Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Het Steunpunt Cultuur, dat deel uitmaakte van de Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek van de Vlaamse overheid voor de periode 2012-2015, had als belangrijkste opdracht de beleids- en beheerscyclus van het Vlaamse cultuurbeleid te ondersteunen op basis van hoogstaand wetenschappelijk onderzoek. Het Steunpunt Cultuur was een consortium van drie wetenschappelijke instellingen: de Universiteit Gent met de vakgroep sociologie, de Vrije Universiteit Brussel met de vakgroep sociologie en de KU Leuven met het Centrum voor Informatiemanagement, Modellering en Simulatie (CIMS).
Het onderzoeksprogramma werd gestructureerd in zeven onderzoekslijnen: participatiesurvey, cultuureducatie, cultuurbeleving, kansengroepen en sociale participatie, lokaal sociaal-cultureel werk, digitale media en sociale netwerken, en tot slot de interactie tussen de vraag naar en het aanbod van cultuur.
De termijn van de wetenschappelijke steunpunten liep af eind 2015. De cofinanciering vanuit het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) is gestopt. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief kondigde u aan dat u de komende maanden het vervolgtraject zou concretiseren, rekening houdend met een onderzoeksagenda voor de volgende jaren. De vijfjaarlijkse participatiesurvey zou zeker worden gecontinueerd omdat longitudinaal onderzoek naar participatie immers relevant en noodzakelijk blijft om een degelijk cultuurbeleid te ondersteunen.
Minister, hoe zal het vervolgtraject voor het wetenschappelijk steunpunt Cultuur geconcretiseerd worden met het oog op een optimale bijdrage tot beleidsvoorbereiding en -evaluatie? Werd er reeds een onderzoeksagenda opgesteld met grotere onderzoekslijnen? Welke procedure zal worden gebruikt bij het kiezen van de concrete onderwerpen en de onderzoeksinstellingen? Welke beleidsonderbouwende onderzoeksprojecten zullen in 2016 gedaan worden in het kader van het cultuurbeleid en door welke onderzoeksinstellingen?
Minister Gatz heeft het woord.
De cofinanciering vanuit EWI is sinds 2016 weggevallen en de beleidsdomeinen worden geresponsabiliseerd om onderzoek met eigen middelen te ondersteunen. Met het resterende budget is het mogelijk een – weliswaar beperkter – steunpunt te starten.
Op eerdere parlementaire vragen heb ik reeds gezegd dat de longitudinale onderzoekslijnen, die we al een hele tijd voeren dus, mijn eerste bekommernis zijn opdat we hier geen kennisverlies lijden. Voor Cultuur denk ik hierbij aan de data uit de participatiesurvey. Op zeer korte termijn wil ik een oproep lanceren voor de oprichting van een kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie met een ondersteuning voor vijf jaar, van 2016 tot 2020. Het kenniscentrum wordt opgevat als een wetenschappelijk expertisecentrum over cultuur- en mediaparticipatie in Vlaanderen. Het moet instaan voor de uitbouw van een vaste werking gericht op beleidsrelevant onderzoek en analyse op het vlak van cultuur- en mediaparticipatie.
Inhoudelijke doelstellingen zijn een gecontinueerd en evolutief beeld van de cultuur- en mediaparticipatie van de Vlaming, een zicht op de impact van participatiegedrag op het culturele en mediaveld en inzicht in de effecten van het cultuur- en mediabeleid op het participatiegedrag van de Vlaming.
Het kenniscentrum heeft als opdracht om een nieuwe participatiesurvey voor te bereiden en te coördineren die het geheel van Cultuur, Jeugd en Media overschouwt. De representativiteit van de steekproef en het longitudinaal onderzoek ligt dankzij een gezamenlijke survey immers hoger. Deze oefening moet schaalvoordeel en efficiëntiewinst opleveren, en maakt het mogelijk om de complexe kruisverbanden tussen de participatie aan meer dan één vrijetijdsbestedingssegment correct in kaart te brengen. Voor deze survey zal het kenniscentrum moeten samenwerken met het Jeugdonderzoeksplatform (JOP).
Daarnaast wordt er, in nauw overleg met het kabinet Sport, onderzocht of ook een bijdrage vanwege het beleidsdomein Sport aan de participatiesurvey mogelijk is. De oproep voor dit kenniscentrum wil ik op zeer korte termijn lanceren. In mijn vooropgestelde planning zou het nieuwe kenniscentrum ten laatste juni functioneel kunnen zijn.
Wat het onderzoek binnen het beleidsdomein Cultuur betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen het beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek op lange termijn enerzijds en kortlopend onderzoek anderzijds. Beide types van onderzoek hebben andere doelstellingen en perspectieven en volgen andere procedures. Wat betreft het langetermijnonderzoek is mijn eerste prioriteit het veiligstellen en continueren van alles wat we hebben opgebouwd met de participatiesurvey.
Verder heeft mijn administratie een onderzoeksagenda opgemaakt die een oplijsting biedt van thema’s voor kortlopend onderzoek om zo, binnen de jaarlijkse onderzoeksmiddelen, tot een prioriteitstelling voor onderzoek te komen. Deze agenda staat onder invloed van de bredere beleidsagenda en kan dus worden aangevuld en gewijzigd op basis van beleidsprioriteiten.
Wat het kenniscentrum betreft, zal een gelijkaardige procedure gevolgd worden als de vroegere steunpunten beleidsrelevant onderzoek: met name een brede oproep naar de onderzoekswereld gevolgd door een beoordeling van de voorstellen door een beoordelingscommissie. De finale beslissing en de beheersovereenkomst worden op mijn voorstel geagendeerd en behandeld door de Vlaamse Regering.
Wat betreft het kortlopend wetenschappelijk onderzoek wordt de keuze van onderzoeksonderwerpen in een overleg tussen administratie en kabinet bepaald. De procedure voor uitbesteding en selectie verloopt uiteraard volgens de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Naast de oproep voor het kenniscentrum lopen momenteel volgende onderzoeken: onderzoek naar een satellietrekening voor Cultuur door het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) en onderzoek naar de juridische status en mogelijkheden van de Vlaamse Gebarentaal aan de KU Leuven. Beide onderzoeken worden in maart opgeleverd.
Verder werden volgende onderzoeken recent opgestart: onderzoek naar samenwerkingsmodellen binnen de sector cultureel erfgoed, een onderzoek naar de sociaal-economische positie van kunstenaars in Vlaanderen door UGent, en een onderzoek naar zakelijke samenwerkingsmogelijkheden tussen Vlaamse culturele, literaire en erfgoedtijdschriften, dus eerder punctueel, door Universiteit Antwerpen. Binnenkort zal nog een keuze worden gemaakt in de uit te besteden onderzoeksvragen voor 2016. Deze afweging wordt momenteel door mijn administratie en kabinet voorbereid.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, u bevestigt wat u al bij de bespreking van de beleidsbrief hebt gezegd, dat u in ieder geval en dat lijkt me ook minimaal, de survey wilt continueren. Daar gaat u voor en die oproep zullen we eerstdaags verwachten. Dat is een goede zaak, maar zoals ik al zei, het is misschien wat scherp uitgedrukt, dat is minimaal.
U zegt dat we het onderscheid moeten maken tussen de lange en de korte termijn. Ik zou toch wel het belang van het onderzoek nog eens willen onderlijnen. Door het wegvallen van de cofinanciering vanuit EWI staan heel veel universiteitsdepartementen echt wel onder druk. Het is van gigantisch en cruciaal belang dat ook zij fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in deze beleidsdomeinen blijven doen.
Ik hoop dat we wat betreft het langetermijnonderzoek meer initiatieven mogen verwachten in de toekomst. U hebt de thema’s niet gespecifieerd. Ik ben geïnteresseerd in de onderzoeksthema’s.
Ten slotte wil ik op de participatiesurvey terugkomen. Er is het Kenniscentrum Cultuur en Media. Maar u gaf zelf ook aan dat het erg belangrijk is dat in de participatiesurvey de relatie tussen cultuur, jeugd en sport wordt blootgelegd. Ik hoop dat dit in de toekomst ook gebeurt en er één geïntegreerd onderzoek wordt verricht.
Men kan het belang van het longitudinale onderzoek niet onderschatten. We zijn er nu al een tiental jaar mee bezig. De beschikbare methodologie moeten we als basis gebruiken. Daarom is het ook essentieel dat cultuur, sport en media in de mate van het mogelijke samen in het onderzoek aan bod komen. Sport moet in dit verhaal echt een plaats krijgen en behouden. Minister, ik was even niet aandachtig toen u begon te antwoorden en het over de financiële contraintes had. Kunt u zeggen hoe de omvang van de middelen die daarvoor worden uitgetrokken in de tijd evolueren?
Wat de vermindering van het budget betreft, zal ik u de cijfers schriftelijk bezorgen. Ik ken die niet uit het hoofd. Tijdens de begrotingsbesprekingen is dat al aan bod gekomen. Het zou kunnen gaan om 60 procent – in elk geval gaat het om een substantiële vermindering.
Ik ben het wel niet eens met u om wat we nu zullen doen minimaal te noemen. Het is inderdaad minder dan vroeger, mevrouw Bastiaens. Ik heb mijn politieke verantwoordelijkheid genomen en besparingen doorgevoerd. Ik deed dat niet met de glimlach, verre van. Andere ministers deden dat ook. Alleen zo kunnen we de publieke financiën gezond houden, ook al betwisten sommigen dat. Maar wat we doen, is niet het minimum, precies omdat we voluit inzetten op dat longitudinale onderzoek. De participatiesurvey is het belangrijkste onderzoek van deze regeerperiode. Ik denk dat iedereen het daarmee eens zal zijn. Het zal niet het enige zijn, maar het is wel het belangrijkste. Er zitten veel elementen in die ons toekomstig beleid kunnen beïnvloeden. Het woord minimaal is dus niet op zijn plaats.
Ik ben vragende partij om sport in dat onderzoek aan boord te houden, dat spreekt voor zich. Ik wil cultuurbeleid niet tot vrijetijdsbeleid herleiden. Er zijn mensen die wel aan sport en weinig aan cultuur doen, maar er zijn er ook veel die het motto ‘mens sana in corpore sano’ huldigen zonder daarbij supporter van de grootste voetbalclub van het land te zijn. De expertise van dat longitudinale onderzoek moeten we aan boord houden. Ik neem aan dat ook de minister van Sport de voordelen ervan inziet. U bent nieuwsgierig naar de nieuwe thema’s. Ik heb ze nog niet, maar wil ze de komende weken of maanden wel met u delen. Een schriftelijke vraag is altijd goed om de druk op de ketel te houden. Gelukkig kunnen we naast de participatiesurvey nog een aantal zaken blijven ondernemen. Ik gaf u een lijstje. Dat verplicht ons natuurlijk om nog scherper te bepalen wat we willen onderzoeken. De lijst evolueert onder invloed van de bredere beleidsagenda en de beleidsprioriteiten. In dat verband kunnen suggesties van parlementsleden over wat bijkomend moet worden onderzocht hun nut hebben en in de smaak vallen.
Uiteraard is de participatiesurvey het belangrijkste onderzoek. Ik weet ook dat in het afgelopen onderzoeksprogramma die zeven onderzoekslijnen zaten. Het is erg belangrijk dat het fundamenteel onderzoek wordt uitgevoerd. Inzake de korte termijn hebt u het gehad over de lopende onderzoeken. Hier pleit ik toch voor onze eigen onderzoeksinstellingen en universiteiten. Zij hebben het moeilijk om fondsen te verwerven. Zij kijken in de eerste plaats naar de overheid. Dat is de reden waarom ik zeg dat we hen voldoende kansen en ruimte moeten geven, zowel voor beleidsevaluerend onderzoek en onderzoek van nieuwe projecten als fundamenteel onderzoek. Het is ook belangrijk dat de onderzoeksinstellingen zelf vragen kunnen bepalen. Ik onthoud ook dat we af en toe met suggesties kunnen komen: daar kunt u zich dan ook aan verwachten.
Ik wil ook wijzen op die heel kleine groep van Vlaamse onderzoekers die expertise hebben inzake onderzoek over cultuur, kunst, jeugd, sport en media. Ze ontwikkelden een aantal onderzoeksmethoden die ze erg goed beheersen. In Vlaanderen beschikken we niet over twintig universiteiten die kunnen intekenen op een oproep en daarbij dezelfde methodieken, kennis en ervaring kunnen aanbieden. Ik pleit ervoor om die opgebouwde kennis – de resultaten, maar ook de methoden – niet verloren te laten gaan. Laten we blijven investeren in onderzoek, want een beleid dat niet steunt op onderzoek en slechts zichzelf evalueert, gaat op termijn achteruit. Ik zou graag hebben dat de langetermijneffecten van cultuur- en kunsteducatie in kaart worden gebracht. Dat is een concreet voorstel. Het is een onderzoek dat projectmatig zou moeten gebeuren. In een aantal gevallen gaat het om levenomspannend onderzoek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.