Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over het project ModuKid van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV)
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 18 december berichtte De Tijd dat tientallen nieuwe kinderopvanginitiatieven, die hoognodig zijn om de tekorten in de grote steden op te vangen, er dan toch niet zullen komen. Die kinderopvanginitiatieven zijn een initiatief van PMV, in samenwerking met Kind en Gezin. Ze zouden worden gefinancierd via ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), in samenwerking met een aantal privépartners. Zo zouden ze goed zijn voor minstens 1400 extra kinderopvangplaatsen. Omdat Vlaanderen echter weigert die investeringen op te nemen in zijn begroting, staan die projecten nu on hold, zodat het nijpende plaatstekort in de kinderopvang enkel verder zal groeien. De privépartners zijn niet happig om zelf meer toe te leggen, omdat de budgetten die Vlaanderen zelf vrijmaakt om kinderopvanginitiatieven te erkennen, veeleer beperkt zijn, te beperkt om het groeipad te financieren. Nieuwe starters zijn er dus niet zeker van dat ze ook subsidies zullen ontvangen, en dus leefbaar zullen zijn. Zonder deze zekerheid, zo oordelen ze, is het risico voor hen veel te groot.
Minister, over welk bedrag aan investeringen gaat het hier? Hoeveel was PMV bereid te investeren in ModuKid? Hoeveel waren de privépartners bereid te investeren? Wat zou de impact zijn op de Vlaamse begroting als die investeringen zouden worden opgenomen? Om welke privépartners gaat het concreet? Om welke kinderopvanginitiatieven gaat het, die er nu niet zullen komen? Ziet u alternatieven om die kinderopvanginitiatieven dan toch nog mogelijk te maken, en welke zijn dat dan?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, collega Van den Bossche heeft de problematiek al duidelijk geschetst. Het project ModuKid van PMV omvat zo’n 50 verplaatsbare kinderdagverblijven met telkens 28 opvangplaatsen, wat een totale toename met 1400 nieuwe opvangplaatsen zou betekenen. We hebben echter inderdaad vernomen dat er problemen zijn gerezen door de niet-opname van de budgetten.
Minister, bevestigt u de problemen met betrekking tot de investeringen door PMV in die tijdelijke, verplaatsbare units voor kinderopvang? Welke afspraken werden vooraf gemaakt tussen PMV en de Vlaamse Regering aangaande het project? Hoe werd het project getoetst aan de Europese boekhoudkundige regels? Ziet u alsnog mogelijkheden om het project toch te laten gebeuren? Zo ja, welke, en met welk tijdverlies moet in dat geval rekening worden gehouden?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben blij dat ik deze vragen na een paar weken toch kan beantwoorden, hoewel ik vrees dat het niet zulke leuke antwoorden zijn. Ik kan misschien beginnen met wat klaarheid te scheppen over het bedrag van de investeringen.
Het management van PMV legde aan zijn raad van bestuur van 2 september 2015 een investeringsvoorstel voor met betrekking tot een eerste fase. In die eerste fase ging het over van 460 van de 1400 opvangplaatsen, voor een investering van 6,7 miljoen euro. De raad van bestuur van PMV heeft dit voorstel echter niet goedgekeurd omdat de dag tevoren het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) het standpunt had ingenomen dat, niettegenstaande er marktopbrengsten uit die investeringen zouden voortvloeien, het totale bedrag beschouwd moest worden als een uitgave van de Vlaamse overheid. Het moest dus in de boekhouding van mijn collega van Welzijn worden opgenomen. Maar dat was, zoals u wellicht weet, niet voorzien.
Aangezien PMV de investering in ModuKid diende te realiseren zonder negatieve impact op het vorderingensaldo – en dat was een voorwaarde –, kon het voorstel niet worden goedgekeurd. Het voorstel ging uit van een eigen inbreng van PMV ten belope van 3,75 miljoen euro. Het voorstel ging uit van een bankfinanciering, ik zou dus kunnen zeggen een lening, van 3 miljoen euro. De impact op het vorderingensaldo zou 6,7 miljoen euro bedragen. Daarbovenop zou dit ook de schuld met 3 miljoen euro doen stijgen.
Er waren eigenlijk geen privépartners, in de zin dat die zouden meefinancieren. Het was wel een bancaire lening, maar er was nog geen partner gekozen. Er waren nog geen gesprekken geweest met een bancaire instelling om te zien wie die 3 miljoen euro zou kunnen aanleveren.
De toetsing is gebeurd door het INR. We hebben het advies gevraagd en verkregen op 1 september 2015. Welke afspraken werden vooraf gemaakt? Het is een eigen initiatief van PMV. Dat kan ook. De raad van bestuur legde als voorwaarde op dat het initiatief geen effect mocht hebben op het vorderingensaldo. Mijn collega Jo Vandeurzen werd, als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, op de hoogte gehouden van de evolutie van het initiatief.
Het ging om een voorschoolse kinderopvang, waarbij PMV wenste te investeren in de infrastructuur met modules van 28 of 36 opvangplaatsen en die vervolgens wenste te verhuren aan private of publieke uitbaters. Het initiële plan was om zo’n 50 kinderdagverblijven te realiseren, die op termijn dan effectief die 1400 plaatsen zouden genereren.
Op basis van de huidige inzichten inzake de ESR-aanrekenbaarheid (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) is het voorzien van de nodige budgettaire ruimte in de begroting een voorwaarde om hiermee verder te gaan.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik pik meteen in op het allerlaatste wat u zegt. Het eenvoudigste is om het op te lossen. Het is natuurlijk altijd prettig als investeringen kunnen gebeuren zonder dat u die moet aanrekenen op een begroting. Het is ook niet onlogisch dat u manieren zoekt om dat te kunnen doen, zeker in budgettair krappe tijden. Maar wanneer dat niet lukt, is de logische consequentie dat u met uw collega bevoegd voor het welzijn, en collegiaal met de hele regering, beslist om voldoende geld vrij te maken om het groeipad werkelijk te financieren. Dat groeipad is decretaal vastgelegd, in die zin dat het einddoel decretaal is vastgelegd. Om dat doel te bereiken zouden er eigenlijk jaarlijks 3500 plaatsen moeten kunnen bijkomen. Het gaat niet enkel om publieke maar ook om privé-initiatieven. Op dit moment, vorig jaar en komend jaar, is maar in een fractie van het geld voorzien om aan die plaatsen te komen. Op die manier lukt het ons niet om tegen 2020 die doelstelling te bereiken. Er moet in voldoende worden voorzien bij een begrotingswijziging. Een nieuwe begrotingsopmaak zal de enige mogelijkheid zijn. Minister, ik neem aan dat u zelf die noodzaak erkent en dat u in de regering enige steun zult geven om werkelijk in die middelen te voorzien. Mocht u dat nog even luidop kunnen zeggen, dan zou mij dat een groot plezier doen. Dat is voor mij de voornaamste conclusie.
Mevrouw Schryvers, is er iets wat u de minister luidop wil horen zeggen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. We weten allemaal dat er bijkomende plaatsen nodig zijn. Het is toch wel van belang dat hier duidelijk wordt gesteld dat het ging over de infrastructuur. Wanneer we het hebben over bijkomende plaatsen, hebben we het natuurlijk niet alleen of zelfs niet in eerste instantie over infrastructuur maar wel over de subsidiëring van die bijkomende plaatsen. Dat is toch iets anders. Als nu wordt gezegd dat Vlaanderen die financiering meer zou moeten opnemen, dan moet dat natuurlijk worden gezien binnen het totaalpakket van investeringen in dergelijke voorzieningen.
Op zich vind ik het goed dat men probeert creatief na te denken en dat er dan ook zo’n voorstel is gekomen. Alleen is het spijtig dat het niet kan worden uitgevoerd. We zullen dus op andere manieren moeten bekijken op welke manier die uitbreidingen in de toekomst kunnen worden gerealiseerd.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik sluit mij in de eerste plaats aan bij het feit dat we die kinderopvangplaatsen nodig hebben. Er moet ook aan de infrastructuur worden gewerkt. Dat dit weegt op de ESR-begroting, is heel dikwijls het probleem. Mevrouw Schryvers, u zegt terecht dat we creatief zullen zoeken, maar we hebben door al die creativiteit de schuld zien stijgen van 4 naar 20 miljard euro, in grootteorde. Dat is natuurlijk vanwege die ESR-normen, die ons enorm belemmeren. U zegt dat het daardoor niet zal kunnen doorgaan. Het is duidelijk in welke richting we moeten gaan. We zullen moeten zoeken naar die ruimte in de begroting. Dat zal op het gepaste moment binnen de regering aan bod moeten komen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Het is frappant dat in een sector waar de nood zo hoog is, er blijkbaar weinig privépartijen kunnen worden gevonden om dergelijke projecten te financieren. Uiteraard hebben we die plaatsen nodig. Het is zaak om na te gaan hoe de obstakels kunnen worden weggenomen. Als voormalig minister van Begroting weet u beter dan wie ook wat het probleem is met de toerekening op de begroting. Zijn daarover al gesprekken bezig binnen de regering of moeten we wachten op de volgende begrotingsronde?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, uw vraag sluit aan bij de reden waarom ik de uitspraak die mevrouw Van den Bossche zo graag zou horen, niet kan doen. Ik zou wel graag willen, maar ik heb ooit nog een andere job gehad in een regering, en ik weet hoe moeilijk het is voor mijn collega-minister van Financiën en Begroting. Ik zal dus zeker niet op voorhand op een of andere manier keuzes maken. Ik ben heel loyaal ten opzichte van haar. We zullen zien.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel moet minister Vandeurzen nagaan of hij die middelen ergens anders kan vrijmaken. Dat is aan hem om te bekijken. Dan moet hij een voorstel doen van verschuiving van budgetten. Dat is, voor zover ik weet, tot nu toe niet gebeurd. Ofwel komt dit aan bod tijdens de begrotingsaanpassing als minister Vandeurzen die vraag stelt.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik begrijp dat u hier niet luidop die keuze maakt. Ik had daarop gehoopt, maar ik begrijp dat u dat niet doet.
U zegt dat er kan worden verschoven binnen de budgetten. Ik snap dat u dat zegt, maar binnen de welzijnsbudgetten zie ik ook vanop de oppositiebanken die marge niet. Overal zijn er immense wachtlijsten voor mensen en vaak kinderen in nood.
Ik heb de afgelopen tijd meerdere reacties gekregen van mensen die een tijd geen werk hadden en dan een aanbod kregen, maar neen moesten zeggen omdat ze hun kind niet konden laten opvangen. Er is een heel duidelijke link met de bevoegdheden Werk en Economie. Dat is belangrijk, ook voor die kinderen zelf, want een kind uit een kansarm milieu dat naar de opvang gaat, kent drie keer zoveel woorden als het in de eerste kleuterklas komt dan een kind dat niet naar de opvang is gegaan. Het is een kansengelijkmaker. Het is ook een manier om ouders toe te laten aan de slag te gaan. Het belang daarvan reikt verder dan louter de bevoegdheid van minister Vandeurzen.
Ik hoop dat u ook vanuit uw bevoegdheid met uw bekommernis het belang van die kinderopvang kan inschatten. Een vraag aan minister Vandeurzen om budgetten te verschuiven, zal enkel leiden tot grotere miserie op andere domeinen. U weet hoe lang de wachtlijsten zijn binnen zijn bevoegdheden. Wat betreft uw laatste alternatief dat dit kan aangekaart worden in de begrotingsgesprekken: ik denk dat u er stilaan rekening mee zult moeten houden dat, wanneer het over Welzijn gaat, u eerder in meer moet denken dan aan verschuivingen. Dat is wat mij betreft ook geen algemene uitspraak over de totale begroting. Er moet zeker marge te vinden zijn. Men moet altijd zoeken naar waar er kan worden geschoven, maar binnen Welzijn zie ik het met de beste wil van de wereld niet, want anders had ik het al honderd keer gevraagd aan de bevoegde minister.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, we noteren dat er niet dadelijk een oplossing is. Iedereen onderschrijft de nood aan voldoende kinderopvang. Er is de voorbije jaren ook wel een hele inhaalbeweging gebeurd. Er zal moeten worden nagegaan op welke manier infrastructureel en naar de subsidie van de plaatsen het uitbreidingsbeleid verder kan worden geconcretiseerd.
Voor alle duidelijkheid: het was niet mijn bedoeling om te zeggen dat binnen de budgetten van minister Vandeurzen kan worden geschoven. Het was een theoretisch antwoord. Het is aan hem om na te gaan of dat kan. Ik ben niet zo goed op de hoogte van zijn begroting om te weten of hij dat in de praktijk kan. Het was een theoretisch antwoord. Ik wil daar geen misverstand over laten bestaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.