uiteraard op dezelfde golflengte. Als alles normaal verloopt krijgen we half april groen licht en dan komt de tekst op de agenda van de ministerraad en gaat hij naar de Raad van State. Voor de zomer zou hij in het parlement behandeld kunnen worden of in het slechtste geval kort daarna. We moeten er intussen voor zorgen dat de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten, onder meer voor die geschillencommissie, volledig rond is zodat op 1 januari 2017 alles van start kan gaan.
Dat is het normale verloop, mevrouw Idrissi. Parallel zijn er inderdaad de gesprekken met de Franse Gemeenschap. Ik ben niet van gedacht veranderd, maar ik probeer de zaken pragmatisch aan te pakken omdat de wens van de commissie voor de zomer duidelijk was. Ik heb toen gezegd dat er een aantal bezwaren waren, maar die zijn te overwinnen en we gaan dat ook doen. Het enige wat er nu kan gebeuren, is dat ofwel de problematiek van het inbrengen van het e-boek in het Europese rechtssysteem met alle Duitse antwoorden geregeld wordt, ofwel gebeurt dat niet en dan heb ik geen zicht op het vervolg. De huidige situatie houdt een spanningsveld in omdat we in een aantal lidstaten de prijs reguleren van fysieke boeken. Er zijn mensen die dan zeggen dat ze hun boeken via het internet zullen kopen om daar niet onder te vallen. De lidstaten willen daar een regeling voor vinden, wetende dat er op het wereldwijde web geen grenzen zijn. Als we daar goede antwoorden op kunnen vinden, zal het wel lukken.
Nu liggen er evenwel ook een aantal principiële elementen op tafel, zoals de vraag of het e-boek een cultureel product is. Ik heb al aan een drietal Europese raden deelgenomen, onder meer over de btw op boeken. Twee derde tot drie vierde van de collega’s denken daarover hetzelfde en vinden dat die vraag zelfs niet hoeft te worden opgeworpen. Er zijn natuurlijk ook lidstaten met een andere mening, zo gaat dat als je met 28 rond de tafel zit.
We gaan er op dit ogenblik nog altijd van uit dat we zoals gepland kunnen doorgaan en ik hou u verder op de hoogte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.