Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, op 13 januari 2016 stelde uw partijgenoot Karl Vanlouwe u een actuele vraag over het overleg met de Brusselse Regering betreffende verplichte inburgering in de hoofdstad. Ik heb toen uit uw antwoord vooral begrepen dat wij het in Vlaanderen heel erg goed doen, in tegenstelling tot Brussel en Wallonië, waar men nog niets heeft gedaan. Maar ik zou nu toch even dieper willen ingaan op Vlaanderen, en meer bepaald op de oproep voor intergemeentelijke samenwerking om personen van buitenlandse herkomst te ondersteunen. Tenminste drie lokale besturen moesten een subsidieaanvraag indienen, waaronder tenminste één gemeente die geen integratiesubsidie ontvangt.
De projecten moesten ook inspelen op twee thema’s: het onthaalbeleid enerzijds en het samenleven in diversiteit en het bieden van gelijke kansen anderzijds. De subsidie kon maximaal 150.000 euro bedragen. Dat zijn natuurlijk peanuts in vergelijking met de bedragen die we eerder vandaag hebben horen circuleren.
De projectoproep was onmiskenbaar een positief initiatief. Ik heb begrepen, minister, dat er ondertussen zeven projecten erkend zijn. Ze ontvangen elk een subsidie die varieert van 120.000 tot 150.000 euro. Ik heb de projecten opgevraagd en het lijken me inderdaad zeven waardevolle projecten.
Ik wil een vraag stellen over het principe van het erkennen of het niet erkennen van bepaalde projecten. Ik zou daarbij graag verwijzen naar het project ‘Samen aan de slag voor een kleurrijk Limburg’ van negen Noord-Limburgse gemeenten. Ik ga niet in op de inhoud van het dossier, want dat is niet de bedoeling. Ik wil het hebben over het feit dat de projectaanvraag niet werd behouden omdat de begunstigde, een OCMW-vereniging, niet behoort tot de intergemeentelijke samenwerkingsvormen zoals bepaald in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Nochtans waren er vanuit de administratie al signalen gegeven dat het een heel goed project was. Er werd echter een vrij formalistisch criterium gehanteerd om dit waardevolle project niet te honoreren.
Het mag dan wel een OCMW-vereniging zijn, minister, het waren wel negen gemeentebesturen die aan de basis lagen van dit project. Ik verwijs naar de discussie die we hier al hebben gevoerd over de integratie van gemeente en OCMW. Toevallig zitten er gemeentebesturen bij waar de integratie al zover is gevorderd dat het eigenlijk alleen nog wachten is op de formele mogelijkheid om ook de OCMW-raad in te kantelen in de gemeenteraad. Er is alleszins al een heel verregaande integratie. Dit feit valt dus te betreuren.
Minister, waarom werden de OCMW-verenigingen niet tot de projectoproep werden toegelaten? Bestaan er plannen om, zeker rekening houdend met de huidige vluchtelingencrisis, deze oproep dit jaar te herhalen? Zo ja, kunt u garanderen of bevestigen dat bij een nieuwe oproep ook OCMW-verenigingen in aanmerking komen?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Ceyssens, ik wil starten met de opmerking dat dit losstaat van de vluchtelingencrisis. We hebben dit gelanceerd vanuit mijn bevoegdheid Inburgering en Integratie. We hebben andere projecten lopen in het teken van vluchtelingen en nog andere in het licht van de deradicalisering. Maar ik begrijp wel waarom u de link legt.
Ik kan u alleen maar bijtreden wanneer u zegt dat het een heel goed project was. Mijn medewerkers op het kabinet en mensen van de jury uit de administratie hebben dat ook beaamd. Het is heel jammer dat het niet kon worden meegenomen, maar er zijn natuurlijk wel spelregels en criteria waaraan moet worden voldaan.
U vroeg of ik kan verduidelijken waarom OCMW-verenigingen niet tot de projectoproep werden toegelaten. U hebt zelf ook gerefereerd aan artikel 12 van het decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid. Daarin is duidelijk bepaald dat de steden en de gemeenten binnen de grenzen van hun grondgebied de regierol hebben over het integratiebeleid en dus voor de uitwerking, sturing, afstemming en uitvoering van het inclusieve lokale integratiebeleid zorgen.
Daarom werd geopteerd voor intergemeentelijke samenwerking. In punt 1 van de oproep werd dit omschreven. Het stond dus wel degelijk in de oproep. Ik denk dat men in Noord-Limburg de oproep niet eerst heeft gelezen. Ze hadden dit kunnen weten, hoewel het project inderdaad van een heel hoogstaande kwaliteit was. Er stond letterlijk in de oproep: “De intergemeentelijke samenwerking rond integratie van personen van buitenlandse herkomst die een subsidie ontvangt, moet voldoen aan de bepalingen van het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001, zoals gewijzigd. Bij voorkeur wordt aangesloten bij een bestaande vorm van intergemeentelijke samenwerking.” De vier vormen van intergemeentelijke samenwerking zijn: interlokale vereniging, projectvereniging, dienstverlenende vereniging en opdrachthoudende vereniging.
We hebben ook juridisch advies gevraagd. We hebben gevraagd waarom de OCMW-vereniging Welzijnsregio Noord-Limburg niet kan worden beschouwd als een van de opgesomde vormen van intergemeentelijke samenwerking. Het juridisch advies was redelijk duidelijk en stelt dat een OCMW-vereniging niet beschouwd kan worden als een intergemeentelijke samenwerkingsvorm zoals bepaald in het decreet van 6 juli 2001. Een OCMW-vereniging is een immers vorm van verzelfstandiging en samenwerking zoals bepaald in titel 8 van het OCMW-decreet.
Naast het juridisch advies hadden we ook het advies van de Inspectie van Financiën (IF). Ook daaruit bleek heel duidelijk dat het project volgens de bepalingen in de oproep niet in aanmerking genomen kon worden voor subsidie. U weet dat de IF vaak heel streng is, en dat moet ook. Wie ingaat tegen wat de IF aanbeveelt, krijgt vaak meer problemen dan er voordelen uit gehaald kunnen worden. We hadden dus niet alleen juridisch advies, we hadden ook het overleg met de IF.
U vraagt of er plannen bestaan. Ik heb u al gezegd dat dit er niet gekomen is naar aanleiding van de vluchtelingencrisis, maar dat ik begrijp waarom die link wordt gelegd. Het is niet omdat het project waaraan u refereert, jammer genoeg, niet werd gehonoreerd voor de subsidies, dat er geen andere gemeenten samenwerkingsverbanden kunnen opzetten of uitbouwen. Ik kan u meegeven dat het agentschap Integratie en Inburgering absoluut te allen tijde bereid is om de gemeenten daarin te ondersteunen. Het was inderdaad een goed project – het is al de derde keer dat ik dit zeg, ik hoop dat u me echt gelooft. Het had een voorbeeld kunnen zijn voor andere projectoproepen. Als het in het vervolg wordt ingediend door gemeenten die opereren in een intergemeentelijk samenwerkingsverband in plaats van door OCMW’s, dan is het probleem in mijn ogen van de baan.
U vraagt of ik dit zal voortzetten. Ik meen dat het te vroeg is om al op die vraag te antwoorden. De projecten zijn nog maar net van start gegaan. Het is iets nieuws sinds deze legislatuur, in de vorige legislatuur bestonden ze nog niet. Ze lopen uiterlijk tot eind 2018. We moeten ze nu eerst laten lopen, opvolgen en evalueren. Dan moeten we bekijken wat we gaan doen.
Ik heb u gesuggereerd dat het misschien goed zou zijn om in de toekomst, om te vermijden dat OCMW-verenigingen naast de prijzen vallen – wat hier gebeurd is, ondanks de heel duidelijke spelregels –, gemeenten te laten samenwerken in het licht van intergemeentelijke samenwerking. Het lijkt me de moeite waard, zeker gelet op de kwaliteit van het projecten waarnaar u verwijst, om te onderzoeken om bij een volgende projectoproep te bekijken of we ook OCMW-verenigingen kunnen toelaten. Het zou zonde zijn om naast een goed samenwerkingsverband – want dit werd niet opgericht met het oog op deze oproep, als ik het goed begrijp levert het op veel andere terreinen al goed werk – een ander samenwerkingsverband te moeten opzetten om bepaalde subsidies te krijgen. Dat lijkt me niet zo efficiënt. Ik beaam dus voor de vijfde keer dat het werkelijk een heel goed project was. Ik hoop dat we voor de volgende projectoproep een oplossing kunnen vinden. We zullen naar die oplossing zoeken zodat projecten met een dergelijke kwaliteit niet meer uit de boot kunnen vallen. Maar bij deze projectoproep waren de spelregels nu eenmaal wat ze waren.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, bedankt voor het engagement om dit in de toekomst uit te breiden. Het lijkt me in dezen ook logisch. Er was een bestaand samenwerkingsverband dat er op gemeentelijk vlak niet was.
Ik heb zelf al verwezen naar het decreet, maar ik stel wel vast dat in 2014 een gelijkaardig project, regierol sociale economie, door dezelfde welzijnsregio is ingediend. Dezelfde spelregels golden, en toen is wel subsidie toegekend. Voor mij blijft het onduidelijk waarom dit in 2014 wel kon en dan, één jaar later, in 2015, niet, terwijl precies dezelfde spelregels van kracht zijn. Voor mij is dit onduidelijk. Het gaat over een interpretatie. Had men toen gezegd dat het onder geen enkel beding kon, dan was er nu heel veel kostbare tijd en moeite bespaard door het project ofwel niet in te dienen ofwel in een andere vorm. Het blijft me verbazen dat het op een jaar tijd anders geïnterpreteerd kan worden terwijl de spelregels identiek dezelfde blijven.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik heb bij een vorige gelegenheid reeds de komst van het project toegejuicht. Wij hadden een vergelijkbaar probleem. Wij zijn erkend en hebben de middelen gekregen. Bij ons is het echter vertrokken vanuit een samenwerkingsverband van OCMW’s, ISOM in de Kempen. Kort voor het indienen hebben we de verduidelijking gekregen dat het gemeentebestuur het project moest indienen. Dat betekent dat er een samenwerkingsverband bestond dat het project had voorbereid, maar dat het uiteindelijk door de gemeente werd ingediend en moet worden uitgevoerd. Dat zal wel goed komen, maar het is jammer dat de bestaande structuur, die goed functioneerde, daarvoor niet kon worden ingezet. Ik denk dan ook, minister, dat u terecht opmerkt dat dit in de toekomst moet worden herbekeken. Zolang die OCMW’s nog bestaan en dus eigen samenwerkingsverbanden hebben, lijkt het mij logisch dat ze ook ingeschakeld worden in het Vlaamse beleid. Anders zouden, zoals wij met succes hebben gedaan, parallelle structuren moeten worden opgezet. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het best is om zo min mogelijk structuren op te zetten, want we hebben er eigenlijk al meer dan genoeg. Dat is dan de discussie van de verrommeling.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, u hebt gelijk met uw bijkomende opmerkingen in verband met het project in het kader van de sociale economie. Het grote verschil met dit project is dat de Inspectie van Financiën totaal geen opmerkingen heeft gemaakt. U weet dat de Inspectie van Financiën op haar onafhankelijkheid staat, terecht, en dat het alleen voor miserie zorgt als ze overruled wordt. Bij de sociale economie heeft ze geen opmerkingen gemaakt, maar deze keer wel.
De heer Ceyssens heeft het woord.
U zult begrijpen dat ik niet warm loop van dat laatste antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.