Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het Soortenbesluit
Vraag om uitleg over wijzigingen aan het Soortenbesluit
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, over oppositie en meerderheid heen worden er vragen gesteld over het besluit van de Vlaamse Regering dat een aantal wijzigingen aanbrengt aan het Soortenbesluit. Dat Soortenbesluit is geen lichtzinnig besluit, want het vormt de basis van de bescherming van wilde dier- en plantensoorten in Vlaanderen. Het uitgangspunt is dat alle inheemse vogelsoorten beschermd zijn, niet gedood mogen worden en dat hun rust- en nestplaatsen niet verstoord mogen worden. Onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld om schade te voorkomen of in het kader van volksgezondheid of natuurbehoud, kan een afwijking op dat verbod worden toegestaan.
Sinds 2009 was er dus al een hele speciale afwijkingsprocedure op punt gezet voor een aantal soorten waaronder de spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai, kokmeeuw en zilvermeeuw. Die regeling komt erop neer dat vogels gedood kunnen worden na een eenvoudige melding bij het Agentschap voor Natuur en Bos waarbij wordt gewerkt met een procedure van stilzwijgende goedkeuring. Als men binnen 48 uur na de melding geen antwoord ontvangt, betekent dit dat men eigenlijk toestemming heeft. Dit lijkt me al een behoorlijk vrijblijvende afwijkingsprocedure waar u sinds de wijziging van het Soortenbesluit nog verder mee gaat.
Het wordt wel zeer gemakkelijk om spreeuwen, gaaien, kauwen, eksters, kraaien en brandganzen te doden ondanks hun generieke, wettelijke bescherming. Het is een regeling die trouwens, als ik voortga op de communicatie van Natuurpunt en Vogelbescherming, flagrant in tegenspraak is met de Europese Vogelrichtlijn. Die organisaties betreuren uw beslissing, minister. Het gaat voor hen te ver. Zelf heb ik ook wel wat vragen over de wetenschappelijke gegevens inzake schade aan gewassen, maar ook inzake de effectiviteit van bestaande maatregelen. Als je verder gaat op een bepaald pad, zou je moeten kunnen aantonen dat wat bestaat, ontoereikend is. In het andere geval lijkt terughoudendheid me een verstandige houding.
Je moet vragen kunnen stellen over de impact die deze verruiming heeft op andere soorten en hun leefomgeving, zeker als we kijken naar wat mogelijk is. Als je niet-selectieve vangkooien gebruikt, als je trechtervallen gebruikt en akoestische lokmiddelen, dan heb je ook schade aan andere soorten die niet onder de uitzondering en gewoon onder de wettelijke bescherming vallen. Ik vraag me af waarom men deze grote stap voorwaarts doet, zonder dat ik er een grote wetenschappelijke onderbouwing voor heb gezien, en ook geen bewijs dat alternatieven terdege zijn onderzocht.
Minister, hoe motiveert u de beslissing om de bestaande, soepele regeling van het Soortenbesluit verder te versoepelen? Hoe motiveert u de voorwaarden voor de afwijkingsprocedure? Hoe reageert u op de bewering dat het strijdig is met de Europese Vogelrichtlijn? U gaat daar blijkbaar tegenin. Hoe motiveert u uw eigen positie als minister van Omgeving en Natuur? Hoe past u deze beslissing in een ruimer Vlaams natuur- en bosbeleid?
Ik zou graag de wetenschappelijke evidentie van u krijgen om deze maatregel op deze manier te nemen en ik hoop dat u enige toelichting kunt geven over het bestaande gebruik van de 48 uurregel. Hoe wordt die toegepast? Hoeveel keer wordt stilzwijgend een toelating gegeven? Hoe zit het met de schade, met de impact op andere soorten? Is dat meegenomen? Kunnen we daar informatie over krijgen? Bent u bereid die maatregel terug te schroeven in het belang van landbouw, jacht, natuurbeheer en dierenwelzijn? Die laatste toevoeging is niet onbelangrijk gezien het standpunt van twee belangrijke organisaties in uw werkveld, die u daar expliciet om vragen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, u weet dat we het vaker oneens dan eens zijn. In alle eerlijkheid, ik zoek ook wel eens een modus vivendi om in deze commissie niet altijd kritisch te zijn. Het enige gevoel dat me nu overvalt, is er een van ongeloof. Ik begrijp dit echt niet. Dat zo’n besluit wordt genomen door de Vlaamse Regering, dat kan ik bijna niet geloven, en dat maakt me na zeven jaar dat u minister bent, echt boos.
Minister, we hebben al enkele keren gediscussieerd over jacht, onder andere over de bijzondere jacht, bij de bespreking van de aanpassing van het decreet. Mijnheer Ceyssens, u herinnert zich ongetwijfeld dat ik tijdens de bespreking van dat decreet heel duidelijk aangaf dat ik iets heb tegen de jacht. U zei toen: het siert u dat u dat eerlijk toegeeft in deze commissie.
Dat is inderdaad mijn gevoel ten aanzien van jacht. Ik vind dat verwerpelijk. Afknallen van dieren, dat kan ik eigenlijk niet vatten. Als ik deze nota lees, die is goedgekeurd door de regering, over de bestrijding van vogels, die bovendien Europees zijn beschermd door de Vogelrichtlijn, via eventueel gebruik van andere vogels, de lokvogels, zonder wetenschappelijke basis en nog net binnen een kader dat eigenlijk moet zorgen voor de bescherming van dieren, dan is dat onwaarschijnlijk.
Je krijgt toch aan niemand uitgelegd dat zo’n beslissing wordt genomen. Het wordt zo vaak afgedaan als voornamelijk technische aanpassingen. Er wordt wat meer transparantie gecreëerd in het Soortenbesluit. Maar ik heb een probleem met die fameuze bijlage 3, het aanpassen van het Soortenbesluit naar een generieke maatregel ter bestrijding van een aantal soorten, vooral kraaiachtigen, maar ook die overwinterende brandgans. Het gaat er bij mij niet in waarom zo’n generieke, soepele maatregel wordt opgenomen.
Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord. In mijn zoektocht naar wetenschappelijke informatie hierover, heb ik één studie gevonden. Het gaat om een studie uit het International Journal of Avian Science. Ik citeer één zin: “The results suggest that in most cases bird populations are unlikely to be limited by corvid predation and that conservation measures may generally be better targeted at other limiting factors.” Dat is wetenschappelijke taal waarin wordt gezegd dat het bestrijden van kraaiachtigen eigenlijk geen zin heeft. Integendeel, je moet zelf maatregelen treffen om vogels te beschermen die eventueel prooi kunnen zijn van die kraaiachtigen.
Minister, voor een heleboel leden in deze commissie is de aanpassing van het Soortenbesluit onbegrijpelijk.
Minister, over welke wetenschappelijke studies beschikt u dan die aantonen dat een generieke bestrijdingsmaatregel voor spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai en brandgans noodzakelijk is? Op welk studiemateriaal beroept u zich voor de aanpassingen in het Soortenbesluit?
Welke eventuele risico’s hebben deze soorten voor volksgezondheid, openbare veiligheid of luchtverkeer?
Hoeveel bedraagt de jaarlijkse economische schade voor de landbouwsector in Vlaanderen vanwege spreeuw, kraai, kauw, ekster en gaai? Hoeveel bedraagt de jaarlijkse economische schade voor de landbouwsector vanwege de overzomerende brandgans? Waarom stel ik de vragen naar de economische schade? We gebruiken heel gemakkelijk het argument dat het voldoende wetenschappelijk onderbouwd moet zijn. We stellen ons ook vaak vragen over de impact van een beslissing als het gaat over beschermingsmaatregelen van dieren. We zeggen dan nogal snel: “Is dat allemaal wel nodig? We moeten het eerst onderzoeken.” Ik heb echter de indruk dat de omgekeerde beweging heel gemakkelijk gebeurt. Als het gaat over bestrijden en afknallen, moet het allemaal niet zo heel duidelijk zijn. We gaan met de natte vinger in de lucht en hopen dat het zal werken. Of we plegen links en rechts een telefoontje. Ik zou daarover dus graag cijfers krijgen.
Hoeveel aanvragen voor een afwijking van het Soortenbesluit voor de brandgans werden ingediend en goedgekeurd, zodat een generieke maatregel volgens u noodzakelijk is?
Welke schade richten de betreffende diersoorten aan op wilde fauna in Vlaanderen ten opzichte van de totale druk in Vlaanderen?
Welke wetenschappelijke studies tonen aan dat, in geval deze soorten substantiële schade aanrichten, vangen en doden de beste manier is?
Aangezien de bestrijding van kraai, kauw, gaai, ekster en spreeuw reeds mogelijk is vanaf 2009, maar nu is omgezet in een generieke maatregel, hoe werd de effectiviteit van de bestrijding voor de afzonderlijke soorten gemeten en geëvalueerd?
Hoe zal het gewijzigde Soortenbesluit en de effectiviteit van de bijkomende maatregelen, in het bijzonder de bestrijding van de brandgans, in de praktijk en op het terrein worden gecontroleerd?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de context van de vragen om uitleg is geschetst door de collega’s. Ik voeg nog één element toe.
Als ik juist ben geïnformeerd, heeft de Vlaamse Regering zich op 15 januari over dit Soortenbesluit gebogen, zij het in een eerste goedkeuring, en is het nu vertrokken onder andere richting Minaraad voor advies. In dat opzicht lijkt dit me een goed moment om een aantal vragen te stellen rond de beslissing die op 15 januari door de Vlaamse Regering werd genomen. De collega’s hebben terecht verwezen naar kritische vragen vanuit natuurhoek over het tot stand komen en de basis waarop dit besluit tot stand is gekomen.
De nota aan de Vlaamse Regering stelt dat de aanpassingen zowel juridisch-technisch als inhoudelijk van aard zijn en dat ze nodig zijn om te zorgen voor een betere leesbaarheid. Daardoor wordt er tegemoetgekomen aan interpretatieproblemen, wat volgens mij altijd een nobel en zinvol streven is.
Het moet dus dienen om knelpunten op te heffen die zorgen voor een moeilijk uitvoerings- of handhavingsbeleid. Ik denk dat we elkaar ook daarin volledig kunnen vinden.
Ten slotte is de aanpassing gericht op geven van uitvoering aan verordeningen. Het gaat hier dan heel concreet over een nieuwe verordening wat betreft de beheersing van de introductie en de verspreiding van invasieve uitheemse soorten.
Een aantal vragen die door de collega’s werden gesteld, lijken mij niet helemaal ondervangen in die drie redenen. Mijn vragen zijn gelijkaardig.
Minister, op basis van welke wetenschappelijke studies bent u overgegaan tot de voorgestelde versoepeling en uitbreiding van de bestrijdingsmogelijkheden? Bestaan er voor de soorten brandgans, gaai, ekster, kraai en kauw wetenschappelijke studies die aantonen dat er relevante landbouwschade is? Van de spreeuw – de zesde soort waarover in deze discussie vaak wordt gesproken – weten we dat er nogal wat schade wordt opgetekend, met name in kersenboomgaarden. Er bestaat dan echter twijfel over of er wel wetenschappelijke evidentie is dat de bestrijding zoals ze nu wordt toegestaan en ook in versoepelde vorm na wijziging van dit besluit, wel voldoende effectief is. Wat is de wetenschappelijke onderbouw?
Minister, bent u van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen – die toch wel vergaand zijn – niet het risico in zich dragen de Europese beschermingsregels te sterk uit te hollen? Dat lijkt mij een zeer legitieme vraag.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, het klopt dat dit een beslissing is van de Vlaamse Regering. Die beslissing is inderdaad overgemaakt aan de adviesraden. We wachten nu de adviezen af.
Wat staat er nu effectief in de beslissing die de Vlaamse Regering heeft genomen? De afwijkingsgrond om bestrijding te mogen uitvoeren voor verschillende soorten is niet gewijzigd tegenover vroeger. Hier wordt net gedaan alsof die wel zou zijn veranderd. Mijnheer Sanctorum, zo verwijst u bijvoorbeeld naar de kraai en de ekster. Het voorkomen van die schade aan professionele gewassen was echter al op dezelfde manier bepaald in het Soortenbesluit. Het verandert dus niet. Die twee soorten mochten voordien al worden gevangen met kooien. Dat is niet gewijzigd in de beslissing die door de Vlaamse Regering is genomen.
Wat de kauw betreft, staat er ook al sinds 2009 dat die kan worden bestreden ter voorkoming van schade aan professionele gewassen. Dat verandert ook niet in dit Soortenbesluit.
De spreeuw en de Vlaamse gaai konden alleen worden bestreden ter voorkoming van schade aan professionele fruitteelt. Dat verandert ook niet, maar wordt zelfs verstrengd. Die verstrenging houdt in dat het beperkt wordt tot 150 meter van het perceel waarvoor bestrijding wordt gemeld. Het verstrengt dus ten opzichte van wat er was sinds 2009.
Er is inderdaad ook een toevoeging gebeurd, over die overzomerende brandgans. Ik wil heel uitdrukkelijk meegeven dat we daarover een breed overleg hebben gevoerd, ook met de natuursector. Het gaat om brandganzen die geen natuurlijk trekgedrag vertonen en dat ook nooit hebben gedaan. Verschillende van die populaties zijn ontstaan uit gevangenschap. Ze zijn ontsnapt of losgelaten. Om geen verwarring te laten ontstaan tussen trekkende brandganzen, die natuurlijke populaties zijn, is ook heel expliciet bepaald vanaf wanneer die kunnen worden bestreden, omdat er dan geen gevaar is om dat door elkaar te halen. Dat kan vanaf 1 april worden bestreden.
Waarom is dat zo? Het is ook op vraag van de natuursector zelf – ik wil dat heel uitdrukkelijk melden – om voor de brandganzen, die voor heel veel schade zorgen door eutrofiëring in de natuur en in de parkgebieden, bestrijding mogelijk te maken. Het is dus een vraag die leefde. Het klopt dat aanvullend het gebruik van lucht- en gasdrukwapens is toegestaan, maar alleen op voorwaarde dat de gebruiker van dit wapen beschikt over een jachtverlof. Dat wordt heel expliciet omschreven. We zorgen er op die manier voor dat dit goed is ingebed. Er is geen strijdigheid met de Vogelrichtlijn. De Vogelrichtlijn bepaalt heel expliciet in artikel 9 de mogelijkheid om af te wijken van de principiële bescherming ten aanzien van het in wild voorkomende vogelsoorten. Dat kan om een aantal redenen die daarin staan. De reden is de voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, wateren of visserij, en ook ter bescherming van flora en fauna, en op voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing is. Het zijn precies diezelfde redenen die wij ook hebben opgenomen in bijlage 3 van het Soortenbesluit, dat beperkt toelaat, alleen onder strikte voorwaarden, om aan bestrijding te gaan doen.
Dat bestaat trouwens ook in andere EU-lidstaten, waar op dezelfde manier daar ook gebruik van wordt gemaakt. Het is dus niet zo dat wij iets heel aparts of specifieks zouden hebben, integendeel, soms is het zelfs veel uitgebreider dan wat hier bestaat. We hebben ook de keuze gemaakt om dat hier heel strikt te beperken. Nogmaals, die bestrijding bestond al in het Soortenbesluit, dat al opgestart is in het koninklijk besluit van 1991, aangepast is in 2009 en dus nu door de Vlaamse Regering ook de eerste keer is goedgekeurd en aangepast.
De maatregelen zijn beleidskeuzes waarbij de voltallige Vlaamse Regering een maatschappelijke afweging heeft gemaakt tussen de verschillende voor- en nadelen van een maatregel. Wat speelt daarbij mee? De populaties van de meeste betrokken soorten moeten er de laatste jaren sterk op vooruit gegaan zijn, ondanks het feit dat er ook al een uitzondering was voor bestrijding, wat uiteraard maar beperkt wordt toegepast. De betrokken soorten moeten zich in een gunstige staat van instandhouding bevinden. De betrokken soorten berokkenen schade aan gewassen, fauna en flora, waarbij er mag worden aangenomen dat wanneer de populaties toenemen ook de schade toeneemt. De verantwoordelijkheid voor eventuele schade in het geval van een algemene afwijking ligt bij de eigenaar, en niet bij de overheid of een terreinbeherende vereniging. De bestrijding van de afgelopen jaren heeft de staat van instandhouding van de betrokken soorten niet in gevaar gebracht.
Volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek is een wetenschappelijke onderbouwing van een bestrijdingsbeleid niet eenvoudig wegens de vele parameters waar ook rekening mee moet worden gehouden. Wij hebben ons geënt op heel wat maatregelen die in de buurlanden al van kracht zijn en ook op de mogelijkheden waarin is voorzien in de Europese Vogelrichtlijn. Er zijn verschillende wetenschappelijke studies die ook het effect van kraaiachtigen op de lokale fauna bestuderen. Sommige tonen een duidelijk negatieve impact, andere tonen geen impact. Of een maatregel generiek wordt toegestaan of via individuele afwijkingen, heeft minder met wetenschappelijke onderbouwing te maken, maar is eerder gekoppeld aan praktische overwegingen, dus met administratieve vereenvoudiging in combinatie met de maatschappelijke afwegingen die ik daarnet heb vermeld.
In 2009 heeft Vlaanderen voor de generieke afwijking gekozen. Ook Nederland en Frankrijk doen dat op dezelfde manier, soms wel met verschillen. Soms is het zelfs veel ruimer in het buitenland. Zo kan de kauw in Nederland zonder beperkingen worden bestreden, terwijl bijvoorbeeld in Frankrijk men veel soepeler is met de gaai. Elke lidstaat of regio gaat daar dus op een andere manier mee om.
Wij beschikken niet over concrete schadecijfers omdat dat niet door de overheid wordt vergoed. Eventuele schade door jachtwildsoorten wordt vaak in der minne geregeld met de bestrijder of de jachtrechthouder en de schadelijder. Er zijn wel cijfers beschikbaar bij het Nederlandse Faunafonds. Daar werd in 2012 ruim honderdduizend euro uitbetaald aan schade door de zwarte kraai, in totaal 220 dossiers op jaarbasis, en vooral schade aan zomer- en wintergranen.
Wat het luchtverkeer betreft, hebben de luchtvaartautoriteiten hun handen vol met het voorkomen van zogenaamde birdstrikes. Elke luchthaven of luchtmachtbasis in Vlaanderen beschikt over een gespecialiseerd team, een bird control unit, dat moet voorkomen dat vliegtuigen schade oplopen door vogels in de turbines. Het risico op ernstige ongevallen wordt als heel hoog beschouwd. Volksgezondheid en openbare veiligheid zijn twee afwijkingsgronden die ook kunnen worden ingeroepen.
Hoe zit het voor het verleden? In de periode 2010 tot 2015 kreeg het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in totaal vijftien aanvragen voor afwijkingen op het Soortenbesluit met betrekking tot de overzomerende brandgans. De meeste aanvragen waren afkomstig uit de natuursector omdat deze ganzen, samen met de Canadese gans en de grauwe gans, in onnatuurlijk hoge aantallen voor eutrofiëring zorgen. In Doel hebben we daar bijvoorbeeld heel veel problemen mee gehad. Voor al die aanvragen werd een afwijking verleend. Er werd ook toelating gegeven om ofwel volgroeide ganzen te doden, ofwel om eieren in nesten te schudden en ze op die manier onklaar te maken. De schade die men wou vermijden via de afwijking had betrekking op schade aan landbouw maar ook aan natuur en aan parken. De aanvragen hadden betrekking op verspreide locaties in drie provincies. In totaal werden zevenhonderd overzomerende brandganzen op die manier gedood en een onbekend aantal eieren onklaar gemaakt.
De enige twee soorten die kunnen worden bestreden ter bescherming van wilde fauna zijn de zwarte kraai en de ekster. Dat is geen wijziging ten opzichte van wat er al was. Het is niet zo dat dit plotseling een vrijgeleide is tot het vogelvrij verklaren, integendeel, dat was al zo. Over de impact van die beide vogelsoorten op de wilde fauna is in Europa al heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht. Het gaat over de impact op de predatie van eieren en jongen van andere vogelsoorten. Hoewel uit die literatuur blijkt dat de impact door predatie van die beide soorten sterk kan variëren naargelang de tijd, de plaats en de soort, bestaan er voldoende aanwijzingen dat de predatie van beide soorten aanzienlijk kan zijn, vooral ten aanzien van grondbroedende soorten zoals bijvoorbeeld de fazant, de patrijs of de steltloper.
Er is al geruime tijd onderzoek gedaan naar schade door soorten. Er is ook onderzocht hoe die schade zo goed mogelijk kan worden aangepakt. Er is nog altijd geen ideale manier gevonden om die te voorkomen. Er is ook de code goede praktijk – die kent u. Die is er sinds 2014. Dat maakt natuurlijk ook deel uit van het beleid dat wij voeren.
Het bestrijden is een uitzonderingsmaatregel en wordt alleen toegestaan onder voorbehoud dat de gunstige staat van de betrokken vogelsoorten niet wordt bedreigd. Dit wordt gemonitord via de algemene broedvogelinventarisatie. De monitoring van de effectiviteit van de concrete bestrijding kan niet zomaar worden opgezet. Er zijn veel parameters die een invloed hebben op het al dan niet voorkomen van de schade. Het is dus onmogelijk om daar statistisch exacte cijfers over te hebben. Het wordt uiteraard wel goed opgevolgd.
Collega’s, nogmaals, heel wat maatregelen bestonden al in het Soortenbesluit. Het is zeker geen vrijgeleide of een beslissing van de voltallige Vlaamse Regering die plotseling tal van soorten vogelvrij zou verklaren. Dat is uiteraard niet de intentie en dat zit ook absoluut niet de beslissing die we hebben genomen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, u hebt het kernbegrip in uw vraag genoemd: het zijn beleidskeuzes. Heel veel andere vragen zijn daaraan ondergeschikt. We moeten het doen met het feit, en ik ga ervan uit dat het zelfs ten behoeve van de heer De Bruyn is dat u daaraan toevoegt: de gehele Vlaamse Regering. Iedereen zit in het bad. Verder echter, met betrekking tot de onderbouwing die u geeft, raad ik u en iedereen aan om nog eens na te gaan wat u als antwoord geeft op de vele vragen die er zijn gesteld. Het aantal moet gegroeid zijn, er mag aangenomen worden dat dan ook de schade toeneemt, maar we hebben eigenlijk geen cijfers tenzij cijfers uit Nederland. We vragen u naar een evaluatie van de maatregelen sinds 2009 in verband met de 48 urenregel, laat hem me zo noemen, en u antwoordt: we krijgen vijftien aanvragen. Dramatisch veel vind ik dat nu niet. U geeft het antwoord dat er vanuit de sector op is ingegrepen door op een bijna niet-beschadigende manier eieren onklaar te maken. Er wordt niet in geschoten, er worden geen trechtervallen gebruikt, er worden geen andere dieren mee verschrikt of gevangen. Maar vanwege die vijftien vragen die op die manier zijn opgelost, gaan we nu eigenlijk de poort openzetten voor heel andere methodes in heel Vlaanderen.
Ik kan alleen maar concluderen dat de wetenschappelijke onderbouwing die we hebben gevraagd, eigenlijk niet is gegeven, dat het bewijs van schade niet is gegeven, dat uw stelling dat dit niet onwettig is, niet weerlegd is. De vraag naar efficiëntie is evenmin beantwoord. Ik heb hier toch wel wat problemen mee.
Minister, ik zou u en de voltallige regering willen oproepen om hier toch niet te lichtzinnig mee om te gaan. Er bestaat nog de mogelijkheid om in functie van adviezen, dit besluit aan te passen. Ik zou toch minstens – en ik wil niet alleen maar negatief zijn – onder uw ogen willen brengen dat hier een vraag is van proportionaliteit. Als u niet minstens proportionaliteit zou kunnen inbouwen, als u niet minstens zou kunnen tegemoetkomen aan de terechte opmerking over die niet-selectieve vangmethodes en de collateral damage die dit meebrengt, dan vrees ik dat mensen na ons zich zullen afvragen wat wij hebben aangericht.
Ik heb echt twijfels over de beweegredenen. Ik roep u op om uw besluit grondig te evalueren, adviezen ernstig te nemen en dit besluit te heroverwegen. De procedure laat dat toe. Ik doe hiervoor een warme oproep.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, om te beginnen, hebben we duidelijk een andere gevoeligheid in deze materie. Ik heb de indruk dat u dit heel sterk ziet als een dossier, als iets administratief waar u af en toe klachten over krijgt, waarschijnlijk vanuit één bepaalde groep. Het is gewoon een dossier voor u, maar voor mij is dat veel meer. Ik vind het echt heel erg dat men dieren gewoon wil afknallen, wil verdelgen. De hele retoriek daarrond ontgaat mij volledig. We hebben een totaal verschillende gevoeligheid daarrond.
Minister, het wetenschappelijk studiewerk zou het allemaal objectief in kaart moeten brengen. We hebben inderdaad geluisterd naar uw antwoord. Minister, het minste wat we hierover kunnen zeggen, is dat het niet overtuigend is. Ik heb geen enkel overtuigend argument gehoord vanuit wetenschappelijke hoek om een generieke maatregel te treffen. Er zijn inderdaad vijf soorten waarvoor er al een procedure bestond sinds 2009, maar ik zie geen enkele aanwijzing dat er een generieke maatregel nodig is, dat er economische schade is. U zegt dat er eigenlijk vermoedens zijn van grote schade, maar er is geen enkele berekening. U kunt niets voorleggen. Ik heb u geen enkele euro horen vernoemen. Wat die brandganzen betreft, klinkt het ook niet overtuigend. Van een evaluatie van wat het afgelopen jaar is gebeurd, horen we ook niets.
Uw antwoord is bijzonder mager. Ik hoop dat u toch een beetje inziet dat uw antwoord helemaal niet overtuigt. Overigens, minister, viel het mij op dat u zei dat de overzomerende brandgans vanaf 1 april mag worden verdelgd, maar tot 1 mei zijn de overwinterende brandganzen nog altijd in Vlaanderen. Men zal geen onderscheid kunnen maken. Minister, in uw redenering is er duidelijk een fout gebeurd. De trek begint later voor die vogels, maar u spreekt over 1 april. Dat duidt er nog maar eens op dat het voorbereidingswerk wel bijzonder mager is.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als ik het goed heb, loopt op dit moment bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een studie over economische en landbouwschade door de brandgans. Weet u wat de stand van zaken is? Waarom is niet gewacht op het opleveren van die studie om na te gaan of de bijkomende bestrijdingsmaatregelen die nu tegen de brandgans worden genomen, daar een logisch gevolg van zijn of niet?
Als ik het goed begrepen heb, dan zou de wijziging van het Soortenbesluit impliceren dat niet langer een soortspecifieke bestrijding wordt vooropgesteld, maar dat men naar een generieke bestrijding gaat waar een ruimer gamma aan bestrijdingsmiddelen voor een ruimere groep soorten mogelijk is. In het huidige Soortenbesluit – of moet ik zeggen vorige – stelde men voor de verschillende soorten een soortspecifieke bestrijding voorop, wat mij een logischere benadering lijkt.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Collega’s, het is markant dat hier zo fel wordt ingegaan op een voorontwerpbesluit van 15 januari. Ik neem aan dat een aantal persberichten hiervoor aan de basis liggen.
Ik heb in het verleden zelf ook een aantal vragen gesteld over wanneer en hoe het Soortenbesluit van 2009 zou worden aangepast. Ik heb dat gedaan via een aantal schriftelijke vragen en ik heb daar ook altijd antwoord op gekregen. Het laatste antwoord was dat het Agentschap voor Natuur en Bos, samen met het INBO, werkte aan een interne evaluatie en dat zij, in overleg met het middenveld, zouden komen tot een aantal aanpassingen van zowel juridisch-technische als inhoudelijke aard.
Als ik sommige collega’s hier hoor – en ik denk dat ik vooral naar de heer Sanctorum moet kijken –, dan lijkt het alsof de aanpassing van het Soortenbesluit er louter op gericht is om – en ik zeg het met uw woorden, collega Sanctorum – gewoon dieren af te knallen. Dat is op dit ogenblik zeker niet aan de orde. Wat men wel doet, is een aantal beheersmaatregelen nemen. Die beheersmaatregelen moeten worden genomen. Ik sta daar ten volle achter. Ze moeten worden genomen om de fruitsector te beschermen. Ze moeten worden genomen om de gewassen en om de teelten te beschermen. Ze moeten ook worden genomen – en ik denk dat u dat continu vergeet – om de fauna zelf te beschermen. (Opmerkingen van Hermes Sanctorum-Vandevoorde)
Er zijn studies over. Het feit alleen al dat er een enorme populatietoename is van die soorten – terwijl ze sinds 2009 al in welbepaalde omstandigheden kunnen worden bestreden – is op zich al een voldoende bewijs.
Het gaat nog maar om een voorontwerp van besluit tot aanpassing van het Soortenbesluit. Ik had begrepen dat het op 18 februari ook op de Minaraad zal worden voorgelegd. Minister, ik heb er alle vertrouwen in als u zegt dat u een breed draagvlak hebt gevonden om de voorstellen door te voeren zoals ze hier voorliggen, conform de Europese verordening. Ik kan u meedelen dat u onze steun hebt. We kijken wel uit naar de adviezen die zullen volgen op dit voorontwerp van besluit.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega Sanctorum, in een vorig debat in de commissie dat over bijzondere bejaging of bestrijding ging, heb ik inderdaad gezegd dat ik kon appreciëren dat u vlakaf zei dat u tegen de jacht bent. U moet ook meegeven wat de context was.
Ik heb tegen mevrouw Lieten, die hier toen pleitte voor een volledig schriftelijke toestemming per perceel maar toch niet wilde toegeven dat ze iets tegen de jacht had, gezegd dat ik het correcter vond om eerlijk te zeggen dat ze tegen de jacht is en dus principieel dat standpunt in te nemen. Mijn woorden blijven dus staande.
Toen ik de vragen hier las, kreeg ik de indruk dat alles in Vlaanderen vogelvrij is geworden. Ik wil me dan ook aansluiten bij mevrouw Peeters. Wij spreken hier over een voorontwerp. Alle adviezen die we daarover nog moeten ontvangen, moeten worden gerespecteerd en grondig bestudeerd. Wanneer ik echter het voorontwerp vergelijk met het Soortenbesluit van 2009, dan krijg ik de indruk dat de zaken hier worden opgeblazen. Er worden vragen gesteld over soorten die al in dat Soortenbesluit van 2009 zaten. Wanneer ik beide teksten vergelijk, dan stel ik vast dat alleen de brandgans erbij komt voor professioneel geteelde gewassen en het beschermen van wilde fauna en flora. Het gaat dan over de overzomerende brandgans. Een bijkomende wijziging is de veiligheid voor het luchtverkeer omdat dit per luchthaven zou worden geregeld met een plan.
Tot slot wordt voor de kooien de regeling zelfs strenger: er moeten erkenningspunten op de kooien worden aangebracht voor een betere traceerbaarheid. Ik denk dat de vragen die hier zijn gesteld, genuanceerd moeten worden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Hier wordt selectief en op een eigenaardige manier gecommuniceerd over dit dossier. Men gaat voorbij aan een aantal goede aspecten van het Soortenbesluit. Er staan trouwens ook nieuwe diersoorten in die worden beschermd zoals de eikelmuis, de wolf en dertien vlindersoorten, maar daar wordt niets over gezegd. Wat de vogels betreft, is het niet zo dat plots een aantal onder hen vogelvrij worden verklaard, integendeel, we hebben uitdrukkelijk een aantal voorwaarden verankerd in het Soortenbesluit. Wie wil bestrijden, heeft schriftelijke toelating van de eigenaar nodig, moet de verwachte schade bewijzen, moet preventieve maatregelen nemen om te bewijzen dat er pogingen zijn geweest om het te voorkomen, maar dat die zijn mislukt. Het Agentschap voor Natuur en Bos zal dat goed opvolgen en kan dat op elk moment opnieuw intrekken. Zij hebben daar heel veel overleg over gehad. Het is trouwens op vraag van de natuursector zelf dat de zomerpopulatie brandganzen is opgenomen in het Soortenbesluit.
We zullen de adviezen van de adviesraden afwachten en op basis daarvan een beslissing nemen. Ik vind het wel eigenaardig dat men aan de ene kant vragende partij is en aan de andere kant, zodra de Vlaamse Regering de eerste beslissing heeft genomen, daar problemen mee heeft.
Mijnheer De Bruyn, mijn mensen en ikzelf hebben geen weet van een studie bij het INBO over brandganzen. Iedereen kan trouwens een studie bestellen bij het INBO. Wij weten niet welke studies daar momenteel lopen. Ik zal navraag doen naar die studie, wanneer we daar dan de resultaten van hebben, zullen we daar rekening mee houden bij de volgende stappen die in dit dossier worden gezet.
Dit is geen vrijgeleide, dit is iets dat al bestond in het Soortenbesluit. Dit is goed uitgewerkt en vormt een goede garantie dat niet zomaar een aantal vogelsoorten vogelvrij worden verklaard. Ik vind het eigenlijk straf dat er op die manier over dit dossier wordt gecommuniceerd, want dat is helemaal niet de inhoud van dit dossier.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ondanks alle vragen hebt u geen wetenschappelijk onderbouwing en zegt u dat er geen degelijke evaluatie gebeurt van het bestaande instrumentarium. Bijgevolg is de enige conclusie dat hier geen voldoende wettelijke basis bestaat ten aanzien van de Europese Vogelrichtlijn. Het is me zonneklaar dat hier een deur wordt opengezet die niet proportioneel een antwoord geeft op dit vraagstuk. U zegt dat het niet gaat over vogelvrijverklaringen, ik stel echter vast dat men hier een keuze maakt die het risico op schade ook aan andere fauna en andere soorten die wel onder bescherming vallen, vergroot. Ik heb een oproep gedaan om op een degelijke manier naar de middelen te kijken die ter beschikking worden gesteld, maar daarvoor is het intussen te laat, want u hebt al een beslissing genomen. Ik roep u alleen op om te luisteren naar de adviezen en de opmerkingen, ook van meerderheidspartijen, die hier zijn gegeven, en om de moed te hebben om waar nodig aan te passen. Dat zou u sieren als minister.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik begrijp niet hoe u probeert te weerleggen dat dit geen vogelvrijverklaring is van een aantal soorten. U voert een generieke bestrijdingsmaatregel in waarvan we gewoon een melding moeten maken bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Wanneer zij niet reageren, dan doen we maar. Volgens het aangepaste besluit is het ook niet meer nodig om elke bestrijdingsactie te rapporteren. Dat is toch het vogelvrij verklaren van een aantal soorten.
Intussen is ook duidelijk dat er geen wetenschappelijk onderbouwing is. U verwijst naar de opmerking van de heer De Bruyn en wijst erop dat u geen weet hebt van een INBO-studie over de brandgans. Maar misschien is het wel nodig en nuttig dat er zo’n INBO-onderzoek gebeurt. Als zo’n onderzoek plaatsvindt, hoop ik daarvan de resultaten te kunnen zien.
De trek van de overwinterende brandgans gebeurt niet op 1 april maar op 1 mei. U bent daar niet op ingegaan. Ik neem aan dat u daar rekening mee zult houden.
De heer de Bruyn heeft het woord.
Ik wil even herhalen wat ik daarnet al heb gezegd. Ik vind dit een juist moment om vragen om verduidelijking te stellen en bijkomende toelichtingen te vragen. Er is een beslissing genomen waar we kennis van hebben genomen. We wachten nu op de adviezen van de adviesorganen.
Als die adviezen duidelijk zijn en bijkomende informatie geven, zijn de collega’s van de meerderheid bereid om daar ook rekening mee te houden. We kijken uit naar het vervolg van dit belangrijke dossier.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.