Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit cijfers van de VDAB blijkt dat Vlaamse bedrijven vorig jaar 6624 vacatures hebben geplaatst voor onderhoudstechnici die machines monteren, herstellen en onderhouden. Daarmee is dat knelpuntberoep nummer één in Vlaanderen: bijna vier op de tien vacatures voor onderhoudstechnici zijn na drie maanden nog niet ingevuld. Ter verklaring wijst de accountmanager voor de industrie bij de VDAB op de lage uitstroom uit het onderwijs. Daarenboven vergrijst de sector en stijgt de vraag naar personeel – gelukkig maar – dankzij de heroplevende economische conjunctuur. Het voorbeeld van het recyclagebedrijf Umicore uit Hoboken spreekt boekdelen ter zake: in de komende jaren gaat daar bijna de helft van de werknemers op de onderhoudsdienst met pensioen.
Nu doen sommige ondernemingen zelf grote inspanningen om mensen op te leiden en aan zich te binden. Zo betaalt Electrabel vandaag bijvoorbeeld de studiekosten van twaalf studenten elektromechanica aan een hogeschool in Antwerpen. Zij moeten per week twee dagen naar school en drie dagen werken in de kerncentrale van Doel, maar ze worden voor vier dagen betaald.
De problematiek van de knelpuntberoepen is niet nieuw. De lijst is vrij stabiel, net als de arbeidsmarktparadox dat we veel vacatures hebben ondanks een relatief omvangrijke werklozenpopulatie. Die uitdaging om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen, is dan ook een blijvende bekommernis, maar door het maatgericht bemiddelingsbeleid van de VDAB zou dat sneller moeten kunnen worden bijgestuurd. Daarenboven krijgen we ook de instroom van vluchtelingen, die zich relatief snel op de arbeidsmarkt mogen aanbieden en vaak mensen met een zekere vormingsgraad zijn. Daarnaast beschikt Vlaanderen sinds de zesde staatshervorming over extra tools om een gericht beleid inzake economische migratie uit te werken. Tot slot wachten we op het nieuwe stelsel van duaal leren om de toeleiding van jongeren naar de werkvloer te bevorderen.
Minister, hoe kan het hardnekkig hoge aantal vacatures voor knelpuntberoepen zoals dat van onderhoudstechnicus worden verklaard, ondanks de gerichte initiatieven van de VDAB en het uitwerken van een bemiddelingsbeleid op maat? Zullen deze nieuwe cijfers aanleiding geven tot een intensievere of andere aanpak van knelpuntberoepen door de VDAB? Zo ja, welke bijsturingen zullen worden doorgevoerd? Verwacht u opportuniteiten als gevolg van de instroom van vluchtelingen? Zullen zij specifiek worden gescreend om hen in te zetten bij die knelpuntberoepen? Welke inspanningen zult u doen om die knelpuntberoepen te doen invullen via economische migratie? Komen bedrijven die onderhoudstechnici zoeken, in aanmerking voor proefprojecten in het kader van het nieuwe stelsel van duaal leren?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Talpe, op uw vraag over de vluchtelingen ga ik niet te veel antwoorden, want dat is daarnet al aan bod gekomen. Ik wil beginnen met een aantal cijfers. In 2013 waren er 4529 vacatures voor technische onderhoudsfuncties. Het jaar daarop waren dat er 4292, dus een lichte daling, maar in 2015 is dat dan plots gestegen naar 6353 vacatures. Dat is dus een stijging met 48 procent op een jaar tijd. Het aantal schoolverlaters met een geschikte vooropleiding daalde van 2013 tot 2014 met 11 procent, van 1089 naar 967. De cijfers voor 2015 ter zake heb ik nog niet. Er is dus wel een groot verschil tussen die 967 schoolverlaters en die 6353 vacatures, of zelfs die 4292 vacatures.
Er is natuurlijk een tweede verklaring, namelijk de toegenomen concurrentie voor technisch geschoolden. Door de strijd om talent komen steeds meer onderhoudstechnici ook in andere functies dan die van onderhoudstechnicus terecht. Samen met de partners organiseert VDAB elk jaar diverse screenings- en opleidingstrajecten om aan die knelpunten te werken. Gezien de stijging van de vraag, die ik duidelijk naar voren heb gebracht, maar ook een onvoldoende uitstroom vanuit het onderwijs is het duidelijk dat VDAB steeds meer zelf met opleidingen voor een deel remediërend moet werken. Dat doet VDAB ook. Ook daarover heb ik cijfers. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de uitstroom van cursisten die de cursus industrieel onderhoud en productietechnieken hebben beëindigd. Dat is gestegen van 375 in 2011 tot 422 in 2013 en 461 in 2015.
Bij onderhoudselektricien is het van 374 gestegen naar 447 vier jaar later. Ook daar zet VDAB dus heel duidelijk op in, om ervoor te zorgen dat die vacatures meer en meer via beroepenclusters en via cursisten geremedieerd kunnen worden. Dat is een blijvende inspanning, als je ziet welke verschillen er nog zijn in de cijfers.
VDAB formuleert ook altijd bijsturingen in zijn sectorale ondernemingsplan, om tegemoet te komen aan die knelpunten. Onderhoudstechnici, zowel in de richting onderhoudselektricien als onderhoudsmecanicien, zijn knelpuntberoepen bij uitstek. Voor die beroepen formuleert VDAB een aantal bijsturingen. We willen de opleidingscapaciteit, die al uitgebreid is, door bijkomende inzet van extra instructeurs nog verder uitbreiden. We willen ook de opleidingscapaciteit uitbreiden door een gerichte uitbouw van de samenwerking met het onderwijs via de onderwijskwalificerende trajecten en de hbo5-opleiding elektromechanica. We willen ook een zo groot mogelijke inzet op werkplekleren, in samenwerking met leerbedrijven, de organisatie van kwalificerende trajecten met een groter aandeel werkplekleren in samenwerking met onderwijs en de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), en de organisatie van opleidingsprojecten in samenwerking met de sectorale opleidingsverstrekkers. We doen dus met VDAB wat we kunnen, niet alleen met eigen opleidingen, maar ook door samenwerkingen en dergelijke meer.
Op de vluchtelingen zal ik niet te diep meer ingaan. Dat is daarnet al duidelijk aan bod gekomen. Wij zullen uiteraard, zoals altijd, gaan kijken of er capaciteit is bij de asielzoekers om ze naar knelpuntberoepen te brengen. Maar dat zal iets voor de toekomst zijn.
Bij het invullen van knelpuntvacatures voor midden- en laaggeschoolde jobs en de hele economische migratie werken wij met concentrische cirkels. Eerst kijken we of er in de Vlaamse arbeidsmarktreserve voldoende capaciteit is: hebben we mensen die het diploma hebben, of kunnen we ze via opleiding naar die knelpuntberoepen brengen? Ten tweede kijken we naar de andere gewesten. Daarvoor zijn er die partnerschappen met Actiris en Forem. Een derde niveau is dan het EURES-netwerk (European Employment Services), waar VDAB-vacatures verspreid worden binnen de Europese Economische Ruimte, en waar we in bepaalde sectoren met structurele knelpunten specifieke bemiddelingsacties opzetten.
Collega Hofkens heeft daar twee weken geleden nog een vraag over gesteld. Het ging toen onder meer over ICT, ingenieurs en de gezondheidszorg. Als er in landen als Portugal en Spanje een overschot blijkt te zijn, en bij ons een tekort, dan zetten we daar acties op. We zullen dat ook doen als dat voor andere beroepen nuttig en zinvol wordt geacht. Ik wil er wel op wijzen dat dat nooit evident is, ook niet voor een bedrijf. Als je zo iemand aanwerft, vraagt dat ook een hele voorbereiding vanuit het bedrijf.
Knelpuntvacatures in hooggeschoolde jobs kunnen nu al ingevuld worden door derdelanders – personen buiten de EU – zonder dat er een arbeidsmarktonderzoek aan voorafgaat.
Tot slot was er nog een vraag over duaal leren. Deze bedrijven zouden in aanmerking kunnen komen voor de proefprojecten rond duaal leren. In een van de zeven proefprojecten is het de tso-richting elektromechanische technieken die is aangeduid als proefstudierichting duaal leren in het kader van het project ‘Schoolbank op de Werkplek’.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is goed dat VDAB blijvende inspanningen levert en dat u bijsturingen overweegt die specifiek gericht zijn op sectoren. Het is ook heel goed dat er een uitbreiding komt en dat werkplekleren een centrale plaats krijgt. Ook het stimuleren om een opleiding te volgen in die specifieke richting, juichen wij toe, want ik denk dat we daarmee een belangrijke basis leggen.
In het verleden hebben wij al herhaaldelijk gepleit voor een meerjarenactieplan met streefcijfers om die knelpuntvacatures aan te pakken. VDAB heeft al heel wat vorderingen gemaakt, maar het blijft opmerkelijk dat driekwart van de mensen die die knelpuntopleiding volgen, dan niet naar een job toegeleid wordt en dat 55 procent een knelpuntberoep heeft dat dan niet overeenstemt met de opleiding. Die cijfers zijn er, maar het is natuurlijk geen wiskunde. We kunnen niet alles volledig opvolgen. Maar hiermee stellen we wel vast dat we nog een tandje bij kunnen steken. Het gaat immers om jobs die openstaan en die we kunnen invullen.
Ik kom zelf uit een regio met een zeer lage werkloosheid en heel wat vacatures. Het fenomeen wordt in West-Vlaanderen nog meer versterkt door de braindrain. Heel wat jongeren gaan in andere provincies studeren en keren niet terug. Wordt er ook nagegaan in hoeverre die braindrain bijdraagt aan de knelpuntvacatures, de vacatures die blijven openstaan in die regio’s? Wat kan er eventueel gebeuren om die braindrain aan te pakken, zodat we ook op die manier een oplossing kunnen bieden voor die openstaande vacatures?
De heer Hofkens heeft het woord.
De knelpunten op de arbeidsmarkt blijven een heel belangrijke uitdaging. Dat is een rem op onze ontwikkeling, onze economie en onze welvaart. Ik dank collega Talpe om dat nog eens op de agenda te plaatsen, want dat verdient absoluut alle aandacht. Ik ben ook zeer blij van de minister te vernemen dat VDAB daar ook prioritair op blijft inzetten.
Ik heb nog twee kleine vragen, minister. In 2015 hebben we hier in de commissie een debat gevoerd over een analyse van het Rekenhof over de knelpuntenberoepenlijsten en zo meer, met een aantal aanbevelingen. U hebt daar toen op gereageerd. Het ging onder meer over het doorvoeren van verfijningen. Ik heb gezien dat dat ondertussen ook gebeurd is. Een van de aanbevelingen was toen om een lijst te maken van hardnekkige knelpuntberoepen. Dat is ondertussen blijkbaar ook gebeurd. VDAB werkt daar ook mee.
Dat we de problemen rond knelpuntberoepen blijven zien, heeft te maken met het zeer fijnmazig analyseren van waar op de wisselende arbeidsmarkt die problemen zich voordoen. Het gaat voor een deel blijven terugkomen omdat we het intussen zeer precies kunnen meten.
Mevrouw Talpe zegt dat drie vierde van de mensen die een knelpuntberoepenopleiding bij VDAB volgen, niet aan de slag gaat. Ik ben het er niet mee eens, want ik denk dat het omgekeerd is. Ze gaan wel aan de slag, en binnen zes maanden trouwens. Minister, u hebt in 2014 een studie van het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) besteld. Daaruit bleek dat die knelpuntberoepenopleidingen wel degelijk effect hadden, gekoppeld aan de fijne analyse van welke de knelpunten zijn en welke de hardnekkige knelpunten zijn. Ik neem aan dat u VDAB er wel kunt toe aanzetten, als dat nodig zou zijn, om dat op die manier te doen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben heel blij dat het al gecorrigeerd is, want we komen van veel slechtere cijfers. Collega Bothuyne, ik herinner me dat u mij daarover in een vorige legislatuur vragen hebt gesteld. Drie vierde van de mensen zijn al op goede weg. Dat heeft natuurlijk ook heel veel te maken met de screening van de persoon. Als je iemand screent en naar een opleiding brengt die niet helemaal past bij die persoon en waarmee hij niets gaat doen, dan ben je er niets mee. In de jaarobjectieven van VDAB staat de verhoging van het percentage. We blijven daar dus op drukken.
Als we het over werklozen hebben, komen we heel snel bij het gebrek aan mobiliteit. We hebben het dan ook over ‘passende betrekking’. Het is een discussie die wij niet mogen voeren, maar wel de federale overheid. Ik heb gezien dat de discussie over het aantal kilometers dat men zou mogen afleggen en of dat een reden mag zijn om iemand als werkwillig te beschouwen, recent opnieuw werd aangewakkerd. Ik ben het met u eens dat het een deel van het probleem is.
Ik wil nog een bedenking maken bij de hardnekkige knelpunten. De maatwerkfilosofie van VDAB moet bij werkgevers en individuen nog verder doordringen. Ik zeg het een beetje zwart-wit: vandaag is het zo dat de meesten kijken of een werkloze de juiste competenties heeft om in de job te passen. Ik denk dat we het moeten omdraaien: welke competenties heeft de sollicitant en hoe passen we die in in de job of in de taken of in het bedrijf? Dat is een heel andere filosofie. Zo zul je veel meer knelpuntvacatures kunnen invullen. Dat vraagt een mentaliteitswijziging, ook voor een deel in de arbeidswetgeving. Er zijn immers cao’s waardoor iedereen op dezelfde manier opslag krijgt of niet en verloond wordt of niet. Als je hardnekkige knelpuntberoepen wilt invullen, zullen we voor een deel moeten zoeken naar wie welke taak kan doen binnen het takenpakket van het bedrijf.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Even verduidelijken dat het om een lapsus ging: ik bedoelde dat drie vierde doorstroomt naar een job.
Minister, ik dank u dat u deze inspanningen levert. We moeten zeker de vinger aan de pols houden en specifiek voor bepaalde regio’s bepaalde accenten gaan leggen.
Ik wou ook nog even wijzen op de opportuniteiten van de verdoken arbeidsmarktreserve. Dat is ook een element dat een rol kan spelen en waarvoor we aandacht moeten hebben.
Misschien kan er ook worden nagedacht om een aantal jong- of vroeggepensioneerden die zich nog graag voor de maatschappij willen inzetten maar niet over de vereiste kwalificaties beschikken, te stimuleren om hen in te schakelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.