Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, op 22 januari verstuurde het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) zijn jaarlijkse omzendbrief met betrekking tot het uitbreidingsbeleid 2016. Uiteraard wordt er heel veel aandacht besteed aan het kaderen van het uitbreidingsbeleid in de invoering van de Persoonsvolgende Financiering (PVF). Over de modaliteiten van de invoering van de PVF werd hier in de commissie reeds uitvoerig gedebatteerd. Ondanks die bespreking, die een beetje parallel is gelopen met het opstellen van omzendbrief van het VAPH, blijven een aantal vragen onbeantwoord. Het budget dat in 2016 kan worden verdeeld, wijkt gevoelig af van wat vorige jaren mogelijk was. Het bedrag is niet in verhouding met de natuurlijke groei die het VAPH in eerdere publicaties en meerjarenramingen naar voren heeft geschoven als noodzakelijk om de aangroei van de groep mensen met een handicap op te vangen. Die aangroei is een gevolg van een betere diagnostisering, van de vergrijzing van mensen met een handicap, van de verhoogde levenskans van mensen die een ongeluk of een cerebrale, cardiovasculaire of andere aandoening hebben gehad.
In eerdere debatten heeft de minister steevast verwezen naar de grote hervorming die die druk zou moeten reduceren. Het is dan ook opmerkelijk dat er in 2016 niet in bijkomende middelen wordt voorzien voor trap 1 naar rechtstreeks toegankelijke hulp. Hoe dit de druk op de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp zou kunnen wegnemen, is mij echt niet duidelijk. In trap 2 niet-rechtstreeks toegankelijke hulp wordt in een bedrag van 9 miljoen euro voorzien. We zullen straks merken welke consequenties dat heeft.
Minister, ik heb een reeks vragen waar ik op basis van de omzendbrief ook geen antwoord op heb kunnen krijgen. Vanaf 1 april 2016 gaat het principe van automatische toekenning in voor personen in noodsituatie voor spoedprocedure en voor personen die een PVB na noodsituatie nodig hebben. Voor de overige groepen wordt de automatische toekenning op een nog door de minister te bepalen moment geïnstalleerd. Dat is opmerkelijk en zorgwekkend. Het creëert onzekerheid. U beslist blijkbaar, en ik vraag me af in functie waarvan. Wat is het gevolg van het niet-beslissen op het beginsel van de zorgcontinuïteit? Net op dat vlak hadden we de afgelopen jaren enkele stappen voorwaarts gezet. Zullen daardoor net-meerderjarigen opnieuw tussen wal en schip vallen en in de praktijk op 18 jaar plus 1 dag – ik trek het op flessen – naar huis worden gestuurd? Met die praktijk hadden we in het verleden net komaf gemaakt. Hoe rijmt u de onweerlegbare vaststelling van maatschappelijke nood bij een bepaalde groep met het niet-automatisch toekennen van zorg? Aangezien er 9 miljoen euro beschikbaar is, laat dit heel erg vrezen voor het beantwoorden van de zorgvraag van deze mensen. Ik heb daar grote vragen bij.
Verder in het document definieert u drie prioriteitengroepen. Na aftrek van alle andere middelen wordt het resterende budget voor uitbreiding verdeeld over deze drie prioriteitengroepen, en wel dusdanig dat in elk van deze drie groepen een perspectief dient te worden geboden. Bent u ervan overtuigd dat door deze verdeling en deze methode voldoende rechtszekerheid wordt geboden? Bent u er zeker van dat dit de toets van het gelijkheidsbeginsel en de motiveringsplicht zal doorstaan? Ik voel dat dit een gevaar meebrengt aan procedures zoals we er de afgelopen jaren al hebben gehad waarbij mensen naar de rechtbank stappen om te proberen hun rechten af te dwingen. Het nieuwe kader treedt vooral om budgettaire redenen pas in werking vanaf 1 september 2016. Tot dan dient de besteding en financiering nog binnen de huidige kaders te gebeuren. Hoe zal de overgang praktisch gebeuren? Stel dat een meerderjarige voor september 2016 een PAB wil aanvragen of dat al heeft gedaan, maar die op dat moment urgent nodig heeft. Kunt u met het huidige systeem en de huidige middelen garanderen dat die persoon in de loop van 2016 over een assistentiebudget zal kunnen beschikken?
De resterende middelen voor het uitbreidingsbeleid van 1,5 miljoen euro worden verdeeld over 20 procent minderjarigen en 80 procent meerderjarigen. Je moet geen groot wiskundige zijn om uit te rekenen dat het bedrag voor minderjarigen niet oneindig groot is.
Daar wordt dan een target op gezet: men zegt dat middelen zullen worden toegekend aan minderjarigen die bij een vorige toegangsronde voldeden aan de prioriteitscriteria, maar aan wie om budgettaire redenen geen PAB kon worden toegekend. Ze hebben dus een bewezen nood en voldeden qua kenmerken, maar kregen te horen dat men de centen niet had. Nu is er een restbudget dat prioritair aan die groep wordt toegekend.
Minister, ik heb ter zake geen materiaal gevonden, dus is mijn eenvoudige vraag: is die groep met dat voorziene bedrag nu volledig gedekt? Hoe ziet u dat concreet? Als dat immers niet zo is, dan hebben we alweer een categorie mensen die wel twee jaar op rij aan alle noodzakelijke criteria voldeden, maar waarvoor men geen budget heeft. En als dat niet het geval is, hoe groot is die groep dan wel, en hoe zult u de ene wel en de andere geen toegang geven tot een assistentiebudget?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijnheer Van Malderen, in uw inleiding stelt u terecht vast dat in 2016 een bedrag van 18 miljoen euro aan bijkomende middelen wordt vrijgemaakt voor de persoonsvolgende financiering. Zoals u ongetwijfeld weet, past dat bedrag binnen een ruimer uitbreidingsbeleid, waarvan het basisdocument trouwens ook in het parlement is besproken en goedgekeurd. Het gaat dus over een globaal budget beschikbaar voor de periode 2015 tot en met 2019 dat moet dienen voor de ondersteuning van personen met een handicap in trap 1, zowel voor het basisondersteuningsbudget als voor rechtstreeks toegankelijke hulp, en in trap 2.
In 2015 is er 40 miljoen euro extra ingezet voor de zorg en ondersteuning van personen met een handicap. Een vierde werd ingezet om de capaciteit van de rechtstreeks toegankelijke hulp uit te breiden. Volgens het schema dat u ook in die meerjarenraming hebt gezien, zal er in 2017 inderdaad opnieuw een gelijkaardig bedrag moeten worden vrijgemaakt voor het aanbod qua rechtstreeks toegankelijke hulp. We starten in 2016 voorzichtig met het basisondersteuningsbudget en zullen de middelen voorzien voor trap 1, logischerwijze dan ook gebruiken om die opstart te realiseren.
In het besluit van de Vlaamse Regering inzake prioritering, dat de Vlaamse Regering in december 2015 principieel heeft goedgekeurd, worden een aantal groepen gedefinieerd waarvan de zorgvraag niet dient te worden geprioriteerd. Dat wil zeggen dat die personen verzekerd zijn van een persoonsvolgend budget als ze aan de andere voorwaarden voldoen. De gedefinieerde groepen zijn: personen in een noodsituatie, personen voor wie een noodsituatie geen tijdelijk gegeven blijkt te zijn, personen met een aandoening die een zeer snelle achteruitgang van het functioneren met zich meebrengt, personen die zich in een situatie bevinden van maatschappelijke noodzaak en tot slot jongvolwassenen die als minderjarige konden genieten van ondersteuning door het VAPH en voor wie die ondersteuning ook als meerderjarige nodig blijft.
Dit besluit van de Vlaamse Regering is dus een belangrijke sleutel tot het realiseren van de in het Perspectiefplan 2020 vooropgestelde zorggarantie voor personen met de grootste ondersteuningsnoden. Tot nog toe differentieerden die vragen zich niet van alle andere, weliswaar ook terechte prioritaire vragen. Met dit besluit geven we deze vragen voorrang op de andere zorgvragen. Uiteraard moet, als we stellen dat een persoonsvolgend budget verzekerd is, dat ook budgettair kunnen worden waargemaakt.
Dit besluit zal dus van toepassing zijn vanaf 2017. We wilden echter, binnen de beperkte mogelijkheden die er zijn in 2016, daarop al maximaal anticiperen. Al die mensen reeds in 2016 verzekeren van een budget, was niet haalbaar. We voeren dus vanaf 2017 voor deze weloverwogen en afgebakende groepen een voorrangsregel in. Voor zover er budgettaire mogelijkheden zijn in 2016, voeren we die reeds vervroegd in.
Ik wijs er ook op dat dit niet automatisch impliceert dat ze in 2016 geen budget toegewezen zullen krijgen: er is uiteraard in 2016 ook de reguliere in- en uitstroom, zowel bij PAB-gebruikers als in de voorzieningen, die nieuwe toekenningen en nieuwe opnames mogelijk maakt. Bovendien wordt ook het liquiditeitsoverschot van opstartende VIPA-bufferprojecten naar rato van ongeveer 1,3 miljoen euro ingezet voor zorgvragen in prioriteitengroep 1. Dat kon u lezen in de omzendbrief van het VAPH over het uitbreidingsbeleid 2016.
Met het Perspectiefplan 2020 werd een nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap uitgestippeld. De voorbije jaren werden reeds heel wat inspanningen geleverd die geleidelijk aan uitvoering geven aan dat plan.
In 2016 voeren we de persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap in en bereiden we de complete omschakeling van de hele meerderjarigensector – gebruikers, aanbieders en voortraject – voor. In 2017 moet dat dan leiden tot een totale reorganisatie. Het zal ook geen nieuws zijn als ik zeg dat het groeipad waarin is voorzien en dat ook is besproken in het parlement, met de meerjarenraming, natuurlijk noodzakelijk is om de implementatie van dit nieuwe beleid mogelijk te maken. De nieuwe regie, waarbij wordt gewerkt met voorrangsgroepen en drie prioriteitengroepen, vormt daarbij uiteraard een cruciale schakel. Het uitvoeren van een volledig nieuw ondersteuningsbeleid vraagt echter tijd, middelen én een weldoordachte gefaseerde aanpak. Samen met alle stakeholders wordt het nieuwe beleid dan ook geleidelijk aan gerealiseerd. Daarbij wordt parallel ingezet op structurele ingrepen – een nieuwe, vereenvoudigde regelgeving, aangepaste administratieve processen, een nieuwe financieringstechniek – en het inbrengen van de bijkomende middelen. Binnen de beschikbare middelen werden daarom ook in 2016 keuzes gemaakt die toelaten zowel op korte termijn al enkele van de meest prangende noden te lenigen als inspanningen te leveren met effecten op de middellange termijn. Ik nodig u dan ook uit om op het einde, tegen 2020 de evaluatie te maken van de inspanningen die gedurende de hele periode 2015-2019 in dat kader worden geleverd, wanneer de transitie volledig zal zijn doorgevoerd en ondertussen alle vrijgemaakte middelen konden worden gemobiliseerd.
Het is de bedoeling om tegen dan inderdaad afdoende rechtszekerheid te bieden aan de persoon met een handicap, zowel binnen de eerste trap, met een gespecialiseerd, laagdrempelig en flexibel inzetbaar aanbod qua rechtstreeks toegankelijke hulp én een basisondersteuningsbudget, als binnen trap 2, met een persoonsvolgend budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Beweren dat met een uitbreidingsbudget van 9 miljoen euro voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp in één jaar tijd rechtszekerheid kan worden geboden aan alle personen met een handicap die een intensieve ondersteuningsnood hebben, zou van weinig realiteitszin getuigen.
Sta me toe de gefaseerde invoering van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarigen even kort in herinnering te brengen. Sinds 1 januari 2016 kunnen de bijstandsorganisaties hun werking ten aanzien van budgethouders niet-rechtstreeks toegankelijke hulp voorbereiden. In april voeren we de nieuwe procedure in van de afhandeling van een vraag naar een persoonsvolgend budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Vanaf dan kunnen aanvragers dus ook een persoonsvolgend budget aanvragen. Na het ter beschikking stellen kan dat budget dan ook cash of via een voucher worden ingezet. Dat is dan op het moment dat er in die nieuwe procedure toewijzingen kunnen gebeuren.
Vanaf 2016 is er een nieuw kader voor het besteden en verantwoorden van dat budget en is er een nieuwe financieringstechniek, die aansluit bij de principes van de persoonsvolgende financiering. Begin 2017 moeten dan alle huidige meerderjarige gebruikers en hun aanbieders worden omgeschakeld naar het nieuwe systeem. We spreken dan niet meer van erkende en gesubsidieerde capaciteit niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, en zullen dan de regulier vrijkomende middelen ook persoonsvolgend herinzetten.
Die gefaseerde invoer brengt uiteraard een aantal tussenperiodes met zich mee, waarin bepaalde aspecten van het nieuwe systeem wel en andere nog niet zijn doorgevoerd. Om die periodes te overbruggen, worden dan ook een aantal overgangsmaatregelen genomen, die in de regelgeving worden verankerd. Tot en met eind maart kunnen personen dus nog een aanvraag doen voor een PAB. Vanaf april 2016 kunnen ze vragen naar een persoonsvolgend budget niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Personen kunnen na het ter beschikking stellen van die PVB de vrije keuze maken tussen inzet in cash en/of inzet in voucher. De administratieve processen worden zo uitgewerkt dat die keuze op elk moment kan worden aangepast.
Navraag bij het agentschap Jongerenwelzijn en de intersectorale toegangspoort leert ons dat in totaal een 33-tal PAB-aanvragers in een vorige toekenningsronde voldeden aan de prioriteitencriteria, maar geen budget ter beschikking gesteld kregen. De extra middelen die voor minderjarigen worden vrijgemaakt, zullen niet volstaan om aan 33 personen een PAB toe te kennen. Om te weten hoeveel personen er wel en hoeveel er niet zullen kunnen worden geholpen, moet eerst worden bekeken welk budget de vraag van die personen precies vertegenwoordigt.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Dat laatste is natuurlijk heel belangrijk. Ik zal daar straks op terugkomen.
Minister, ik ben u erkentelijk voor de uitspraak die u terecht doet, namelijk dat de kritiek die de oppositie al een tijdje in dit parlement voert, terecht is. Wat u als uitbreidingsbeleid hebt onderhandeld in de regering, voldoet namelijk gewoon niet om de noden die in de sector bestaan, te lenigen. U verwijst opnieuw naar het grotere plaatje. U zegt dat we moeten wachten tot 2020 om dit beoordelen. Dat is wel nog een hele periode voor de mensen van wie, na het doorlopen van de hele procedure, onomstotelijk vaststaat dat zij zich in een noodsituatie bevinden. Het is toch wel problematisch dat een overheid zwart op wit op papier zet dat iemand in een noodsituatie zit, maar geen voorrang krijgt. Dat zou niet erg zijn indien we zeker zouden weten dat er voldoende reguliere middelen zijn om die nood te beantwoorden.
Dat is een eerste groep die we vandaag gewoon in de kou laten staan. Dat is geen toeval, het is gewoon het resultaat van uw beleid. Heel het concept van het Perspectief 2020 en de persoonsvolgende financiering en alles wat daaruit voortkomt, vertrekt vanuit het gegeven dat we proberen de druk van de ketel te houden. U doet dat in dezen niet, zeker niet wat de minderjarigen betreft.
U kunt het enigszins rechtvaardigen door te stellen dat in het basisondersteuningsbudget, dat heel laat in het jaar wordt ingevoerd voor een groep, misschien geen middelen in rechtstreeks toegankelijke hulp worden voorzien. Ik betwist dat, want er zijn heel grote historische tekorten. Er zijn daarover al heel wat vragen gesteld, maar goed.
Maar wie helemaal buiten de scope blijft, dat zijn die minderjarigen. Er was jarenlang een kwalijke praktijk waarbij mensen als minderjarigen heel goed begeleid en verzorgd worden en dan plots tegen een muur botsen van een poort die dicht blijft als ze meerderjarig zijn. Eigenlijk zegt u dat we opnieuw naar deze praktijk gaan. Idem dito voor mensen waarvan bewezen is dat ze in een noodsituatie zitten. U zegt: we geven niet thuis, we hebben daarvoor geen centen en halen onze handen daar af. Ik vind dat een zeer rare redenering, die u volgens mij blootstelt aan alle mogelijke procedures.
U probeert dan te woekeren met de schaarste. U probeert iedereen een beetje tevreden te stellen. Het is pappen en nathouden. Maar in dat woekeren verliest u zich gewoon in het altijd maar verdelen en verdelen van middelen die gewoon te beperkt zijn. Het beste bewijs daarvan is dat 33 mensen bij een vorige uitbreidingsronde te horen hebben gekregen dat ze eigenlijk volledig beantwoorden aan alle criteria, maar dat er geen centen zijn. U zegt nu al dat het niet zal volstaan. Ik vind het niet echt moedig dat u zegt dat we dat niet weten omdat het individuele budget moet worden berekend. U kunt op basis van het gemiddelde perfect uitrekenen hoeveel u gemiddeld zou kunnen doen met de 314.000 euro die werd uitgetrokken voor PAB’s voor minderjarigen. Daarmee moeten we het doen: 314.000 euro. Als je uitgaat van het gemiddelde budget, denk ik dat we er dit jaar geen tien zullen kunnen behandelen, minister.
Als ik dan kijk naar wat we in het totaal voor minderjarigen doen, zie ik 26 plaatsen via de VIPA-buffer en een kleine 10 plaatsen in de PAB-regeling voor diegenen die al eens uit de boot gevallen zijn.
Minister, klopt dat? Is dit echt de inspanning die we in 2016 zullen doen voor minderjarigen? Hoe verhoudt zich dat tot de vraag? Ik zal u helpen. In het laatste jaarrapport van de intersectorale toegangspoort vind ik het cijfer 3960 terug. Dat is de verhouding van wat we zullen doen. Klopt dat?
Hoe zult u uit die 33 dossiers, waarvan we zeker weten dat we ongeveer twee derde zullen teleurstellen, een keuze maken?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb drie kleine vragen. In de omzendbrief zien we heel wat duidelijkheden. Zo gaat de nieuwe procedure van start op 1 april, en de omschakeling voor diegenen die nu in de voorziening zitten, op 1 januari. Maar wat met de mensen die nu al op de wachtlijst staan? Wanneer worden zij omgeschakeld? Hoe zullen zij worden omgeschakeld? Moeten zij de hele procedure doorlopen of krijgen zij een bepaald budget opgekleefd? Vanaf wanneer krijgen de mensen die nu op de wachtlijst staan, hun persoonsvolgend budget?
U zegt dat u een perspectief wilt bieden aan de drie prioriteitengroepen. Met de huidige manier van werken is er volgens mij echter weinig om hun perspectief te bieden. Misschien is het een oplossing om de dossiers een datum te geven, die data te respecteren en de dossiers mee op te schuiven. Het is misschien geen volledig sluitend systeem, maar op die manier kunnen die mensen een beter perspectief krijgen dan nu het geval is.
Als ik het goed heb gehoord, zegt u dat de automatische toekenningen voor de groepen die er in 2016 uit vallen, in 2017 van start zullen gaan. In deze omzendbrief is het nog te bepalen en vrij vraag. Is het niet beter dat er een duidelijke communicatie komt, zodat die groepen weten waar ze staan? Nu is het nogal vaag. U zegt dat vanaf 2017 ook die groepen erbij komen. Dan zou een duidelijkere communicatie toch wel op zijn plaats zijn.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik hoop dat de heer Van Malderen goede antwoorden krijgt op zijn vragen, die zeer pertinent waren.
Ik heb een eerste bedenking bij het budget. Ik ben blij dat er 18 miljoen euro wordt vermeld. Op het moment van de begroting hebt u zich sterk gemaakt dat er 18 miljoen euro in de omzendbrief zou staan. Die staat er ook effectief. Minister, vanwaar komen die middelen? In de begroting was dat nog onduidelijk. Wordt er ergens anders binnen welzijn of binnen het beleid voor personen met een handicap bespaard? Of is dit een extra budget dat de regering elders heeft vrijgemaakt?
Ik ben dus blij met die 18 miljoen euro. We weten echter allemaal – en ik denk dat de heer Van Malderen dat goed heeft aangetoond – dat dit veel te weinig is in het teken van de noden die er zijn. Het groeipad dat er is, moet volgend jaar op kruissnelheid zijn. Ik denk dat iedereen daar enorm naar uitkijkt. Met die 18 miljoen euro kunnen we geen antwoord bieden op de 14.000 volwassenen en 8000 kinderen die momenteel wachten op hulp of een andere vorm van hulp.
Ik heb nog één specifieke vraag. Er is een oproep geweest van een van de budgethouderorganisaties aan iedereen die in het verleden een weigering heeft gehad van een PAB om opnieuw een aanvraag in te dienen, aangezien de spelregels veranderen. Op zich vind ik dat positief. Iedereen die recht heeft op een PAB, moet gebruikmaken van dat recht en moet dat PAB ook kunnen krijgen. Anderzijds zou het heel jammer zijn indien dit voor heel veel nieuwe ontgoochelingen zou zorgen. Ik wilde uw mening vragen: hoe kijkt u naar die oproep? Steunt u die? Roept u inderdaad ook iedereen die ooit een weigering heeft gehad, nu op om op de nieuwe ronde voor persoonsvolgende financiering in te tekenen?
Wanneer we inzetten op PAB’s of persoonsvolgende budgetten, is dat eigenlijk budgetbesparend. Het is – cru gezegd – goedkoper om mensen met een PAB te helpen omdat ze in hun eigen omgeving kunnen blijven en beter hun eigen zorg kunnen opnemen dan hen institutionele of residentiële zorg te moeten aanbieden. Daarom pleit ik er zeker voor om in te zetten op die zorgvorm, enerzijds om budgettaire redenen, maar vooral ook omdat dat is wat de VN ons vraagt en omdat we ons daartoe hebben geëngageerd: mensen de regie in handen geven om zo veel mogelijk te participeren in het gewone leven.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kan niet veel meer toevoegen aan het antwoord.
Het is duidelijk dat het besluit in volle kracht in werking treedt in 2017. Dat zal inderdaad alleen maar lukken in het kader van het uitbreidingsbudget, want anders is dat natuurlijk niet mogelijk.
Men heeft getracht om na te gaan hoe men in 2016 een voorafname zou kunnen doen. De omzendbrief gaat over de manier waarop in 2016 de middelen zouden kunnen worden gemobiliseerd.
U zult het in de commissie uitvoerig toegelicht krijgen, maar er zal dus een inschaling moeten gebeuren. Die zal natuurlijk niet van de eerste dag tot gevolg hebben dat iedereen plots moet wijzigen van financieringssysteem. Integendeel, men gaat proberen om zoveel mogelijk continuïteit in dat systeem te behouden. De inschaling veronderstelt ook dat er voor de nieuwe aanvragen die in de loop van de volgende periode in het systeem moeten worden gefinancierd, een uitbreidingsbeleid is. Het bedrag dat er voor 2016 staat, is het bedrag dat in de oorspronkelijke meerjarenraming is opgenomen. Hoe is dat bedrag gemaakt? Er is een pakket nieuw beleid. We zullen ook de middelen van de Nationale Loterij die ter beschikking staan van het VAPH, daarvoor aanwenden om op die manier ook met eenmalige bijdragen het budget voor 2016 rond te maken. Voor de volgende jaren zullen we ze op een recurrente manier meenemen in de volgende jaren.
Ik heb toevallig kennis genomen van de actie van een van die organisaties om mensen aan te zetten om van alles te doen. Ik heb dat hier al eens gezegd, maar u verdenkt er mij dan van dat ik u daarmee de mond wil snoeren, wat helemaal mijn bedoeling niet is. Maar als alle organisaties die betrokken zijn in de transitie, die in de taskforce zitten, die alle vergaderingen bijwonen, die documenten goedkeuren waarin ook de compromissen zijn opgenomen, in de tweede lijn allemaal initiatieven nemen die iedereen opnieuw in een grote staat van alarm moeten brengen, dan organiseert men toch wel een moeilijke situatie. Ik hoop dat iedereen in die periode, zeker iedereen die geparticipeerd heeft en waarvoor ik dankbaar ben, toch minstens in de fase van de transitie de koelbloedigheid kan bewaren om overleg te plegen, om over nieuwe problemen het gesprek te voeren, maar geen acties gaat voeren waardoor de administratie plots heel actief moet gaan communiceren. Ik hoop dat er toch een deel gemeenschappelijk inzicht is dat men er alle belang bij heeft dat als men goed op voorhand ruim de kans heeft gekregen om het af te spreken en af te toetsen, men mee verantwoordelijk is voor het succes van de transitie. Ik heb begrepen dat wat er gebeurd is, op het niveau van de administratie al heel wat in beweging heeft moeten zetten, wat ze niet hadden gepland.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik raad iedereen aan om het verslag toch eens goed te lezen. Minister, eigenlijk komt het erop neer dat u tegen mensen van wie zwart op wit bewezen is dat ze een maatschappelijke noodsituatie hebben, tegen ouders wier kinderen nu in de zorg voor minderjarigen zitten maar die niet weten of ze ergens terechtkunnen als ze meerderjarig zijn, zegt dat u dat zult oplossen als er tegen 2017 een budget is. Er is het woord ‘als’ en u vergeet ook te vermelden dat de verdere uitrol ook onderhevig is aan een evaluatie die u vandaag niet kunt voorspellen.
Ik verwacht toch nog wel een aantal bijkomende problemen, in de eerste plaats een budgettair probleem. U roept op tot koelbloedigheid en dat alle organisaties hun verantwoordelijkheid maar moeten nemen, maar u bent verantwoordelijk voor dat budget. Als er vandaag moeilijkheden zijn, dan heeft dat te maken met het budget. U kunt dat niet ten kwade duiden aan organisaties die ongerust zijn, aan ouders die ongerust zijn of aan parlementsleden die ongerust zijn. Die ongerustheid is er over grenzen van oppositie en meerderheid heen. De suggestie die mevrouw van der Vloet doet om op een andere manier te prioritiseren, is meteen het bewijs dat we absoluut niet alleen staan als we de vinger leggen op de zere plek van rechtsonzekerheid.
Mijn conclusie is dat voor heel wat mensen 2016 een verloren jaar is en dat met name de minderjarigen de pineut zijn. Waar er in 2014 volgens uw rapporten nog 46 minderjarigen een PAB kregen, zullen dat er vandaag minder dan 10 zijn. Het is een absoluut zwaktebod. Voor mensen die aan het wachten zijn, zowel mensen met een handicap als hun ouders, is dat een verschrikkelijke druk, en dat is uw verantwoordelijkheid, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.