Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over het uitvoeringsresultaat 2015 van de Vlaamse begroting
Verslag
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, zoals het al een tijdje de gewoonte is, briefen we het parlement bij monitoringrapporten. In het verleden werd daar vaak om gevraagd. Misschien ben ik de eerste minister die ze systematisch aan het parlement overmaakt.
Het is het monitoringrapport van december dat werd bezorgd aan alle leden van de commissie op het moment dat wij er klaar mee waren. De toelichting gebeurt vandaag (zie bijlage 1). Het monitoringrapport over de uitvoering in september, dat ik indiende op 30 oktober 2015, ging uit van een tekort van 931 miljoen euro. Het rapport van november 2015 verbeterde dit in 766 miljoen euro. Het rapport van december gaat uit van een tekort van 667 miljoen euro. Ik ga dieper in op de details, maar het blijft een monitoringrapport.
We gaan dus uit van een tekort van 667 miljoen euro. Zoals we al uitgebreid hebben besproken in de commissie, zit een van de voornaamste problemen bij de totaal nieuwe werkwijze na de overname van de zesde staatshervorming. De nieuwe manier van inkohiering zit door de zesde staatshervorming bij de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL). Door die nieuwe werkwijze zullen we veel meer geautomatiseerd werken. Op termijn zullen we ook veel meer controlemechanismes hebben. Wanneer je natuurlijk één keer de keten doorbreekt, is het veel moeilijker om die te herstellen.
Deze cijfers, de 1,1 miljard euro die eerst naar 930 miljoen euro ging, dan naar 766 miljoen euro en dan naar 667 miljoen euro, geven weer hoe volatiel de begroting nog altijd is na de zesde staatshervorming. Er zijn immers enkele eenmalige effecten, overdracht van bevoegdheden en budgetten. We hebben dus nog geen trackrecord op basis van de insourcing van de registratie- en de erfbelasting, die van start ging op 1 januari 2015, om de uitvoering echt accuraat te kunnen volgen. Uiteraard zal ik, zoals beloofd aan het parlement, daar meer dan regelmatig over rapporteren.
Op de slide ziet u een samenvatting van het rapport dat u in december hebt gekregen. U ziet het resultaat waarvan we verwachtten een tekort te hebben in 2015 van 560 miljoen euro. U ziet de meevaller van de opcentiemen, 409 miljoen euro. De 358 miljoen euro zijn de gewestbelastingen. Daarin zagen we de effecten van de registratierechten, de erfbelasting, verkeersbelasting en andere ontvangsten. Met de zesde staatshervorming zijn er ook een aantal andere openendregelingen zoals de dienstencheques. Bij openendregelingen ramen we wat we denken dat de uitgaven zullen zijn. We merken hierbij dat de uitgaven een verschil weergeven. Dat is natuurlijk goed nieuws voor de gezinnen, maar minder goed nieuws voor de begroting. Er zijn ook een aantal ESR-correcties.
De cijfers in deze monitoringnota blijven een momentopname op basis van de data die beschikbaar waren op het moment dat de nota werd opgesteld. Het ambtelijk comité geeft aan dat de onderbenutting nog significant kan wijzigen, vooral omdat we niet zeker zijn van de universiteiten en hogescholen. Vorige week hebben we het daarover gehad naar aanleiding van een vraag om uitleg van de heer Rzoska. We weten dat daar nog een evolutie in kan zitten. We moeten verder ook bijkomende informatie hebben van de federale operatoren.
Met betrekking tot die twee elementen, onderbenutting en universiteiten en hogescholen, hebben we nog te weinig historische parameters en historische achtergrond om echt heel nauwkeurige ramingen te kunnen maken.
Bekijken we dan de ontvangsten. We zien dat de monitoringsnota’s tot en met oktober voor de gewestbelastingen vertrokken vanuit het concept van vastgestelde rechten, conform het Rekendecreet. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) heeft tot op heden het concept van vastgestelde rechten niet overgenomen voor de aanrekening van de gewestbelastingen. Voor de opmaak van de overheidsrekeningen hanteert het INR voor de gewestbelastingen de methodiek van de kasontvangsten. Die worden verschoven in de tijd om het aanrekeningstijdstip meer in overeenstemming te brengen met het moment waarop de belastingen verschuldigd zijn.
Op 16 september 2015 heb ik aan het INR een methodologische nota voorgelegd om de gewestbelastingen te registreren op basis van de vastgestelde rechten. Het INR heeft op 26 oktober een antwoord op die nota geformuleerd. Zowel de aanrekening op basis van vastgestelde rechten als die op basis van kasontvangsten worden door ESR toegelaten. Het INR heeft in principe geen bezwaar om de methode van de vastgestelde rechten toe te passen in overheidsrekeningen, maar wil dit aan de hand van bijkomende informatie valideren. Gelet op het korte tijdsbestek zal zowel het INR als Eurostat (statistical office of the European Union) voor het begrotingsjaar 2015 de aanrekeningswijze waarschijnlijk niet wijzigen.
De monitoringnota heeft de raming van de gewestbelastingen aangepast aan het standpunt van het INR. Concreet betekent dit dat voor de onroerende voorheffing en voor de verkeersgerelateerde belastingen de kasontvangsten van januari en februari van het jaar x plus 1 aangerekend blijven worden op het jaar x.
Voor de erfbelasting waarbij de belasting verschuldigd wordt op het moment dat deze wordt vastgesteld in casu het kohier, zullen de kasontvangsten van januari en februari van het jaar x+1 blijvend aangerekend worden op het jaar x. Voor de registratiebelastingen waarbij de belasting verschuldigd wordt op het moment dat de economische activiteit plaatsvindt, dat betekent het verlijden van een notariële akte of een onderhandse akte, ging het INR er tot op heden van uit dat de datum van de kasontvangst overeenstemt met het moment van verlijden van de akte. Normaal gezien zal vanaf begrotingsjaar 2016 een analyse worden gemaakt van de gemiddelde doorlooptijd tussen datum van verlijden van de akte en kasontvangst. Het is naar aanleiding van deze analyse dat zal worden bepaald voor hoeveel maanden van het jaar x+1 de kasontvangsten nog zullen worden toegerekend van het jaar x. Specifiek voor het begrotingsjaar 2015 waarbij de opstartproblemen inzake data-uitwisseling ook werden vastgesteld in de verwerking van de aktes die verleden zijn, wordt in een eenmalige overgangsregeling voorzien. Hierbij zullen de kasontvangsten voor alle aktes verleden tot 31 december 2015, ESR-matig worden toegerekend aan het begrotingsjaar 2015, voor zover er op basis van een geïndividualiseerde en valideerbare opvolging kan worden aangetoond dat het gaat om een akte verleden tot en met 31 december 2015. Het INR laat daarom toe dat kasontvangsten tot en met 15 maart 2016 aan het begrotingsjaar 2015 worden toegerekend.
Deze andere manier van aanrekenen heeft tot gevolg dat in de monitoringsnota november voor het totaal van de registratiebelastingen een positieve correctie wordt opgemaakt voor 339 miljoen euro ten opzichte van de ambtelijke nota van oktober. In de nu voorliggende monitoringnota van december verbeteren de registratiebelastingen verder omdat het effect van de verbreking van de invorderingsketting naar aanleiding van de overname van de registratie- en successierechten verder geneutraliseerd wordt, waardoor de raming met 50 miljoen euro verbetert tegenover de rapportering in november. De achterstand situeert zich nog in de schenkbelasting, maar daarbij is in 2015 sprake van een anticipatief effect naar aanleiding van de hervorming inzake onroerende schenkingen. De laatste maanden zien we wel een fors versterkte activiteit bij het notariaat, die zich ook doorzet in de eerste weken van dit jaar.
Deze andere manier van aanrekenen heeft tot gevolg dat de monitoringnota november voor de erfbelasting negatief wordt bijgesteld voor een bedrag van 145 miljoen euro ten opzichte van de monitoringnota van oktober. Dat is vooral te wijten aan het feit dat de betaaltermijn van twee maanden in de feiten niet altijd werd behaald. Daardoor zal een deel van kasontvangsten met betrekking tot het kohieren van 2015 nog aan 2016 zullen worden aangerekend. In de huidige voorliggende monitoringnota van december zien we een terugval van 58 miljoen euro door de lagere inschatting van het aantal te verwerken dossiers ten opzichte van de monitoringnota van november. We zien een stijging van de aantallen maar we zien een daling van het aantal te verwerken dossiers. Dat is de ‘gap’ die we dringend moeten dichten om de realiteit bij de cijfers te brengen.
In de feiten kan worden vastgesteld dat VLABEL tegen eind februari de achterstand volledig zal hebben ingehaald. Na de opstartproblemen midden vorig jaar is dat het een opsteker. De maanden januari en februari zijn heel belangrijk omdat we dan kunnen zien welke bedragen er staan tegenover de volume-effecten die we nu krijgen en welke inkomsten.
Op het vlak van de benutting van de beschikbaar gestelde kredieten stellen we vast dat de uitvoering van de monitoringnota november weinig werd bijgesteld ten opzichte van de monitoringnota van oktober. Er werd toen gesteld dat de uitgaven van de federale operatoren en het resultaat van de universiteiten en hogescholen nog een significante impact kunnen hebben op het resultaat. Deze ambtelijke nota geeft dus aan dat naar aanleiding van een accuratere inschatting van de uitvoering van de bevoegdheden die zijn overgekomen bij de zesde staatshervorming, waarbij de federale overheid op dit moment nog operator is, er 54 miljoen euro minder uitgaven worden verwacht ten opzichte van de rapportage van november. Zoals vorige maand was aangegeven was daarover nog veel onduidelijkheid door het ontbreken van een trackrecord.
Deze onduidelijkheid is vandaag nog altijd niet volledig weggewerkt maar op basis van bijkomende informatie kunnen we wel een aantal vaststellingen doen. Voor de uitgaven van de zesde staathervorming Werk wordt een overbenutting van 79,6 miljoen euro geraamd. Naast de dienstencheques uit de vorige monitoringrapporten blijkt er ook een overbenutting te zijn bij de doelgroepkortingen van 9,2 miljoen euro, en zijn er nog uitgaven ten belope van 7,8 miljoen euro voor betwiste bevoegdheden Werk. Voor deze uitgaven werd noch in de Financieringswet noch in de begroting in budget voorzien.
Bij Welzijn is er een onderbenutting van 88,9 miljoen euro op de uitgaven zesde staatshervorming. De onderbenutting op het budget sociaal werk voor woonzorgcentra, 13,4 miljoen euro, en de tegemoetkomingen van hulp aan bejaarden, 9,8 miljoen euro, werden in de vorige nota’s al in rekening gebracht. Bijkomend is er ook een onderbenutting op de gezinsbijslag van 4,6 miljoen, op de geriatrie en de Sp-diensten van 15 miljoen euro en op diverse andere posten met betrekking tot overgekomen bevoegdheden van 26,1 miljoen euro.
De onderbenutting op de gezinsbijslag bevat 9,5 miljoen euro onderbenutting op de werkingskosten. Ook op het vlak van oude bevoegdheden is er een verbetering van het resultaat vast te stellen ten belope van 25 miljoen euro.
Je ziet dus dat er, door de zesde staatshervorming en door het feit dat we nog geen trackrecord hebben, na het monitoringrapport nog een aantal onduidelijkheden zijn, maar elke keer dat we verder evolueren, hebben we meer trendreeksen en is het ook voor het ambtelijk monitoringcomité gemakkelijker om juister en gedetailleerder te werken.
Ten opzichte van de begrotingsaanpassing zijn de wijzigingen beperkt wat betreft ESR. Er is enerzijds een beperkte positieve impact op de uitvoering van ‘Scholen van Morgen’, van 27,6 miljoen euro. In dat kader kan ik ook melden dat er ter zake een nieuw INR-advies is, dat aangeeft hoe de ESR-correcties exact berekend moeten worden. De normaliter relatief beperkte impact daarvan zal naar aanleiding van de uitvoeringsrekening mee in rekening gebracht worden.
Anderzijds is er de impact van de nog niet bij de begrotingsaanpassing opgenomen ESR-correcties, zoals ViaPass, Vlaams Administratief Centrum (VAC) Brussel en de afronding van het operationeel programma 2007-2013 door de vzw Europees Sociaal Fonds (ESF), ten bedrage van 24,2 miljoen euro.
Tot slot is er nog een bepekte impact in de groep ‘anderen’, voornamelijk door de herinschatting van de ESR-correctie van het Vlaams Woningfonds, ten bedrage van 2,6 miljoen euro.
Het vorderingensaldo geeft dan het volgende weer. Zoals daarnet al aangegeven, toont het overzicht van het vorderingensaldo de positieve trend waarbij het tekort verder verkleint. Ik hoop dat die zich verder doorzet, maar dat is uiteraard te bekijken op het moment dat de cijfers zelf binnenkomen. Normaal gezien hebben we op 15 februari de voorlopige uitvoeringscijfers op basis van de rapportering van het INR en na 15 april de definitieve uitvoeringscijfers op basis van de rapportering van het INR. Uiteraard zal ik op het moment dat ik de informatie aan het INR overmaak, ze ook overmaken aan het parlement, zodat het parlement ook de werkzaamheden kan volgen, aansluitend op wat we nu al doen om ook de ambtelijke monitoringrapporten altijd over te maken aan het parlement.
David Van Herreweghe zal nu namens VLABEL een update geven.
De heer Van Herreweghe heeft het woord.
Zoals beloofd, volgt nu inderdaad een update van de stand van zaken van onze inning, grotendeels in het kader van de uitvoering van de vijfde staatshervorming, van erfbelasting en registratiebelasting. De presentatie is vrijwel analoog met die die ik op de Heizel gegeven heb voor de Vlaamse notarissen en hun medewerkers. Dat zou normaal gezien begin december 2015 plaatsvinden, maar is door de terreurdreiging verplaatst naar begin januari. Het is dezelfde presentatie, alleen hebben we nog een update gedaan van de meest recente cijfers (zie bijlage 2).
Het eerste schema van de presentatie brengt nog eens heel duidelijk in kaart wie wanneer optreedt in heel het proces van de registratiebelasting. Wij hebben immers al heel vaak aangevoeld dat dat niet meer voor iedereen duidelijk is. Ook vanuit de federatie van het notariaat werd heel duidelijk de vraag gesteld om nog eens toe te lichten wie wanneer juist optreedt in de ketting, zodat het nog eens voor iedereen duidelijk is welke doorlooptijden je daar hebt.
We starten bij de notaris, die begint aan de voorbereiding van zijn akte. Hij moet daarvoor allerlei attesten opvragen: hypothecaire staat, bodemattest enzovoort. Is de akte compleet en kan ze verleden worden, dan gaat de notaris over tot het verlijden van zijn akte. En dat is uiteindelijk ook de datum die door het INR opgepikt wordt als zijnde de ESR-aanrekenbare datum in de registratiebelasting, zoals de minister daarstraks al heeft toegelicht.
Op het moment dat de akte verleden wordt, moet die voortaan eerst naar de hypotheekbewaarder, die nog altijd binnen de federale administratie actief is. Die krijgt als eerste de akte te zien en moet die eerst vormelijk aanvaarden. Op het moment dat de hypotheekbewaarder de akte aanvaardt, zal hij die doorsturen naar de ontvanger van de registratie, opnieuw een federale ambtenaar. Maar het kan ook zijn dat de hypotheekbewaarder de akte weigert. Hij kan die om vormelijke redenen weigeren. Op dat moment stuurt hij de akte terug naar de notaris, waarbij die verbeterd en aangepast moet worden. De termijn voor registratie, die normaal 15 dagen bedraagt, tot en met het vervullen van de registratie, wordt door de weigering van die hypotheekbewaarder ook met 7 dagen verlengd. Een weigering betekent dus dat de datum voortaan op 22 dagen komt. Is de akte helemaal goed en wordt ze direct doorgestuurd naar de ontvanger van de registratie, dan blijft de termijn uiteraard 15 dagen en dan is het de federale ontvanger die op dat moment de registratieformaliteit moet vervullen.
Opnieuw zijn er twee mogelijkheden: de ontvanger kan zijn registratieformaliteit vervullen, maar hij kan ook de akte opnieuw weigeren en terugsturen naar de notaris. Ik geef een veel voorkomende reden waarom een akte geweigerd wordt. Bij ons moet er voor de akte zelf niet meer geprovisioneerd worden, maar bij de federale administratie moet er nog altijd geprovisioneerd worden voor de bijlagen bij een akte. Bijvoorbeeld allerhande attesten die bij een opmetingsplan moeten zitten, moeten vooraf betaald worden bij de federale ontvanger vooraleer de akte kan worden verleden. Loopt het daar mis, dan kan dat bijvoorbeeld al een element van weigering zijn.
Belangrijk is wel, wat veel notarissen lange tijd niet wisten, dat op het moment dat de ontvanger de registratie weigert, de termijn niet wordt verlengd. U blijft daar automatisch op vijftien dagen zitten. Er komen geen zeven dagen extra bij. Dat betekent dat die akte opnieuw naar de notaris moet en heel de ketting opnieuw moet worden doorlopen vooraleer de federale ontvanger zijn registratieformaliteit kan vervullen. Dat is allemaal nog binnen het federale luik. We zitten nog altijd niet bij VLABEL.
Ik ga naar de volgende slide. Stel dat de ontvanger zegt dat het voor hem in orde is en hij zijn registratieformaliteit gaat vervullen, dan wordt die registratieformaliteit vervuld door de federale ontvanger in het programma COMFOR, dat verwijst naar de Franstalige termen comptabilité-formalité. Daar wordt zowel de boekhoudkundige verwerking, dus de aanboeking van die ontvangsten op die bijlagen, als de registratieformaliteit effectief door de ontvanger geregistreerd. Bij de federale administratie moet die registratie vanuit het COMFOR-programma worden overgezet naar een andere applicatie, zijnde de fameuze DER-applicatie. Dat is de applicatie die dient om de akte uiteindelijk elektronisch over te maken naar VLABEL.
Die omzetting moet volledig manueel gebeuren. Er is geen enkele geautomatiseerde link tussen COMFOR en DER, het zijn ambtenaren van de federale administratie die al die gegevens volledig moeten overtypen van COMFOR naar DER. Aanvankelijk was de doorlooptijd van die omzetting vrij lang. We hebben dat geregistreerd, namelijk gemiddeld ongeveer 22 dagen. Uiteindelijk is dat verminderd naar 14 dagen. Dan is het nog wat sneller gegaan, naar 10 dagen, en momenteel zitten we aan een doorlooptijd van gemiddeld 8 dagen. Dan pas is de akte klaar voor elektronische verzending. Dan gaat er vandaaruit via DER via twee kanalen een bericht. Dat is ten eerste het registratierelaas dat naar de notaris gaat. Vanaf nu weet de notaris dat de akte aanvaard en geregistreerd is en ze is ook doorgestuurd naar VLABEL. Pas op dat moment krijgt VLABEL voor het eerst die akte te zien. Wij krijgen die door via DER, nadat men heel de ketting al doorlopen heeft. Uiteindelijk bedraagt de inkohieringstermijn, tot en met het uitsturen van een aanslagbiljet, ongeveer veertien dagen. Na betaling van de registratiebelasting door de notaris op basis van het aanslagbiljet, waarbij we ongeveer meten dat er gemiddeld zeven dagen doorlooptijd is tussen het uitsturen van het aanslagbiljet en het binnenkomen van de betaling door een notaris, gaan we dan de aanboeking doen van de registratiebelasting en sturen wij ook wat men de fameuze kwijting noemt of het registratierelaas van VLABEL uit. De notaris heeft op dat moment alle stukken in handen om een expeditie te kunnen doen van zijn akte richting zijn cliënt.
Daarmee hebt u een heel duidelijk schema van hoe dat systeem vandaag werkt en wie op welk moment wat doet in die ketting.
Er is de laatste maanden van 2015 al heel veel te doen geweest over het al dan niet opstarten van dat systeem van automatische boeten. Wij hebben vanuit een grote bekommernis om geen onnodige commotie te doen ontstaan, overleg gepleegd met zowel de federale administratie als met het notariaat, waar we ook geregeld mee overleggen. We hebben uiteindelijk een compromis bereikt en afgesproken dat er wat men noemt een concertatieprocedure zal worden opgestart tussen VLABEL en de FOD Financiën op de eerste plaats, en ook het notariaat bij afgeleide. Dit betekent concreet dat er, hoewel we dat aanvankelijk zo gepland en geprogrammeerd hadden, geen automatische berekening van boeten komt voor laattijdigheid maar dat er altijd een feitelijke dossiergebonden beoordeling zal komen van de elementen die potentieel aanleiding hebben gegeven tot die laattijdigheid.
U hebt daarstraks heel de ketting gezien. Daar kan heel veel in mislopen. Wij willen ook niet dat bij manier van spreken, dingen die verkeerd zijn ingetypt en cours de route, of iets dergelijks, elementen zouden zijn die dan eerst tot een automatische boete leiden, die dan nadien weer moet worden rechtgezet. Dat is voor niemand goed. Dat proberen we dus te vermijden. Dat betekent dat wij nu systematisch lijsten trekken waarvan we merken dat de data inderdaad potentieel een overschrijding van de termijnen voor laattijdige registratie aantonen, maar we gaan ze eerst aan de FOD Financiën overmaken om dan op basis van die feitelijke elementen te kunnen inschatten waar juist de oorzaak of de fout in de ketting zit en waar er blijkt dat het eventueel terecht is dat er een laattijdigheid is. Enkel die akten die potentieel een manifeste tekortkoming zijn van degene die ze moet indienen of van het notariaat, zullen eventueel nog aanleiding geven tot een boete voor laattijdigheid. Voor alle duidelijkheid: tot nu toe is er nog geen enkele boete opgelegd.
Nog belangrijk om mee te geven – misschien minder belangrijk voor u maar wel belangrijk voor het notariaat – is dat er nog een verlenging is gekomen voor de tolerantie rond de kwijting. Dat gaat vooral over de toelating om een uitgifte van een akte te mogen doen na zeven dagen.
We hebben ze naar analogie van de federale administratie allebei verlengd, voorlopig tot 30 juni 2016. Zo is iedereen bij wijze van spreken van alle zorgen verlost tot medio dit jaar.
Heel belangrijk is het fameuze plan A. Ik weet niet of u het zich nog herinnert, maar ik heb hier de vorige keer in de uiteenzetting gesproken over het plan A dat vanaf 15 oktober in werking zou treden. Het fameuze plan A betekent dat we niet langer alleen nog een gewone ingescande pdf van een akte doorgestuurd krijgen via de DER-applicatie, maar dat we er ook metadata bij krijgen. Die metadata zijn een aantal vooraf ingevulde kwantitatieve elementen, data dus, die we automatisch in ons systeem kunnen inlezen en gebruiken voor verdere verwerking.
Het gaat onder meer over de rijksregisternummers van de partijen, die wij dan weer aan een aantal andere dingen in onze databank kunnen koppelen om er automatisch gegevens uit te halen, over de kadastrale gegevens van de onroerende goederen, over de transactietypes en zo meer. Het gaat ook over – en dat is heel belangrijk – het vrij commentaarveld van de notaris. Het is belangrijk omdat we nu binnen onze taxatiedienst de verplichting hebben opgelegd dat er altijd een check moet gebeuren tussen wat wij als berekening uitkomen voor een bepaalde belasting en wat de notaris eventueel – notarissen hoeven het niet in te vullen natuurlijk – in dat vrij commentaarveld meegeeft vanuit zijn eigen inschatting of berekening. Het kan al veel discussie voorkomen indien er onmiddellijk contact wordt opgenomen.
Voorheen ontving VLABEL dus enkel een pdf-document, geen metadata. Wij dienden alle gegevens manueel over te typen vanuit de pdf-akte. Sinds 15 oktober werd de verwerking grotendeels geautomatiseerd, wat ook de verwerkingssnelheid van de dossiers aanzienlijk opdrijft.
Wat is nu de stand van zaken in de verwerking? Op 25 januari hebben we in totaal 292.282 akten via DER doorgekregen. Daarvan zijn er al 264.675 verwerkt. Er staan er nog een goede 2000 klaar voor inkohiering en een kleine 400 zijn nog te valideren. Dat betekent dat we nog een restsaldo hebben van ongeveer 25.000 akten die moeten worden gedaan. Uiteraard is er een permanente in- en uitstroom, want er komen dagelijks akten binnen. En uiteraard is het nooit de bedoeling om met een ‘to do’ van 0 akten te zitten, dat zou betekenen dat federaal de instroom is stilgevallen, wat uiteraard niet kan.
Sinds we plan A hebben ingevoerd, zijn we binnen de belastingdienst wat betreft de registratiebelasting overgeschakeld op – vergelijkbaar met de distributietermen ‘first in, first out’ – ‘last in, first out’. We hebben dit gedaan omdat dankzij plan A de verwerkingssnelheid in de registratiebelasting met meer dan 30 procent verhoogd is. Dus alleen het feit dat we de metadata ontvangen, dat er een sterkere automatisering is, betekent dat we ongeveer 30 procent meer dossiers kunnen verwerken met dezelfde manuele capaciteit als vroeger. Om de inhaalbeweging zo snel mogelijk rond te krijgen, verwerken we eerst de akten die met plan A binnengekomen zijn. Wanneer die voor een bepaalde maand verwerkt zijn, keren we terug naar het gedeelte ‘geparkeerde’ akten van medio september tot medio oktober. We werken die stilletjes weg, ‘en cours de route’. Dat werd zo ook aan het notariaat meegedeeld zodat men er weet waarom bepaalde akten nog achterblijven en andere, die veel later werden doorgestuurd, al sneller verwerkt werden.
Wat hebben we nog liggen aan stock? Er moeten nog ongeveer 266 akten worden verwerkt van de ruim 27.000 akten van de maand september. Er zijn er ook nog 1000 uit oktober. Vanaf november heeft plan A zo goed als alles kunnen verwerken. Voor december moeten er nog een 10.000 akten worden verwerkt, dat is ongeveer nog een derde van de in december verleden akten. De rest zit op januari, dat zijn de nieuwe dossiers die binnenkomen. Dit is grosso modo de stock die we vandaag nog moeten verwerken. Hieruit blijkt dat we tegen het einde van het afsluiten van onze ESR-termijn, dus tegen eind februari, perfect alles van 2015 verwerkt moeten kunnen hebben.
Wat betreft de erfbelasting, wil ik duidelijk meegeven dat we medio november al bij waren met de verwerking. Vanaf half november konden dus alle normaliter binnenkomende aangiften ook verwerkt worden.
Hoeveel akten zijn wel al uit het notariaat vertrokken, maar nog niet bij ons binnengekomen? We hebben daar een bepaalde bezorgdheid over. Het gaat toch over honderden aktes die bij het notariaat zijn vertrokken. We hebben er al ongeveer negenhonderd gedetecteerd. We zijn dit nog volop aan het onderzoeken, samen met het notariaat. Het gaat over aktes die op de een of de andere manier werden overgemaakt aan de FOD Financiën, en die daar allicht ook geregistreerd zijn, maar die bij ons niet binnengekomen zijn. We moeten nu dus uitklaren waar die negenhonderd aktes ergens in het systeem verzeild geraakt zijn. Uiteraard moeten we dit samen met de federale collega’s doen, want het is bij hen dat we op zoek moeten gaan. Voor de rest is er uiteraard verder overleg gepland.
Belangrijk is ook – dat hebben we van bij het begin gezegd – dat we na één jaar werking een soort ‘end to end’-check zullen opzetten om na te gaan welke aktes heel concreet – en dit moet eigenlijk tot op de laatste akte kloppen, één op één – bij het notariaat zijn vertrokken, hoeveel er bij de FOD Financiën zijn binnengekomen en hoeveel uiteindelijk bij de Vlaamse Belastingdienst zijn binnengekomen voor verwerking. Dat moet een perfecte match zijn, maar we merken dat er nog wat werk aan de winkel is om die oefening, samen met de federale collega’s, sluitend te maken.
Over de bezwaarprocedure werd hier al dikwijls de indruk gewekt dat het een heel zware en logge procedure is. Dat klopt niet. De term ‘bezwaar’ mag niet verkeerdelijk de indruk wekken dat het gaat over heel veel administratief werk. Wij vragen eigenlijk alleen maar dat er een schriftelijk spoor van is, dus geen telefoontjes meer. Ik weet dat dit een trendbreuk is met het verleden. We vragen dat er minstens iets schriftelijk is, dat kan met een fax, een korte mail of via het contactformulier op de website, dan is er minstens een spoor van elk contact dat er geweest is tussen respectievelijk een burger, een notaris en de belastingdienst. Het is zeker geen zware procedure. Hoe korter en hoe duidelijker je het uitlegt, hoe simpeler het bezwaar kan lopen.
Heel belangrijk is om eens een percentage mee te geven van het aantal bezwaren dat we binnengekregen hebben. Na één jaar werken, moeten we vaststellen dat wat betreft de registratiebelasting, wij op een percentage aan bezwaren zitten van 1,77 procent. Dat betekent dat per 100 dossiers, 1,77 dossiers aanleiding hebben gegeven tot een bezwaar. Ik vind dat voor een eerste werkjaar een heel bevredigend resultaat.
In de erfbelasting ligt het wat hoger, daar heeft 3,6 procent van de aangiftes een bezwaar gegenereerd. Dat valt al bij al ook nog mee, want het is niet omdat er een bezwaar werd ingediend, dat het altijd gaat om een effectieve fout. Het gaat gewoon over de pure bruto registratie van de binnengekomen bezwaren.
De cijfers van de registratiebelasting lopen tot en met de inschatting van de monitoring van december. Op 31 december is voor de registratiebelasting het totaal ingekohierd bedrag 2 miljard 141 miljoen euro. Daarvan was 2 miljard 9 miljoen euro effectief betaald. Op de slides kunt u de opsplitsing zien volgens schenking, verkoop, verdeling, hypotheek en respo-dossiers, dat zijn de zogezegde historische probleemdossiers die we van de federale overheid overgenomen hebben.
Als we de huidige toestand bekijken, op 25 januari, zitten we aan 2 miljard 372 miljoen euro qua inkohiering en 2 miljard 117 miljoen euro qua betaling. Het betreft allemaal akten die verwerkt worden en die ook allemaal ESR-aanrekenbaar zullen zijn, omdat het akten zijn met een verlijdingsdatum van het notariaat voor 31 december 2015. Opnieuw ziet u de uitsplitsing per transactietype op hoofdlijnen.
In de erfbelasting zitten we vandaag aan een inkohiering van 1,6 miljard euro. Wij hebben een geregistreerde betaling voor 1,233 miljard euro. Belangrijk om mee te geven is dat de fiscale regularisatieoefening voor 2015 een veel lager bedrag, rond 30 miljoen euro, heeft opgeleverd. In 2014 zaten we nog boven de 150 miljoen euro. Dat zijn de fameuze federale regularisatiedossiers die via het uniek contactpunt bij de rulingcommissie binnengekomen zijn en daar ook afgehandeld werden. Het zijn dossiers die niet door VLABEL behandeld werden, maar door federale diensten. De inkomsten ervan werden doorgestort. We hebben een aanzienlijke minderontvangst ten aanzien van 2014, a rato van 120 miljoen euro, moeten registreren. Op de slide ziet u ook de status op 31 december volgens datum van overlijden.
Ik had ook beloofd om even kort in te zoomen op de ICT-ontwikkeling. De planning voor januari is dat we voort automatiseren in het licht van de registratiebelasting op basis van de meegeleverde metadata.
We zijn al begonnen met de grondige controles. We hadden beslist om in het eerste jaar zoveel mogelijk volume te draaien om de achterstand zo snel mogelijk weg te werken, om pas het volgende jaar over te gaan tot grondige controles. Het betreft vooral de fameuze leggers 67. Het zijn de gunstregimes zoals het klein beschrijf, de meeneembaarheid en het abattement, waar voorwaarden aan gekoppeld zijn. Die voorwaarden moeten nageleefd worden. Het zijn dat soort grondige controles, maar we zullen eveneens de waardering van de aangegeven activa controleren.
We zijn ook al gestart met het verzenden van herinneringen. Zoals de minister al aangaf, zien we dat bepaalde aanslagbiljetten laattijdig betaald worden. We hebben nu een uitzuiveringsoperatie gedaan. Alles waar een bezwaar op ingediend is, wordt er manueel of automatisch uit gefilterd, maar voor alle andere dossiers waarbij een laattijdige betaling geregistreerd wordt, werd een herinnering verstuurd om de betaling inzake de erfbelasting alsnog te vorderen.
In de eerste helft van 2016 zal de focus liggen op de bezwaarverwerking. We weten dat we nog steeds bepaalde ICT-toepassingen moeten programmeren, bijvoorbeeld in het geval meerdere opeenvolgende berekeningen moeten worden gemaakt naar aanleiding van een tweede of derde bijvoeglijke aangifte. Onze systemen waren zo geprogrammeerd dat we wel een verbeterende aangifte kunnen maken, maar er was nog geen rekening gehouden met het feit dat er soms een tweede of een derde verbeterende versie komt. Ook is er soms een teruggave in combinatie met een verlies van een gunstregime, en dat was ook nog niet geprogrammeerd.
Er is ook de ontheffing op een belastingverhoging wegens laattijdige indiening.
Dat zijn de prioriteiten die in het ICT-traject voor 2016 zitten.
Minsister Turtelboom heeft het woord.
Ik had daarnet een paar slides over het hoofd gezien in verband met de schenkbelasting en de hervorming van de schenkingsrechten. Ik wil u uitleg geven bij de aantallen voor de schenkingsrechten. Ik heb gezegd dat we nog meer dan twee maanden nodig hebben om de kloof in de budgetten inzake de inningen weg te werken. Eind februari zullen we klaar zijn, dan zal de kloof zodanig verkleind zijn dat de aantallen en de inningen normaal gezien dicht bij elkaar moeten liggen.
In de tabel zien we de evolutie van het aantal onroerende schenkingen. Wanneer we juli en december 2015 vergelijken, stellen we vast dat er in juli vanuit Brussel 75 schenkingen zijn geweest en in december 48. Dat is een daling. Voor Brussel was er een hervorming van de schenkingsrechten aangekondigd, die intussen is doorgevoerd, wat een anticipatief effect heeft gehad. Voor Vlaanderen is er een stijging van 738 schenkingen in juli naar 2235 in december. Voor Wallonië zien we een heel beperkte stijging van 299 in juli naar 316 in december. Wanneer we de verhouding van de bevolking daarop toepassen, dan stellen we vast dat onze hervorming haar effect niet heeft gemist.
Ik denk dat we trots mogen zijn op de voortrekkersrol die Vlaanderen hierin heeft gespeeld. Na de hervorming die Vlaanderen in april heeft beslist en op 1 juli heeft uitgewerkt, heeft ook Wallonië een verlaging doorgevoerd van de meeste tarieven. Daarbij lag de focus op een verlaging van de niet-rechte lijn met een daling van het maximumplafond van 80 procent naar 50 procent. Die verlaging is op 1 januari 2016 in werking getreden. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft op datzelfde moment een volledige overname gedaan van onze tariefstructuur, exclusief de renovatie en de private verhuring. Brussel heeft ook een verlaging doorgevoerd in de niet-rechte lijn. Ook het progressievoorbehoud ten aanzien van successierechten, dat wij hebben behouden, heeft Brussel afgeschaft.
– Peter Van Rompuy treedt als voorzitter op.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ook na de toelichtingen blijven er frappante vaststellingen. De samenvattende tabel toont aan dat, ondanks een bijkomende niet-gebudgetteerde ontvangst van 406,9 miljoen euro, u toch nog uitkomt bij een slechter uitvloeiingsresultaat dan ten opzichte van de begrotingscontrole. U gaat van een tekort van 153 miljoen euro, het bedrag dat minister-president Bourgeois tijdens een plenaire vergadering vooruitschoof als het geraamde tekort, naar een tekort van 667 miljoen euro qua vorderingensaldo. De oorzaken daarvan vinden we terug in het staafdiagram.
Een van de voornaamste redenen voor die verslechtering is dat de opbrengst van de gewestbelastingen 258,6 miljoen euro lager ligt dan begroot. Het probleem ligt niet zozeer bij de registratiebelastingen – VLABEL heeft op dat vlak intussen mooi werk geleverd – dan wel bij uw inschatting van de erfbelasting. Het gaat over een schromelijke overschatting van het aantal instromende dossiers met 10 procent. Ook bij de schenkingsrechten hebt u uzelf rijk gerekend. We hebben daar meermaals op gewezen in de commissie, zowel tijdens de begrotingsbesprekingen als bij de wijziging van de schenkingsrechten. U hebt zich daar verkeken op een te optimistische steekproef bij een notariskantoor. Het is duidelijk dat er daar een probleem is geweest met de dossiers.
De tweede reden is een niet-gerealiseerde onderbenutting. Minister, iedereen kent de grote noden in Welzijn. Nochtans zijn er niet-benutte kredieten in het beleidsdomein Welzijn naar aanleiding van de zesde staatshervorming. Ziet u mogelijkheden om een betere invulling te geven aan de hoge noden in het beleidsdomein Welzijn? Wanneer we uitgaan van een gelijkaardige onderbenutting in 2016, zou het goed zijn om meer acties te ondernemen inzake preventie, jongerenwelzijn enzovoort, zoals al meermaals is gevraagd door het parlement.
Blijft u bij uw bewering dat de minderopbrengsten van de gewestbelastingen – het gaat over meer dan 300 miljoen euro minder – geen impact zullen hebben op de begroting 2016, vooral na de verduidelijking over de INR-aanrekenbaarheid van de ontvangsten die nog kunnen lopen in de maanden januari, februari en tot half maart?
Hebt u een concrete timing voor het overmaken van het vorderingensaldo aan het INR in het kader van de Europese procedure? Of blijft dat 15 februari?
Minister Turtelboom heeft het woord.
De cijfers uit het monitoringrapport die vandaag zijn gepresenteerd, zijn de cijfers op basis van de beschikbare informatie op 15 december 2015. De finale uitvoeringscijfers kunnen hiervan nog afwijken. Ik heb tijdens mijn presentatie een aantal parameters gegeven waarover we op dat moment nog niet beschikten.
Bij de technische bilaterales van de begrotingsaanpassing 2016 zullen we op basis van de laatste parameters en rekening houdend met het uitvoeringsresultaat 2015 een nieuwe inschatting maken van de verwachte ontvangsten en van de benodigde kredieten langs uitgavenzijde. Belangrijk element hierin is de herinschatting van de benodigde kredieten voor technisch aanvaarde externe kostendrijvers, en dit binnen de sectoren Welzijn, Werk, Onderwijs en andere beleidsdomeinen.
Belangrijk is dat we door de zesde staatshervorming meer openendregelingen hebben, zoals bij de dienstencheques, waarop nu een aantal tientallen miljoen euro verschil kunnen zitten. Dat is op het federale niveau ook altijd zo geweest: op de definitieve cijfers over de dienstencheques zaten vaak heel grote verschillen. Dat merken we hier nu ook.
Tot slot zal ook de onderbenuttingshypothese aangepast worden aan de in 2015 vastgestelde evoluties. Het resultaat van de technische bilaterales vormt de basis om de politieke besprekingen aan te vangen. Bij de politieke besprekingen zullen de noden van de verschillende beleidsdomeinen op tafel worden gelegd en zal de Vlaamse Regering, rekening houdend met de begrotingsdoelstellingen, kijken of er ruimte is voor nieuw beleid en nagaan waar het eventuele nieuw beleid prioritair moet worden ingezet. We hebben daar een heel uitgebreid debat over gevoerd bij de bespreking van de meerjarenraming.
Er zal een nieuwe raming voor de ontvangsten worden gemaakt, waarvan de inschatting van de ontvangsten uit gewestbelastingen een belangrijk onderdeel uitmaakt. Zowel voor de erfbelasting als voor de verschillende registratiebelastingen zijn er verschillende elementen die aanleiding kunnen geven tot een aanpassing van de raming.
Zo zijn er de marktomstandigheden waarbij we evoluties kunnen vaststellen op het vlak van het aantal dossiers en op het vlak van de opbrengst per dossier. Relevante elementen die de marktsituatie mee sturen, zijn de rente-evolutie en de inschatting van de effecten van fiscale hervormingen, zoals de hervorming van de woonbonus.
Zoals al in de bespreking van de begrotingsopmaak 2016 naar voren is gebracht, zal ook de omschakeling van de aanrekeningsmethode een negatief effect hebben op de ramingen voor 2016. Zo waren de ramingen bij de begrotingsopmaak 2016 nog gebaseerd op een aanrekening op kohierbasis terwijl deze naar aanleiding van een overleg met het INR moest worden gewijzigd in een aanrekening op basis van getransactioneerde kas. Ik verwijs naar de besprekingen die we daarover in december hebben gehad.
Zoals ook bij de bespreking van de begrotingsopmaak 2016 aangegeven, is het van belang om te benadrukken dat alle dossiers op een correcte manier worden verwerkt maar dat er naar aanleiding van methodologische wijzigingen qua aanrekeningsmoment wel afwijkingen ten aanzien van het begrotingsjaar kunnen plaatsvinden.
Specifiek wat de onroerende schenkingsrechten betreft, hebben we al kunnen vaststellen dat het aantal onroerende schenkingen de laatste maanden van 2015 enorm gestegen is. Specifiek voor het begrotingsjaar 2015 worden de geraamde ontvangsten niet volledig gerealiseerd omdat de maatregel meer tijd nodig had om op het vlak van effectieve aanrekenbare ontvangsten op kruissnelheid te komen. Dit is vergelijkbaar met het debat over de erfgoedbelasting. Het feit dat we naar een andere manier van invorderen gaan, betekent sowieso een vertraging van 6 weken tot 2 maanden.
Zo hebben mensen enerzijds meer tijd nodig gehad om de maatregel te leren kennen en is er anderzijds ook een langere doorlooptijd om tot een akte te komen bij onroerende goederen dan bij roerende goederen.
De voorlopige afsluiting moet tegen 15 februari worden overgemaakt aan het INR. Tegelijkertijd zullen de gegevens worden bezorgd aan het Vlaams Parlement. Dat kan ook iets vroeger of iets later zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, als ik u goed begrijp, is een begrotingscontrole een controle waarbij effectief ramingen moeten worden gemaakt op basis van al dan niet wijzigende parameters. Daarover geen discussie. Als ik de heer Van Herreweghe goed heb gehoord, en nadat ik zijn cijfers heb vergeleken met die van het monitoringcomité, zie ik daar niet veel verschil.
Minister, u zult geconfronteerd worden met een minderontvangst en die zult u niet volledig of zelfs helemaal niet kunnen wegwerken met betrekking tot het uitvoeringsresultaat 2015. Het lijkt alsof u zegt dat we het negatieve uitvoeringsresultaat moeten nemen zoals het is en verder moeten gaan op basis van onze ramingen voor 2016.
U hebt tijdens uw presentatie gezegd dat er bij de erfbelasting een daling is van het aantal te verwerken dossiers, terwijl er wel een stijging is van het aantal dossiers bij het notariaat. Ik kan die twee niet goed rijmen. Ik mis daar iets.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
De laatste vraag van collega Bertels begrijp ik niet zo goed. Ik heb daar niets over gehoord. Maar als daar zo dadelijk duidelijkheid over geschapen wordt, kunnen we dat debat misschien verder voeren.
Ik wil om te beginnen de minister en de heer Van Herreweghe danken om die cijfers hier vandaag te komen toelichten. Ik vind het fijn dat de heer Van Herreweghe hier is. Dat geeft toch aan dat hij het zeer belangrijk vindt om het parlement in te lichten. Ik wil hem daarvoor danken.
Ten tweede ben ik zeer tevreden over de automatisering en het feit dat die automatisering, die natuurlijk wel met problemen gepaard ging, ertoe geleid heeft dat de achterstallen ingelopen worden. Ik ben ook heel blij dat de fiscale concurrentie op dit ogenblik werkt, als we zien dat Wallonië en Brussel volgen.
Dat neemt niet weg dat er zich toch nog redelijk wat vragen aandienen, minister. Op het overzicht in verband met de onroerende schenkingen zie ik een verhoging. Het gaat dan over aantallen schenkingen, maar hebt u ook een zicht op de bedragen die daarachter zitten? De ene schenking is immers de andere niet. Er kunnen ook veel schenkingen zijn voor kleine bedragen. Hebt u een zicht op de bedragen die binnenkomen?
In een vandaag gepubliceerd antwoord op een schriftelijke vraag van collega Van Rompuy staat dat de achterstallen in verband met de erfbelasting in november al zijn ingelopen. Kunt u bevestigen, mijnheer Van Herreweghe, dat de enige achterstallen die er nog zijn bij de mensen, te maken hebben met de DER-verwerking, zowel inkomend als uitgaand? Er zijn dus geen achterstallige dossiers meer bij VLABEL in verband met erfbelasting voor 2015?
Collega Bertels heeft daarnet een vraag gesteld over de impact van de wijziging van de verwerking van de cijfers op inkohieringsbasis naar kasbasis voor het jaar 2016, maar mijn vraag is welke implicaties dat heeft voor 2015. Als in de toekomst altijd de kasontvangsten als basis zouden dienen en niet de inkohiering, dan tellen we elke keer de maanden januari en februari van het volgende jaar erbij. Zie ik het dan verkeerd dat we voor 2015 op veertien maanden rekenen? Uiteindelijk zijn er in januari en februari kasontvangsten gekomen voor 2015, weliswaar geïnd door de federale overheid en doorgestuurd naar Vlaanderen. Dan tellen wij voor 1 of 2 januari wat binnengekomen is, maar 25 februari 2016 telt ook nog eens mee voor 2015. Wat is dus de impact van die wijziging? Rekenen we voor 2015 op veertien of op twaalf maanden? Hoe zit dat concreet?
Minister, bent u zinnens – en zo ja, op welke termijn – om opnieuw over te schakelen naar de inkohieringsprocedure om die bedragen te verwerken?
Vervolgens heb ik nog een praktische vraag. Soms blijven dossiers liggen. Notarissen hebben er in het verleden over geklaagd dat ze soms niet in kennis worden gesteld van het feit dat hun dossier blijft liggen, vandaar de eventuele boete van 20 procent die daarop geheven zou worden. Worden notarissen nu altijd verwittigd als dossiers blijven liggen, omdat bijvoorbeeld de bijvoeglijke rechten niet betaald zijn? Zijn er dossiers die op die manier blijven liggen, waardoor er ook geld dat moet binnenkomen, blijft liggen?
U gaat vanaf nu werk maken van de herinneringen. Hoe komt het dat men nu pas aan die herinneringen begint te werken? En hebt u zicht op de bedragen die achter die herinneringen geparkeerd zitten? Als dat herinneringen zijn die zouden zorgen voor betalingen in maart of april 2016, dan zijn die bij wijze van spreken verloren voor het jaar 2015, maar natuurlijk niet voor 2016.
Hetzelfde zou ik willen vragen in verband met de controles op de leggers 67. Wat zijn de te verwachten inkomsten daarvan? Ik kan me voorstellen dat u elk jaar wel een beeld zult gekregen hebben van het federale niveau, maar welke bedragen zouden daar nog aan gekoppeld kunnen zijn, die eigenlijk ook nog verwerkt moeten worden, of theoretisch verwerkt hadden kunnen zijn, in de cijfers die u daarnet hebt gegeven? Dat zou natuurlijk ook zorgen voor een positiever saldo op de vorderingen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, we hebben bij het vorige monitoringrapport ook al de discussie gevoerd. Ik wil niet te veel in herhaling vallen, maar ik blijf het soms wat moeilijk hebben met het staafdiagram dat u bij het begin van het rapport altijd laat zien. U wekt de indruk dat we met een begrotingstekort van 560 miljoen euro rekening moesten houden, terwijl de facto de meevaller van 406 à 407 miljoen euro eigenlijk in juli al gekend was. U hebt in de plenaire vergadering van 8 juli zelf aangegeven dat die financiële meevaller van het tekort van 560 miljoen euro moest worden afgetrokken. Ik heb hier het letterlijke citaat bij: “Dan is het natuurlijk de bedoeling dat dit wordt afgetrokken van het tekort van 565 miljoen euro dat we voor 2015 hadden begroot. We kunnen dan sneller naar een evenwicht gaan of in ieder geval sneller het pad naar de begrotingsorthodoxie van een begroting in evenwicht inslaan.”
Als ik de consequenties van uw woorden in juli neem, zaten we toen eigenlijk op een tekort van zo’n 155 miljoen euro. Als ik dan zie dat u nu opnieuw met een prognose zit van 667 à 668 miljoen euro, dan is mijn conclusie dat de begroting op dit moment, zoals collega Bertels ook aantoont, zowat 500 miljoen euro uit koers ligt. En dat heeft natuurlijk zijn redenen. Ik denk dat collega Bertels het monitoringrapport goed gelezen heeft. Ik heb ook nog eens uw communicaties over de schenkbelastingen goed bekeken. U hebt daar overraamd. Dat is één. Bovendien zijn er verschillende opmerkingen geweest van heel wat collega’s dat je niet de inkomsten uit schenkbelastingen kunt laten stijgen als je niet tegelijk de erfbelastingen proportioneel laat dalen. Het gevolg is nu dat we tot op vandaag met een tekort moeten rekenen dat een heel pak hoger ligt na begrotingsaanpassing en vooral na de financiële meevaller, waarvan u hier op 8 juli zelf zei dat u dat zou aftrekken van het tekort van 560 miljoen euro.
Ik kan dus niet anders dan concluderen dat de cijfers op dit moment een pak buiten het geraamde tekort zitten en dat uw reactie op de hier veelvuldig gemaakte opmerkingen, namelijk dat u dat zou rechttrekken, niet klopt.
Uiteraard gaan de cijfers van de schenkingen naar omhoog. U hebt dat ook officieel aangekondigd. Het staat ook nog altijd op uw website dat de schenkingen met 70 procent zijn gestegen. Dat is een verhaal dat u de laatste maanden al verschillende keren hebt gebracht. Al van in oktober schuift u die cijfers naar voren, alleen zie ik nog altijd niet hoe dat positief binnenkomt op de inkomsten. We krijgen dan keer op keer een zeer technische uitleg wat betreft de inkohiering.
Ik weet dat het nog wat vroeg dag is, maar ik kijk met spanning uit naar uw definitieve cijfers, want ik denk dat dit monitoringrapport opnieuw aantoont dat u als begrotingsminister een aantal dingen verkeerd hebt ingeschat en begroot, met een grote impact op de Vlaamse cijfers.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, het zal u niet verbazen dat ik een minder vernietigend oordeel heb dan mijn collega’s Rzoska en Bertels. Er is inderdaad een meevaller geweest. Het diagram dat de minister getoond heeft, is redelijk duidelijk. Maar er zijn ook tegenvallers geweest. En dat is niet alleen doordat de minister en de regering een rondje ‘reken je rijk’ hebben willen spelen, maar doordat een aantal factoren in de huidige constellatie nu eenmaal moeilijker te voorzien zijn. De Vlaamse begroting is er significant volatieler op geworden, door een aantal macro-economische aspecten, voor een stuk door de zesde staatshervorming, en er zijn ook een aantal technische hinderpalen geweest die de inning van de belastingen hebben bemoeilijkt. De heer Van Herreweghe en de minister hebben duidelijk uitgelegd dat er met rasse schreden op vooruit wordt gegaan en dat met andere woorden achterstallige inningen weggewerkt worden. Ik denk dat we daar ook een bescheiden positieve impact voor 2016 mogen verwachten.
Maar het lijkt mij voor zich te spreken dat het geen kwestie is van een totale overschatting van inkomsten en onderschatting van uitgaven. De tabellen die voorliggen, zijn evenwichtig en worden ook niet weggewuifd. Als je bovendien de slotsom neemt dat we tegenover het aanvankelijk voorziene tekort van 560 miljoen euro uiteindelijk uitkomen op 667 miljoen euro – een verschil van 107 miljoen euro op een totale begroting van 38 miljard euro – denk ik dat dat nog redelijk aanvaardbare marges zijn, zeker gelet op de toegenomen volatiliteit van de Vlaamse begroting die ik daarnet aanhaalde. In die zin wijs ik de kritieken van collega Rzoska volstrekt van de hand. De minister zal daar ongetwijfeld ook nog haar zeg over willen doen.
En laat ons wel wezen, collega Rzoska. Wat had u dan verwacht dat de minister zou zeggen op een moment dat er een meevaller in het vooruitzicht lag? Dat ze het geld direct zou opdoen? Stel u dat voor, dan zaten we nu met het dubbele. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
U hebt het citaat net voorgelezen. Wat had u anders verwacht dat de minister gezegd zou hebben? Wat had u verwacht dat het verschil zou zijn dat ze vandaag kwam melden? Natuurlijk wordt dat in rekening gebracht. Dat brengt de slotsom op 107 miljoen euro. Er zijn meevallers en er zijn tegenvallers. En ook volgend jaar zijn er een aantal onzekerheden, dat geef ik grif toe, onder andere inzake de ziekenhuisfinanciering en de opbrengsten van de kilometerheffing. Dat is nog een beetje moeilijk in te schatten. De minister heeft daarnet zeer helder aangehaald dat het niet evident is om een aantal inkomsten zeer accuraat in te schatten als je nog geen historisch trackrecord hebt, in tegenstelling tot een aantal federale belastingen.
In die zin kijk ik vol vertrouwen naar deze cijfers. Het is niet om over te juichen, natuurlijk niet. We leven in een moeilijke tijd, waarin we er steevast op moeten toezien dat we de buikriem niet te hard, maar wel voldoende hard aangespannen houden. Het uitgangspunt van deze regering is altijd geweest: eerst besparen, eerst voorzichtig zijn, en als er meevallers zijn, die in eerste instantie proberen te gebruiken om tekorten in te lossen, om nadien, tegen het einde van de legislatuur, voldoende beleidsruimte in het vooruitzicht te stellen, zodat de economie en de welvaart van dit land en deze regio weer kunnen groeien.
Minister Turtelboom heeft het woord.
We zien inderdaad dat de schenkingen in stijgende lijn zitten. We hebben een vertraging in de inkomsten, door datzelfde systeem dat we zien bij de registratie- en de erfbelasting. We hebben de keten doorbroken, waardoor je zes tot twee maanden vertraging hebt.
De statistieken tonen echter dat we die achterstand heel snel inhalen. Ik wil toch nog eens benadrukken dat het gaat om een bevoegdheid die we hebben gekregen bij de vijfde staatshervorming in 2001. Mijnheer Rzoska, u zegt dat we een tegenvaller hebben, maar ook een meevaller, en dat we dus eigenlijk niet echt correct praten over onze cijfers. Het klopt dat we een meevaller van 400 miljoen euro hebben gehad. We hebben ook een tegenvaller, maar dat is geen geld dat weg is. Die tegenvaller is er gewoon omdat met een nieuwe procedure wordt gestart, omdat een keten werd doorbroken. Er zou één alternatief zijn geweest om die keten niet te doorbreken, namelijk beslissen die bevoegdheid niet over te nemen en te doen als Brussel en Wallonië. Hoewel men wel pleit voor altijd nieuwe staatshervormingen en extra bevoegdheden in Vlaanderen, zou men de uitbetaling en de verwerking van de dossiers dus finaal federaal laten. Men pleit dan wel op de tribune voor nieuwe bevoegdheden, maar men wil die eigenlijk niet uitvoeren. Met deze regering hebben we er net voor gekozen om die grote bevoegdheid wel over te nemen, wetend dat dat heel wat golven geeft en ook wetend dat de collega’s van Brussel en Wallonië zeggen dat ze ons gewoon twee à drie jaar laten proefdraaien en leren uit onze lessen vooraleer ze dat echt overnemen. Het gaat immers om een bevoegdheid van bijna 4 miljard euro aan inkomsten die daarmee wordt overgenomen.
Wat het problemen hebben met de staafdiagrammen betreft, dat zijn voorstellingswijzen. Ik vermoed dat u zelf in staat bent om andere voorstellingswijzen te maken. Ik ben er alleszins heel trots op dat Vlaanderen die grote bevoegdheid heeft aangedurfd, in het besef dat er daardoor sprake is van een eenmalige vertraging, maar ook in het besef dat dit op termijn efficiëntiewinsten zal geven. Op dit moment beginnen we data te krijgen. Over twee jaar zullen we een grote databank hebben, zodat we veel meer schattingen en ook controles kunnen doen. Bijvoorbeeld met betrekking tot de registratierechten bij de verkoop van een onroerend goed zullen we vergelijkingspunten hebben om te kunnen bekijken of de waarde van dat onroerend goed daadwerkelijk op de juiste manier is geschat.
Wat de bedragen van het aantal schenkingen betreft: doordat er ook daar sprake is van een vertraging van twee maanden in de procedure, is de verwerking van die dossiers volop bezig. Op basis van de informele informatie van het notariaat is er geen enkele indicatie dat de bedragen lager zouden uitvallen. Integendeel, men verwacht dat ze veeleer licht hoger zullen uitvallen. Eind februari zullen we echter voldoende data hebben om een gemiddelde te kunnen maken dat voldoende groot is, en om daar correct op te kunnen antwoorden. Vandaag hebben we alleen de aantallen. Het zal veeleer een status quo zijn of een lichte stijging, zij het geen spectaculaire. Daardoor kan wel worden gezegd dat er een meeropbrengst zal zijn, maar natuurlijk zullen we verder moeten zijn om meer stabiele data te hebben en die te kunnen bekijken.
Mijnheer Rzoska, met betrekking tot het percentage van het tekort en het fout ramen wil ik er toch op wijzen dat de alternatieve begroting, de zuurstofbegroting die jullie hebben gemaakt, voor een groot deel gestoeld was op de kilometerheffing voor personenwagens, en u weet net als ik dat in het Waalse regeerakkoord heel duidelijk staat dat er voor 2019 nooit een kilometerheffing zal komen. Als ik me niet vergis, was dat voor 1,5 miljard euro ingeschreven. Qua foute raming kan dat dus tellen.
Wat de nieuwe aanrekeningsmethodiek betreft: we rekenen niet met veertien maanden. Twee maanden blijven natuurlijk altijd doorlopen. De heer Van Herreweghe zal daar echter in detail op antwoorden. We zijn eigenlijk niet van plan om naar een nieuwe aanrekeningsmethodiek te gaan. De kohieren van 2015 die na 29 februari worden betaald, zullen in 2016 worden aangerekend. Januari en februari worden dus in 2015 aangerekend.
Het verschil in de raming van het aantal instromende dossiers tussen de monitoringrapporten van oktober en december kwam door moeilijkheden met betrekking tot het stabiel krijgen van een aantal data: ten eerste het aantal aangiftes per overlijden, ten tweede de gemiddelde instroom qua dossiers en ten derde de verwerkingstermijnen bij VLABEL, omdat er met een totaal nieuwe methode werd gewerkt. Ik stel echter voor dat de heer Van Herreweghe verder antwoordt. Als er dan nog vragen onbeantwoord zijn, dan kunnen we daarop terugkomen.
Ik wil even ingaan op die inkohiering, op kasbasis of kohierbasis. De inschattingen in de begroting waren aanvankelijk ook gemaakt op basis van die kohieren, omdat dat concreet het Rekendecreet is. Nadien zijn de discussies met het INR gekomen. We hebben, samen met het kabinet van de minister, met de adjunct-kabinetschef, die naast mij zit, het INR ontvangen. Het INR heeft toen gezegd ook niet zomaar van methodologie te kunnen veranderen. Tot nu toe had men dat altijd op kasbasis moeten doen. Dat kon men niet zomaar veranderen zonder daarvoor een uitdrukkelijk akkoord van Eurostat te hebben. Zelfs nationaal kan men dus niet zomaar beslissen die switch te maken zonder een expliciet akkoord van Eurostat. Het INR zei ook dat het veel te kort dag was om daar nog een tegensprekelijk debat met Eurostat over te voeren, wetende dat Eurostat sinds de schuldencrisis die er is geweest met een aantal mediterrane landen, zeer terughoudend is als het gaat over een omschakeling naar een kohierbasis. Voor Eurostat moet de garantie er zijn dat, als men kohieren uitstuurt, die uiteraard ook worden betaald. Ik denk dat we ter zake een zeer goed trackrecord hebben als je naar onze andere belastingen kijkt. Ik meen dat dit niet anders zal zijn voor de registratiebelasting en de erfbelasting. Je hebt echter een tweetal jaren nodig om die keten te doorlopen, om te komen tot een zeer hoge inningsratio, boven de 99 procent. Dat kunnen we vandaag nog niet aantonen, omdat we nog maar net begonnen zijn. Daarvoor is het nog wat te vroeg.
Men moet er zich natuurlijk ook rekenschap van geven dat dat bedrag van meer dan 300 miljoen euro van januari dat we nog doorgestort hebben gekregen van de federale overheid, ook niet is meegerekend. Dat was immers al aangerekend op het jaar ervoor, op 2014, hoewel het pas in 2015 bij Vlaanderen is binnengekomen. Dat klopt wel. Wat gaat er nu natuurlijk wel gebeuren? Zoals de minister zegt: als men eenmaal begint te schuiven, schuift alles door. We gaan nu gewoon systematisch een doorschuiven krijgen van die twee maanden. Het INR moet dat ook correct doen. Het INR kan natuurlijk ook niet het ene jaar veertien maanden meenemen, of elf maanden of weet ik veel wat. Je moet dus telkens die twaalf maanden respecteren, en dat gaan we dus ook doen. Alleen zitten we voor het overgangsjaar 2015 met een heel specifieke situatie. We gaan ad hoc een afspraak maken ter zake. Het gaat om alle akten die zijn verleden tussen 1 januari en 31 december. Federaal is men immers gestopt met registreren op 31 december 2014. Met andere woorden, alle akten hebben zij verder afgewerkt. Die waren ook op voorhand betaald, en die zaten in die 300 miljoen euro die begin 2015, in januari is overgedragen, maar die nog is aangerekend op 2014. Dan beginnen we eigenlijk te tellen. Men heeft besloten een volledig jaar te nemen. Dat is ook de economische transactiebasis. Men krijgt de tijd om dat volledige jaar af te werken, tot eind februari en zelfs nog even begin maart, als dat nodig is. Het moet echter wel altijd over akten gaan met datum van verlijden in 2015.
Dat was dus de registratiebelasting. Voor de erfbelasting gaat men eigenlijk gewoon het systeem van vroeger doortrekken, maar daarbij gaat men wel rekening houden met onze betaaltermijn van twee maanden. Zo doet men dat vandaag bijvoorbeeld ook bij de verkeersbelasting: men berekent eigenlijk gewoon een aanslagbiljet, u krijgt twee maanden de tijd om te betalen en die twee maanden rekenen ze erbij. De redenering is zo: men stuurt tot het einde van december 2015 aanslagbiljetten uit voor de erfbelasting, maar daar is op dat moment al een betaaltermijn aan gekoppeld, die loopt tot maximaal eind februari. Het is die termijn die wij respecteren, omdat het net gaat over inkohieringen tot en met vorig jaar. Die zullen we ook meenemen. Vandaar die ESR.
Dat is een heel sluitend, heel juist en heel kloppend verhaal, maar men heeft wel gezegd dat dit specifiek voor 2015 is, het opstartjaar, en dat men vanaf 2016 een evaluatie zal maken van wat de doorlooptijden zijn. Ik heb daarstraks in de dia’s aangetoond dat de doorlooptijd van een akte, voor die bij ons komt – die is al een aantal weken onderweg voor wij die te zien krijgen – in het begin veel langer was. Die doorlooptijd is al serieus ingekort. Daarvan heeft men gezegd om in 2016 opnieuw te evalueren wat een correcte doorlooptijd zou zijn voor die registratiebelasting en dan zal men opnieuw bepalen hoe men concreet voor 2016 die ESR-aanrekening gaat afpunten. Ik denk dat dat een sluitend verhaal is.
U hebt gevraagd of notarissen worden verwittigd van het feit dat die akten soms blijven liggen. Uiteraard zitten we daar aan de federale kant van het verhaal. Het kan blijven hangen bij de hypotheekbewaarder, maar dan gaat een weigering vrij snel. Het is vooral bij de ontvanger van de registratie dat er nogal lange wachttijden waren. Vooral de niet-provisionering bleek daar een probleem te zijn. Maar daar is ondertussen in samenspraak tussen ons, het notariaat en de FOD Financiën wel de afspraak gemaakt dat de ontvangers na drie dagen, geloof ik, de notaris zullen verwittigen. Uiteraard gaat het om de federale administratie, maar er is een werkafspraak dat in principe de ontvanger na drie dagen reageert ten aanzien van de notaris en het niet meer zomaar laat liggen zodat die notaris wel degelijk verwittigd wordt.
De herinneringen die worden uitgestuurd, kunnen we uiteraard kwantificeren, want het zijn aanslagbiljetten die uitgestuurd zijn. Die bedragen kennen we. We hebben dat uitgezuiverd wat betreft de bezwaardossiers. Wat er dan overblijft, is een pakket van ongeveer 35 miljoen euro. Dat is niet op de euro juist, maar wel in die orde van grootte. Voor ongeveer 35 miljoen euro hebben we herinneringsbrieven uitgestuurd.
Het kwantificeren van de grondige controles is een ander verhaal. Het zijn gegevens die we vandaag nog altijd niet in onze database hebben kunnen inladen omdat er nog altijd de moeilijkheid is van die oude cijfers bij de federale administratie en de databanken die niet zomaar automatisch worden ingelezen. Wij hebben daar ook geen trackrecord van. Wij kregen dat vroeger ook niet apart door van de federale administratie, dat zat allemaal in een globaal doorgestort bedrag. Wij hebben geen enkel concreet cijfer van vroeger waar we op kunnen terugvallen om te weten wat die grondige controles potentieel kunnen opleveren aan bijkomende belastingheffing. Daarop moet ik dus het antwoord schuldig blijven.
Ten slotte had u een vraag betreffende erfbelasting. U verwees daarbij naar DER, maar ik wil nog eens duidelijk zeggen dat DER de elektronische overmaking van de registratiebelasting is. In de erfbelasting zijn wij grosse moto bij vanaf medio november 2015. Dat wil niet zeggen tot de laatste ingediende aangifte. Het kan zijn dat er in een bepaald dossier wel nog een paar aangiften zijn blijven hangen, maar de mainstream kan verwerkt en tijdig afgehandeld worden. Ik denk dat u het vooral had over die negenhonderd die zoek zijn. Dat moeten we verder uitklaren met de federale overheid. Het is wel belangrijk dat de end-to-endcheck gebeurt. We moeten dat gewoon weer kunnen reconstrueren samen met de federale collega’s. Wat bij het notariaat vertrekt en bij de FOD binnengekomen is, moet uiteindelijk ook tot bij ons geraken. Voorlopig zien we dat daar een delta opzit van ongeveer negenhonderd, maar die moet kunnen worden weggewerkt. Daarom hebben we gezegd dat we verder werk gaan maken van die end-to-endcheck. Dat is echt belangrijk.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik heb twee bedenkingen over de raming van de inkomsten. Niemand betwist dat we de bevoegdheid die we hebben overgenomen, moeten invullen en dat VLABEL de bevoegdheid moet uitoefenen. Daar is geen discussie over, toch niet bij mij. Dat argument is voor mij dus geen argument. Maar het doet me een beetje huiveren dat u het opnieuw doet: er blijft een overraming van inkomsten. Nu zegt u weer: “Op basis van informele informatie die we krijgen bij het notariaat, gaan we ervan uit dat de bedragen van de schenkingen hoger zijn dan vroeger.”
Dat heb ik niet gezegd.
Ik zal het verslag nalezen om te zien hoe het precies gezegd is, maar ik heb het zo begrepen. Ik blijf daar een beetje huiverachtig tegenover, want informele contacten zijn geen goede basis voor begrotingsramingen. Ik weet wel dat we trackrecords nodig hebben, maar we hebben meer informatie dan informele contacten. Ik ben nu een beetje polariserend, maar federaal minister Reynders deed dat vroeger ook in de federale begrotingen, en daar hebben we ook wat malheuren mee meegemaakt. Dat weet u zelf ook, want u was er toen zelf bij.
Mijn tweede bedenking: dat er een tekort van 160 miljoen euro is, werd niet geponeerd door ons, dat werd geponeerd door de Vlaamse Regering. U stijgt nu effectief van een tekort van 160 miljoen euro naar nog 500 miljoen erbij. U moet ons dat niet verwijten; dat zijn de cijfers die de Vlaamse Regering heeft gehanteerd tijdens de plenaire discussies.
Minister, misschien kunt u hierop niet antwoorden. Wat betreft mijn interpretatie met betrekking tot de daling van het aantal te verwerken dossiers en de stijging van het aantal dossiers bij het notariaat: kunt u daar een rechtzetting of een correcte uitleg over geven? Ik heb dat gewoon niet begrepen. Het is een informatieve vraag. Misschien heb ik de woorden verkeerd begrepen. Ik zal het nakijken in het verslag.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Van Herreweghe voor uw heel heldere uiteenzetting zodat bijna al mijn vragen beantwoord werden. Voor alle duidelijkheid wil ik nog een vraag stellen. Ik heb zo de indruk dat we hier in twee werelden leven. Minister, op dit ogenblik komt u op een tekort van 667,8 miljoen euro. Ik zie hier staan: bij de regionale belastingen min 127,1 miljoen euro en bij de erfbelasting min 204,3 miljoen euro. Maar het cijfer gaat nog verbeteren door de inkomsten van zowel de erfbelasting als de registratiebelasting en de schenkbelasting, ongeacht het bedrag. U hebt daarstraks gezegd dat u daar geen bedrag op kunt kleven. In welke mate zal dit bedrag nog worden verbeterd met de bedragen die binnenkomen in januari en in februari? Of komt daar niets meer bij? U zegt dat u van de schenkbelasting nog geen idee hebt, dat begrijp ik, maar hoe schat u het dan? In welke mate kan dat bedrag nog worden verbeterd, zowel met erfbelasting, registratiebelasting als schenkbelasting?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik houd wel van een stevig politiek debat. Wat mij betreft geen enkel probleem. U weet natuurlijk dat de Zuurstofbegroting van Groen wel op meer gebaseerd is dan enkel op de slimme kilometerheffing. Net zoals ik vermoed dat ook uw campagnebegroting, uw 5-5-5-groeipad, op meer gebaseerd was dan enkel een aantal dingen waarin u daar voorzag. Ik heb even snel gekeken: u voorzag zelfs in een post ‘diversen’ van 1 miljard euro. Kom mij dus alstublieft niet zeggen dat de Zuurstofbegroting van Groen niet goed in elkaar zit, want een begrotingspost ‘diversen’ van 1 miljard euro in de Open Vld-begroting vind ik ook wel een mooie, daar kun je veel onder wegsteken.
Maar ter zake nu, over uw cijfers. De vraag van collega Lantmeeters is natuurlijk essentieel en sluit ook aan op het punt dat ik heb proberen te maken en waar u wat van weg wil. U hebt wel degelijk in de plenaire vergadering van 8 juli, zeer correct, gezegd dat als die meevaller rond de 400 miljoen euro ligt, zoals u zeer hypothetisch hebt gezegd – u moet maar eens in de verslagen kijken, mijnheer Schiltz –, en dat blijkt al een heel lange tijd, u dat ook gaat aftrekken van het tekort. U hebt toen letterlijk in de plenaire vergadering gezegd: het tekort van 560 miljoen euro.
De graadmeter waarmee ik deze nieuwe cijfers bekijk, is eigenlijk een tekort van 155 miljoen euro. Dan zie ik dat uw begroting voor een half miljoen euro uit koers is. De vraag van collega Lantmeeters is zeer essentieel. Zelfs als ik de monitoringrapporten naast elkaar leg, toont dit monitoringrapport een van de problemen waar collega Lantmeeters terecht naar vraagt, perfect aan. Ten opzichte van het vorige monitoringrapport verbetert de schenkbelasting met ongeveer 50 miljoen euro, maar tegelijkertijd gaat de erfbelasting met 57 miljoen euro achteruit. Want het kan niet zijn dat die twee inkomsten stijgen. Dat kan gewoon niet. Ik erken dat de verlaging van de schenkbelasting een positief effect heeft, dat er meer dossiers zijn, maar dat heeft automatisch consequenties voor de erfbelasting. Het kan niet zijn dat die twee op een gelijkaardige manier stijgen. Dat is een van de problemen in de cijfers dat nog maar eens wordt aangetoond. Vandaar mijn conclusie dat u een aantal dingen verkeerd geraamd hebt in deze begroting en verkeerd blijft ramen.
De heer Schiltz heeft het woord.
De vraag van collega Lantmeeters is heel interessant. Welke vooruitzichten hebben we? Wat zal de impact zijn van de 358 miljoen euro waar u naar verwezen hebt? Dat is geen geld dat verdwenen is. Een groot stuk daarvan zijn uitgestelde inkomsten die nog komen. Het is interessant om daar wat meer details over te hebben.
Maar collega Rzoska, u zegt dan dat de minister een gigantische rekenfout maakt: je kunt niet én meer erfbelastingen én meer schenkingsrechten inrekenen. Schenken doe je bij leven, dacht ik, en erfbelastingen worden betaald als je al dood bent. Ik begrijp wel dat je het op termijn niet dubbel kunt tellen. Ik begrijp dat op termijn, als mensen allemaal beginnen te schenken en schenkbelastingen betalen, de erfgenamen daar nadien geen erfbelasting op betalen. Maar je hebt wel de periode daartussen, waar er nog altijd mensen doodgaan en erfgenamen erfbelastingen betalen, terwijl er nog altijd levende mensen zijn die wel al schenkingen doen en dus ook die schenkingsrechten betalen. Ik ben geen boekhouder of geen fiscaal specialist, maar dat lijkt me eigenlijk niet zo heel gek. Ik begrijp dus uw bezorgdheid. We moeten opletten om daar in de toekomst, niet volgend jaar maar de jaren erna, rekening mee te houden bij het ramen van de inkomsten. Dat is trouwens wat hier aangehaald is met een trackrecord: dat wanneer je een dergelijke omschakeling maakt, je moet opletten dat je je niet rijk rekent in de overgangsperiode. Maar, mijnheer Rzoska, je hoeft je ook niet per se arm te rekenen wanneer daar niet echt aanleiding toe is.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik denk dat u zich vergist. Een van de argumentaties voor de verlaging van de schenkbelasting was niet enkel dat de tarieven niet meer up-to-date zijn en dat de mensen verschillende keren werden gestraft. Het was uw minister die zei dat heel wat mensen, omdat ze daarop zoveel belastingen moeten betalen, hun goed vasthouden totdat ze er jammer genoeg niet meer zijn. Door dit te doen, wilde men ervoor zorgen dat jonge mensen veel sneller iets krijgen. Nu zegt u dat we niet kunnen weten hoeveel mensen er zullen overlijden. Het is het Rekenhof, mijnheer Schiltz, dat verschillende keren, ook bij de cijfers van de begroting 2016, bij het rapport begrotingsaanpassing 2015, de opmerking heeft gemaakt dat het niet kan dat de inkomsten uit die twee belastingen na een dergelijke hervorming op deze manier stijgen. Ik ga de discussie hier stoppen. Maar als u op deze manier rekent, dan denk ik dat u zich deels rijk aan het rekenen bent.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik speel niet het spelletje van rijk rekenen of arm rekenen, laat ons maar correct rekenen. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Ik wil nog iets specificeren bij de belangrijke vraag van de heer Lantmeeters. Het monitoringcomité heeft een raming gemaakt van nog te verwachten inkomsten. Die tabellen staan er letterlijk in. Ik zou kunnen vragen of het saldo nog kan verbeteren, maar dat kan natuurlijk altijd.
Ik vraag u of het saldo kan verbeteren in vergelijking met de raming die werd gemaakt met de achterstallen en de terugbetalingen. Zijn de tabellen en de ramingen van het monitoringcomité dan niet meer correct? Uit uw cijfers, die u hebt toegelicht tot 25 januari, blijkt dat ze vrij correct zijn, dat we er niet veel meer op kunnen winnen of verliezen.
Ik geef dus gewoon even ter verduidelijking mee dat we moeten vergelijken met de ramingen van het monitoringcomité, want daarop werd het saldo berekend. Het comité heeft al gerekend met inkomsten van januari en februari.
Minister, wat was alweer exact de target van de Hoge Raad van Financiën (HRF) in 2015? En hoe staat de huidige raming daartegenover? Dit is belangrijk, want er werd een traject uitgestippeld om op termijn naar evenwichten te gaan, en dat in een gezamenlijke oefening met de andere deelstaten en de federale overheid.
Heeft dit bijkomende tekort, dat voorlopig blijkt uit de cijfers, al dan niet een significant effect op het resultaat dat België zal rapporteren aan Europa? Wegens de 400 is dit doorheen het jaar wat veranderd.
Dus: wat was de target van de HRF? Wat was de target die werd gerapporteerd aan Europa, zitten we daar nog onder of zitten we er niet meer onder?
Voorzitter, dames en heren, een monitoringrapport is uiteraard altijd het rapport over wat men verwacht op het einde van het jaar te hebben. Dit is het monitoringrapport van december. Het ambtelijke monitoringcomité bezit op 15 december informatie en maakt dan extrapolaties tot op het einde van het jaar. U vraagt me of het saldo nog kan verbeteren of slechter kan worden.
Uiteraard kan dat. Zo kunnen er cijfers binnenkomen waaruit blijkt dat er, om allerlei redenen, nog veel meer dienstencheques gekocht worden in de laatste veertien dagen van december. Dat gebeurt soms met dienstencheques. Mensen bekijken hun saldo voor het jaar en overwegen of ze er nog bij kopen, om fiscale of andere redenen.
De gegevens moeten nog binnenkomen over de universiteiten en de hogescholen. In de vorige legislaturen was dat meestal nul, maar nu moeten we bekijken of het op dit niveau blijft. We hebben hier het debat al gehad over de lening die de Vrije Universiteit Brussel heeft afgesloten.
De cijfers die erin zitten over registratierechten, erfbelasting, schenkbelasting, zijn wat men verwacht tegen het eind van het jaar. Daar kunnen ook verschillen op zitten, maar die zullen niet intergalactisch groot zijn, want de cijfers zijn gebaseerd op informatie van half december.
Volgens de HRF mochten we een tekort hebben van 765 miljoen euro of een tekort van 0,1886 procent. U vraagt of dit het federale resultaat kan bedreigen in het geval dat we hierop uitkomen. Het is natuurlijk altijd een optelsom van alle entiteiten. Weet wel dat het tekort van Vlaanderen altijd procentueel een heel klein tekort is. We streven uiteraard naar nul, maar procentueel gaat het om een heel klein tekort. Als we zouden uitkomen op dit bedrag, maar daar zal uiteraard nog variatie op zitten, dan is dat min 0,166 procent.
Ja, ik geef de aantallen over de schenkbelasting. Ik baseer me op informatie van het notariaat. Het zijn afgesloten akten. Ik heb daarnet al gezegd dat we pas eind februari een goede raming kunnen maken, als we de periode van de ketting helemaal doorlopen hebben. Dan kunnen we bij VLABEL uitspraken doen over de hoogte van de bedragen. Ik heb gezegd dat we op dit ogenblik geen indicatie hebben dat de bedragen lager zouden zijn, maar ik kan u pas eind februari een juist antwoord geven, want pas dan zullen we een voldoende grote steekproef hebben.
De cijfers over de schenkingsrechten die wij uit het verleden hebben, waren gewoon grote massa’s. We hadden zelfs niet het aantal dossiers. We hadden geen gemiddeld bedrag per dossier. We hadden enkel een massa: zoveel tientallen miljoenen euro zijn de inkomsten voor schenkingsrechten. Het enige onderscheid dat werd gemaakt, was dat tussen rechte lijn en niet-rechte lijn. Voor de rest hadden we geen gedetailleerde data.
Wij zullen nu wel gedetailleerde data hebben. We zullen heel fel kunnen opsplitsen waar het vastgoed gelegen is en wat het gemiddelde bedrag is. We zullen er een groot aantal parameters op kunnen toepassen. Ik denk dat we eind februari al voldoende data zullen hebben om meer informatie te geven. De informatie van het notariaat betreft afgesloten dossiers, het gaat dus niet om mensen die de intentie hebben om te schenken.
Nog wat achtergrondinformatie: Brussel heeft het progressievoorbehoud afgeschaft, Wallonië niet, en wij hebben het ook niet gedaan.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
In verband met de problematiek van de te innen schenkingsrechten en het zogezegde tegengestelde effect bij de successierechten, wil ik benadrukken dat het hier niet alleen gaat over een verlaging van de schenkingsrechten. Er waren nog twee zaken aan gekoppeld: de verhuurvoorwaarden en de renovatievoorwaarden. Ik heb niet graag dat men hier laat uitschijnen dat het een zuiver eenmalige vermindering is. Er zit een beleid achter. Ik vind dat we elke maatregel in zijn geheel moeten bekijken. We spreken nu over het jaar 2015. Het zou wel heel straf zijn dat iemand nog een schenking heeft gedaan en sterft. Hier en daar kan er dan inderdaad een kleine verschuiving zijn, maar alleen voor 2015 en dus enkel indien degene die geschonken heeft in 2015, ook sterft in 2015. In dat geval is er een vermindering, maar dat komt heel zelden voor.
Minister, ik wil het ook nog even hebben over het beleid en de cijfers wat betreft nog te innen bedragen. Ik heb gevraagd wat u nog verwacht als positief bijkomend bedrag. U zit bijna aan het bedrag dat de HRF heeft voorgesteld. Ik wil benadrukken dat de bedragen die binnenkomen via herinneringen en via controle, wel nog tot een positief resultaat kunnen leiden. Waarom heeft men zo lang gewacht met het opstarten van de herinneringsprocedure? Waarom heeft men zo lang gewacht om de controles te doen? Ik vraag u nu om er zo dringend mogelijk werk van te maken, want alles wat nog binnenkomt in de eerste twee maanden van 2016, is wel nog positief. Het is daarom dat ik zeg dat dit nog altijd aan de positieve kant kan uitkomen, en daarom heb ik daarstraks mijn vraag gesteld. U hebt zicht op het aantal schenkingen, en daarom vraag ik naar de bedragen die erachter zitten. Maar als er nu geen antwoord op kan worden gegeven, dan wachten we tot februari. De cijfers zijn toch wat ze zijn, we kunnen het beleid op dat punt niet meer veranderen.
De nota en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.