Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, u hebt op mijn eerdere schriftelijke vraag over de opvolging van de uitvoering van natuurherstelplannen en de wijze waarop de handhaving gebeurt, geantwoord dat natuurherstel een voorwaarde is van de stedenbouwkundige vergunning en dat het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) verantwoordelijk is voor de opvolging en handhaving.
U gaf verder ook aan dat het niet correct of niet tijdig uitvoeren van dergelijke voorwaarden een bouwmisdrijf zou zijn. Een misdrijf – en dus ook een bouwmisdrijf – kan op drie manieren ter kennis worden gebracht aan de overheid: een aangifte door een partij die wordt benadeeld door het misdrijf (een klacht), een kennisgeving door een derde die zelf geen nadeel ondervindt van het misdrijf (een aangifte) of een ambtelijke aangifte. Artikel 29 verplicht iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf, dit te melden aan de procureur des Konings. Deze verplichting tot aangifte slaat ook op alle misdrijven die de ambtenaar persoonlijk heeft vastgesteld.
Minister, wanneer u op de hoogte bent van een misdrijf, en meer specifiek van een bouwmisdrijf, meldt u dit misdrijf dan bij het Agentschap Inspectie RWO of bij een andere instantie? Indien u een dergelijk misdrijf niet meldt, wat kan dan hiervoor de reden zijn? Welke stappen onderneemt u wanneer het duidelijk is dat er sprake is van een bouwmisdrijf, zijnde het niet tijdig of niet naleven van het natuurherstel dat is opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning?
Wanneer er sprake is van een bouwmisdrijf door het niet naleven van de voorwaarden opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning, kan of mag de vergunningverlenende overheid in overleg treden met de overtreder om de opgelegde voorwaarden aan te passen, bijvoorbeeld inzake timing? Dient de leidend ambtenaar of de vergunningverlenende overheid dit bouwmisdrijf te melden aan de overheid, in dit geval aan het Agentschap Inspectie RWO?
Indien er na overleg tussen de vergunningverlenende overheid en de vergunninghouder een aanpassing komt van de opgelegde voorwaarden in de stedenbouwkundige vergunning, dient er dan opnieuw een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, inclusief openbaar onderzoek, te gebeuren?
– Gwenny De Vroe treedt als voorzitter op.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Danen, de gebruikelijke gang van zaken is dat een bouwmisdrijf door de bevoegde verbalisant wordt neergepend in een proces-verbaal. De operationele terreinverantwoordelijken kunnen dat doen. Dat zijn politieambtenaren of verbalisanten die verbonden zijn aan het Agentschap RWO, of gemeentelijke bouwtoezichthouders, die beëdigd zijn door de provinciegouverneur.
Er is ook zoiets als een ambtelijke aangifteplicht. Dat geldt als er duidelijke aanwijzingen zijn dat zowel het materieel als het moreel bestanddeel van het kwestieuze misdrijf aanwezig is. Dan wordt dat inderdaad doorgegeven.
Binnen het Vlaamse Gewest is het aan de verbalisanten van het Agentschap Inspectie RWO om een proces-verbaal op te stellen. In de mate waarin dit is gebeurd, zal dat proces-verbaal worden overgemaakt aan de procureur des Konings, en zal dan de verdere procedure worden gevolgd.
In het geval aan een bouwmisdrijf, dat bijvoorbeeld door een burger is vastgesteld of aangegeven, geen gevolg is gegeven en ik daarvan in kennis ben, dan kan het dat dit wordt doorgegeven aan de leidend ambtenaar van het Agentschap Inspectie RWO.
Wanneer er sprake is van een bouwmisdrijf door het niet naleven van de voorwaarden opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning, kan of mag de vergunningverlenende overheid in overleg treden met de overtreder. Dat staat in de Codex Ruimtelijke Ordening. Een vergunning moet worden uitgevoerd binnen de decretaal bepaalde termijn. Anders vervalt de stedenbouwkundige vergunning. Als dat niet zo is, kan er een regularisatievergunning worden aangevraagd, en dit volgt dan de gekende procedure. De regeling die in de codex staat onder artikel 4.2.24, voorziet niet in een generieke meldingsplicht.
Indien er na overleg tussen de vergunningverlenende overheid en de vergunninghouder een aanpassing komt van de opgelegde voorwaarden, dient er dan opnieuw een aanvraag te gebeuren? Na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning kunnen de opgelegde voorwaarden niet na eenvoudig overleg zomaar worden geschrapt, maar er kan wel een reorganisatievergunning worden aangevraagd, die de normale procedure moet doorlopen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik hoor enkele voorwaardelijke termen in uw antwoord. Deels kan ik dat begrijpen. Als u op de hoogte bent van een bouwmisdrijf, wat doet u dan? U zegt dat u eventueel een melding kunt doen, maar moet u dat doen of niet? Als u iets kunt doen, betekent dat ook dat u het niet kunt doen. Dat is een cruciaal element in de vraag waarover ik graag enige verduidelijking krijg. Als u zegt dat u dat eventueel kunt doen, dan wil ik graag horen wat de reden is als u niet optreedt.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het is niet altijd gemakkelijk voor de lokale verantwoordelijken om te handhaven. Soms staan ze te dicht bij de burger/kiezer om streng te zijn. Anderzijds worden ze geacht om probleemoplossend te werk te gaan. Dat is soms een moeilijke tweespalt. Misschien kunnen nieuwe vormen, zoals intergemeentelijke handhavingsambtenaren daarvoor een oplossing bieden. Dan is de vraag natuurlijk meteen wie dat gaat betalen. In het verleden hebben we al eens mogelijkheden gesuggereerd in het herstelfonds.
Minister, in het handhavingsplan RO kondigde u aan dat er een onderzoek zou komen naar de mogelijkheden tot financiering van de lokale handhaving door de gemeenten. Zijn daar ondertussen stappen gezet?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik dacht even dat de heer Vandaele me het gras voor de voeten wegmaaide, maar toch niet. Ik heb de indruk dat de heer Danen het over één welbepaald dossier heeft. Ik zou het meer algemeen willen stellen en opnieuw verwijzen naar het handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening. Er is toen aangegeven dat u de gewestelijke prioriteiten ter zake zou vastleggen, minister. Hoever staat het daarmee?
De heer Vandaele verwijst naar de lokale besturen, maar ik denk dat ze inzake handhaving al afspraken hebben gemaakt met de inspectie RWO. Het is duidelijk dat een heel aantal punten bij het lokale niveau horen, maar kwetsbare of andere gebieden vallen onder RWO Vlaanderen. Misschien kunt u al iets meer zeggen over de gewestelijke prioriteiten inzake handhaving.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik heb nog een klein vraagje. U hebt het over de vergunning met voorwaarden. Als de termijn voorbij is, kan men nog in overleg treden en eventueel nog een regularisatieaanvraag indienen. Stel, de gemeente levert een vergunning af met de voorwaarde dat men een aantal garages aankoopt, maar daar staat geen termijn bij. Hoe werkt dat dan? Is de termijn dan oneindig? Wordt dat een onwettigheid als de garages niet gerealiseerd kunnen worden? Dit komt in de praktijk heel veel voor. Als de ambtenaar geen termijn heeft bepaald, kan men dan nooit in overtreding gaan?
De heer Ceyssens heeft het woord.
De standpunten rond stedenbouwkundige inspectie liggen in deze commissie nogal ver uit elkaar. We krijgen straks nog een vraag over stedenbouwkundige inspecteurs die zo ver gaan dat ze het wettelijk kader dat wij hebben afgebakend, willen overschrijden of doorbreken. Het is een vraag om uitleg waar ik geweldig veel sympathie voor heb.
Hier wordt letterlijk gevraagd welke stappen de minister onderneemt bij een bouwmisdrijf. Ik dacht dat wij, en zeker u vanuit Groen, mijnheer Danen, altijd gepleit hebben voor een onafhankelijke stedenbouwkundige inspectie. Me dunkt, als die in de toekomst ook efficiënt en nauwgezet wil blijven werken, dat we dat het best zo zouden houden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Als we kennis krijgen van een onregelmatigheid, of dat nu bij Milieu is of bij Ruimtelijke Ordening, dan geven wij dat onmiddellijk door aan de inspectie. Het is dan aan hen om daar zelf mee aan de slag te gaan. Wij komen dan verder absoluut niet meer tussen.
De studie over de financiering en handhaving van de lokale besturen is klaar. Ze wordt verder besproken met de lokale besturen, onder andere in het kader van de omgevingsvergunning, de uitvoering daarvan en de digitalisering. We kunnen ze u bezorgen. Dat wordt meegenomen om daar een conclusie aan te koppelen. Ze is dus gefinaliseerd.
De prioriteiten van de Vlaamse handhaving worden momenteel verder bekeken. Men zal binnenkort voorstellen overmaken vanuit de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid over de gewestelijke prioriteiten. Daar hebben we nog niets van ontvangen.
Mevrouw Van Volcem, in de codex staat letterlijk dat de stedenbouwkundige vergunning vervalt indien er niet binnen de twee jaar na de afgifte van de vergunningen wordt gestart, indien de werken gedurende meer dan twee jaar worden onderbroken, of indien de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na aanvang van de werken. Als er een voorwaarde aan gekoppeld is, mag die niet afhankelijk zijn van derden, want dat kan men niet opvolgen, dan kan men zijn verantwoordelijkheid ontlopen. Het is altijd wijs om aan de voorwaarde een termijn te koppelen, anders is het moeilijk om de naleving na te gaan. Het hangt een beetje af van de lokale situatie en specifieke vergunning.
De heer Danen heeft het woord.
Natuurlijk zijn wij voor een onafhankelijke administratie en inspectie. Niemand pleit ervoor dat de minister in de plaats zou treden van een inspectie. Dat is iets helemaal anders. Mijn vraag ging erover: als men op de hoogte is van een mogelijk misdrijf, wat gebeurt er dan?
Ik ben blij het te horen, minister, dat u dat doorgeeft aan de inspectie en dan moet deze maar handelen. Dat was het antwoord dat ik wilde horen.
Ik hoop dat dit consequent wordt toegepast, want ik heb de indruk dat het soms wel en soms niet wordt toegepast.
Ik verwijs even naar de federale minister Kris Peeters, die met de regelmaat van de klok de sociale inspectie afstuurt op situaties waarvan hij vermoedt dat er een sociaal misdrijf aan de gang is. Wat dat betreft, denk ik niet dat dit hier een probleem moet zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.