Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
We hebben het in deze commissie al vaker over suïcidepreventie gehad. Nog niet zo lang geleden hebben we daaraan met de minister een zinvolle gedachtewisseling gewijd, toen we gekeken hebben waar het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie staat, wat de rol daarin is van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) en waar eventueel nog accentverschuivingen kunnen komen. We hebben dan ook opnieuw het concept van ketenzorg toegelicht, als antwoord op een aantal tekortkomingen die we vandaag vaststellen in suïcidepreventie, namelijk dat er nog te regelmatig gaten vallen tussen de nodige hulp en de effectief aangeboden hulp. Los van wie daarvoor verantwoordelijk is, stellen we vast dat die doorstroming niet optimaal verloopt.
De minister liet de ontwikkeling van een model van ketenzorg, heel terecht, opnemen in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Dat model sluit aan bij de multidisciplinaire richtlijn voor detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. Beide acties zijn toegewezen aan het VLESP, dat eind 2014 is gestart met de ontwikkeling van die multidisciplinaire richtlijn. Die richtlijn zal de basis vormen voor de verdere uitwerking en implementatie van het model van ketenzorg. De richtdatum voor het finaliseren van de richtlijn is eind 2016. Die aanbevelingen met betrekking tot ketenzorg zullen na de implementatie van die multidisciplinaire richtlijn worden uitgewerkt, om zo te komen tot een groter omvattend model voor ketenzorg. De ontwikkeling van dat integrale model van ketenzorg is gepland voor 2017.
In dat opzicht was ik aangenaam verrast dat in de communicatie rond de suïcidecijfers van vorig jaar werd bekendgemaakt dat dit jaar al in Limburg de ketenzorg op punt wordt gezet. Daarom wil ik hierover een vraag stellen vanuit een positieve en constructieve nieuwsgierigheid naar de ontwikkelingen op het domein van de suïcidepreventie.
Minister, kunt u dit bericht bevestigen? Klopt het dat in Limburg al in de loop van dit jaar de ketenzorg voor suïcidale personen op punt gesteld zal worden? Is dit een proefproject? Indien in Limburg inderdaad reeds dit jaar een model van ketenzorg op punt wordt gesteld, kunt u dan toelichten hoe dit model tot stand kwam en wat het inhoudt?
De heer Vandeurzen heeft het woord.
In Limburg wordt inderdaad in de loop van 2016 de laatste hand gelegd aan een zorgpad voor suïcidale personen. Het is één van de voorbeelden waarbij lokale actoren een zorgpad of ketenzorg tot stand brengen. Ook in de andere provincies lopen gelijkaardige initiatieven. Die kwamen tot stand vanuit de suïcidepreventiewerking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg), in het kader van hun opdracht rond het hebben van een voorbeeldfunctie voor wat betreft een gestructureerd aanbod voor crisisinterventie zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 16 december 2011 en vanuit de lokale noden die in dit verband in verschillende regio’s vastgesteld werden. De lokale praktijkvoorbeelden worden mee opgevolgd door VLESP en zullen als input dienen voor het uittekenen van een kwalitatief model van ketenzorg voor Vlaanderen, samen met de multidisciplinaire richtlijnen en de wetenschappelijke evidentie rond ketenzorg. Ze kunnen gezien worden als pilootprojecten die zullen inspireren om het model uit te tekenen. Ze kwamen tot stand vanuit lokale noden of ontwikkelingen, bijvoorbeeld de werking rond integrale zorg voor suïcidepogers, vandaar dat de timing niet altijd gelijk loopt met de timing van de ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijnen en het hierop volgende model voor ketenzorg. Het is in ieder geval belangrijk dat we de goede initiatieven en samenwerkingen die lokaal ontstaan, niet afremmen, maar wel evalueren en meenemen in de verdere ontwikkeling van het model.
Dit model in Limburg kwam dus tot stand op initiatief van de cgg’s in Limburg. Zij zochten eind 2012 intern en later in het voorjaar 2013 ook met andere partners uit de geestelijke gezondheidszorg naar afstemming om te komen tot goede zorg rond suïcidale personen. Na de opstart van de netwerken geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen, conform artikel 107, werd dit overleg, dat initieel opgestart werd door de cgg-suïcidepreventiewerking, ingekanteld in deze structuren.
Om tot een draaiboek te komen werd maximaal afgestemd met de actoren in de praktijk, zoals de netwerkcoördinatoren, de mobiele crisisteams, de huisartsen en andere hulpverleners. Het model voor ketenzorg rond suïcidale personen wil de betrokken actoren op een goede manier doen samenwerken, en zo de continuïteit van zorg rond suïcidale personen maximaliseren. In het draaiboek wordt een helder stroomdiagram met duidelijke taken en verantwoordelijkheden voor iedere partner in de zorg geformuleerd. Er wordt een aanzet tot samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de verschillende lokale actoren en er wordt informatie gegeven bijvoorbeeld rond hoe toeleiding kan plaatsvinden. Daarnaast is er aandacht voor overdracht en terugkoppeling, zeker ook bij overgangsmomenten.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de duiding bij deze vraag. Ik onthoud dat de goede samenwerking die lokaal bestaat als inspiratiebron kan dienen voor het VLESP bij de verdere ontwikkeling van een kwalitatief model voor ketenzorg, wat we alleen maar kunnen toejuichen. U verwijst naar het draaiboek. Ik zal eens grasduinen op de website, want het zou me interesseren om daar kennis van te nemen. Ik vermoed dat die informatie wel te vinden is, zo niet zou het plaatsen van een doorverwijzing via een link zeer welkom zijn.
Een tweede bedenking hierbij is dat ik hoop dat andere regio’s op dezelfde positieve manier samenwerken om hun ervaringen te delen. Ik geloof inderdaad dat een stukje maatwerk op het niveau van de regio nodig is. Tijdens de gedachtewisseling hebben we het al aangekaart: niet elke regio kampt met dezelfde problematiek of thematiek wat betreft suïcidepreventie, en die lokale expertise in een ketenzorgmodel gieten is een zeer goede zaak.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er zijn vandaag ook nieuwe cijfers bekendgeraakt. Ik denk dat het interessant is om die niet buiten beschouwing te laten. Wat de studenten betreft, dat is een specifieke doelgroep met specifieke eigenschappen. We hebben daar een tijdje geleden in de plenaire vergadering ook al eens een vraag over gehad. Toen verwees u ook naar de minister van Onderwijs. U zei dat de hogescholen eigenlijk wel een budget hebben om geestelijke gezondheidszorg aan te bieden aan studenten. De vraag is of er ondertussen nog vooruitgang is, of er daar nog extra projecten of plannen op til staan.
Een andere vraag die ik in het kader van de geestelijke gezondheidszorg wil stellen, is de volgende. Na wat we horen, komt er toch schot in de zaak rond het dossier over de terugbetaling van psychologen. Ik weet dat dit een federale materie is. De eerstelijnsconferentie zit er echter aan te komen, waar ook de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in zit en de terugbetaling van psychologen. Dat staat toch allemaal niet los van elkaar. Ik wou vragen wat de stand van zaken is, wat de visie van de Vlaamse Regering momenteel is op de organisatie van eerstelijns of tweede- en zelfs derdelijns geestelijke gezondheidszorg, en op de hervorming en de terugbetaling die er mogelijk aankomt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Een medische richtlijn is natuurlijk zeer belangrijk, nog meer als het om een multidisciplinaire richtlijn gaat, omdat het toch voor elke zorgverstrekker aangeeft wat zijn of haar rol is en welke handeling evidencebased is. Het probleem met medische richtlijnen is toch dat ze soms moeilijk in de praktijk worden omgezet. Als Limburg een voorsprong neemt, is het misschien goed om ook na te gaan hoe de omzetting in de praktijk door de verschillende disciplines loopt en om toch lessen te trekken indien er zich knelpunten voordoen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat laatste kan ik alleen maar bevestigen. We proberen het best de goede praktijken op een Vlaams niveau te observeren en dan te kijken wat we daarmee kunnen doen in een veralgemening.
Collega De Bruyn heeft natuurlijk ook wel gelijk: we zijn aan het werken aan de multidisciplinaire richtlijn. Het moet wel allemaal een beetje bij de les en bij elkaar blijven. In die zin is er eigenlijk alleen maar positiefs te vertellen, als er bottom-up zaken gebeuren. We gaan wel niet overal het warm water uitvinden en dan plotseling zien dat er ook op een ander niveau wordt tussen gefietst. We moeten dat dus goed bij elkaar houden.
Nu, in Limburg heeft men dat onmiddellijk ingekanteld in artikel 107. Dat is een goede beweging omdat het ten minste binnen de normale ontwikkelingen van de geestelijke gezondheidszorg zijn plaats krijgt.
Ik heb geen informatie over de stand van zaken van de terugbetaling van de psychotherapie, behalve wat ik met u ook lees, wat ik natuurlijk ook bij de auteur van het oorspronkelijke wetsvoorstel in de Kamer hoor, namelijk dat er daar nog een debat bezig is over wie in aanmerking komt voor het verlenen van de terugbetaalde prestaties, en dat de minister daar een beslissing over gaat moeten nemen. Ik heb geen concrete informatie over hoe het er op dit moment mee staat en welke acties zullen worden ondernomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.