Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
In de vorige vergadering van de commissie Dierenwelzijn is dit al aan bod gekomen. Het decreet Algemeen Milieubeleid focust op een betere bescherming en verbetering van het natuurlijk milieu. Bij milieuvergunningen en milieueffectenrapportage beperkt men zich steeds tot een beoordeling van de effecten op mens en milieu. Nu Vlaanderen bevoegd is voor dierenwelzijn, lijkt het mij te overwegen om deze aspecten ook mee te nemen als beoordelingscriterium bij milieuvergunningsaanvragen voor nieuwe of uitbreidingen van exploitaties met als hoofdactiviteit het houden, kweken of verwerken van levende dieren. Ik denk aan de recente aanvraag tot uitbreiding van een nertsenkwekerij in Harelbeke, waar in het kader van het openbaar onderzoek effecten op omgeving, mens en milieu werden gesteld, maar waar het welzijn van de dieren in kwestie, die het voorwerp van de exploitatie vormen, niet in een openbaar onderzoek wordt opgenomen.
Ik merkte vorige week in de commissie Dierenwelzijn naar aanleiding van mijn vraag aan minister Weyts toch enige consensus bij collega’s van verschillende fracties op dit punt. De voorbije weken is er al heel wat te doen geweest over de problematiek van dierenwelzijn in relatie tot milieuvergunningen. Een volledige integratie van de regelgeving rond dierenwelzijn en het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) moet er uiteraard niet zijn.
Aan de andere kant moeten we misschien wel eens nadenken of het niet nuttig of wenselijk kan zijn om een dierenwelszijnstoets mee te nemen in de afweging over de milieuvergunning voor exploitaties met als hoofdactiviteit het kweken of verwerken van levende dieren.
Minister, hoe kan men vandaag rekening houden met aspecten van dierenwelzijn bij de beoordeling van een milieuvergunningsaanvraag of een milieueffectenrapport voor exploitaties met als hoofdactiviteit het houden, kweken of verwerken van levende dieren? Wordt het aspect dierenwelzijn in de besprekingen op de provinciale en gewestelijke milieuvergunningscommissies meegenomen? Bent u van mening dat we hier een uitbreiding kunnen doen en het aspect dierenwelzijn mee in de beoordeling opnemen voor exploitaties met als hoofdactiviteit het houden, kweken of verwerken van levende dieren? Bent u bereid om dat samen met minister Weyts in overweging te nemen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ronse, u hebt zelf al een deel van het antwoord gegeven. Dierenwelzijn is geen beoordelingsgrond in het kader van de milieuvergunning. Minister Weyts heeft trouwens hetzelfde geantwoord op uw vraag. Dat is niet evident, want de Raad van State heeft een duidelijke uitspraak gedaan en het standpunt ingenomen dat aspecten van dierenwelzijn in geen geval aanvaardbare motieven vormen om een milieuvergunningsaanvraag te weigeren. De milieuvergunning handelt niet over de wijze waarop dieren moeten worden behandeld of gehuisvest, ook niet over het welzijn, maar is gericht op hinderlijke effecten voor de mens en de impact op de omgeving. Het opnemen van een soort dierenwelzijnstoets in de beoordeling is dus niet mogelijk.
Uiteraard werken we in de Vlaamse Regering goed samen en is er op dat vlak geen enkel probleem. Er is een andere finaliteit die in deze zaak niet doorwerkt.
We kunnen daar iets voluntaristischer in zijn, zeker als het gaat over exploitaties waar de hoofdactiviteit het kweken of verwerken van levende dieren is. Misschien kunnen we bijvoorbeeld het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) wijzigen in die zin dat naast bescherming van mens en milieu ook het welzijn van alle diersoorten als doel wordt opgenomen. We zouden de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kunnen aanvullen en aangeven dat men bij bouwvergunningen ook rekening moet houden met ethische gevolgen. Nu staat er: “Er wordt rekening gehouden met ruimtelijke draagkracht, gevolgen voor leefmilieu en culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen.”
Ook gelet op het feit dat er nu een omgevingsvergunning komt, zou het een kans en een opportuniteit kunnen zijn om onze beschavingsgraad op Vlaams niveau opnieuw op te krikken.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat we een dierenwelzijnstoets niet moeten koppelen aan het al dan niet afleveren van de vergunning. Op het moment dat de vraag in de vorige commissie door collega Ronse werd gesteld, was ik wellicht even afwezig.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega Ronse, ik ben het grondig met u oneens. Ik was niet in de commissie Dierenwelzijn aanwezig, maar volgens mij ging het over proefdieren. Er was een consensus over het feit dat de dierenwelzijnsregelgeving niet volledig in VLAREM moet worden geïntegreerd.
Ik verwijs toch nog naar het regeerakkoord, waarin staat dat het vereenvoudigen en versnellen van procedures en instrumenten een speerpunt blijft binnen het omgevings- en ruimtelijke ordeningsbeleid.
Ook hier hanteren we het principe van een level playing field door Europese richtlijnen correct om te zetten. In een motie van de meerderheid op de beleidsbrief wordt de Vlaamse Regering gevraagd zich inzake regelgeving rond het dierenwelzijn voor nutsdieren te aligneren op de Europese wetgeving om een level playing field te garanderen.
Hierover is er een duidelijke consensus, maar ik verwijs toch nog naar uw eigen minister, die wel degelijk het onderscheid wil behouden. Ik citeer: “Het gaat om twee onderscheiden regelgevingen en dat is ook goed. Mocht er een koppeling zijn met de milieuvergunning, dan geef ik carte blanche voor dierenproeven. De huidige werkmethode houdt wel degelijk steek. Het is heel belangrijk om die regelgeving gescheiden te houden, zodat we nog altijd vanuit specifieke dierenwelzijnsoverwegingen kunnen beoordelen of dierenproeven kunnen doorgaan of niet, case by case.”
In de beleidsnota staat dat de minister omwille van specifieke dierenwelzijnsredenen een verbod zal opleggen op de uitbreiding van bestaande nertshouderijen en nieuwe nertshouderijen.
Ik citeer uit de beleidsbrief Dierenwelzijn: “Er werd een protocol afgesloten met het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid (FAVV) waarbij de inspecteurs van het FAVV tijdens hun controles in het kader van dierengezondheid en voedselveiligheid op landbouwbedrijven en in slachthuizen door middel van gestandaardiseerde checklists ook nagaat of er dierenwelzijnsproblemen aanwezig zijn. Wanneer ze problemen opmerken, melden zij dit aan de Inspectiedienst Dierenwelzijn die instaat voor de verdere opvolging.” Dat is een praktijk die reeds ingezet werd voor de regionalisering. Ik heb het nagekeken: in het jaar 2014 ging dat over 7000 controles.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik was dus wel in de commissie Dierenwelzijn. Het is toch een selectieve lezing van het antwoord van de minister. Het was iets genuanceerder dan het stukje dat collega Ceyssens voorlas. Er werd veel meer gezegd dan dat. Ik vind het een beetje vreemd dat net na een vraag waarbij de integratie van Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu als een heilig principe naar voren wordt geschoven, een voorzichtige aanzet tot een dierenwelzijnstoets plots volledig wordt afgeblokt – als zou dat niets te maken hebben met leefmilieu of omgeving. Ik vind dat een eigenaardige dynamiek.
Ik ben ook geen voorstander van de integratie van alles wat met dierenwelzijn te maken heeft in Leefmilieu. Collega Ronse is dat ook niet, en minister Weyts evenmin. Ook ik ben voorstander van een dierenwelzijnstoets. Net zoals collega Ronse maak ik de vaststelling dat tijdens een openbaar onderzoek, als het gaat over een inrichting waar heel wat levende dieren worden gehouden, er heel wat opmerkingen op vlak van dierenwelzijn op basis van de huidige regelgeving systematisch worden opzij geschoven. Dat is niet logisch.
De minister verwijst naar juridische bezwaren. Gaat het om een arrest of om een advies van de Raad van State? Ik heb begrepen dat er bijvoorbeeld op basis van het huidige regelgevende kader geen negatieve beslissing omtrent dierenwelzijn kan worden genomen. Als wij als decreetgever of als de minister een aanpassing doet, zodat er wel een dierenwelzijnstoets gebeurt, zal de Raad van State daar dan fundamentele bezwaren tegen hebben? Ik zou graag weten wat de motivering is.
Ik zou me willen aansluiten bij de vraagstellers. Ik was ook aanwezig in de commissie Dierenwelzijn waar dit debat aan bod is gekomen, en ik moet toch wel toegeven: collega Sanctorum en collega Ronse hadden zich gevonden in de consensus bij de vraagstelling, maar de opmerkingen van de andere collega’s waren duidelijk anders. Ik heb het ook nagekeken: de citaten zijn een woordelijke weergave uit het verslag.
Het verwondert me en daarom wil ik u een bijkomende vraag stellen, minister. De aanleiding van het debat in commissie waren dierproeven. Collega Ronse verbreedt het debat nu. Ik vraag me af of minister Weyts een verschil wenst te maken tussen dierproeven en andere. Ik had in de commissie Dierenwelzijn alleszins begrepen dat het voor hem gaat om alle diersoorten en dat de VLAREM-wetgeving een aparte wetgeving is, naast die op dierenwelzijn.
Er werd gesteld dat er geen welzijnstoets mag gebeuren. Ik ga ervan uit dat elke inrichting moet voldoen aan de wetgeving op het dierenwelzijn en dat daarom controle en toetsen op het dierenwelzijn kunnen gebeuren. Als die wetgeving wordt overtreden, moeten er wel degelijk sancties tegenover staan. Allicht is deze vraag eerder gericht aan minister Weyts, maar misschien kunt u ze ook beantwoorden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik was niet aanwezig op die commissievergadering.
De collega is van oordeel is dat er enerzijds de wetgeving is op het dierenwelzijn en anderzijds de ruimtelijke aspecten en ook milieuaspecten die moeten worden getoetst in de omgevingsvergunning, en dat beide uit elkaar moeten worden gehaald. Ik kan dit alleen maar volgen. Als er duidelijk omschreven is wat niet kan volgens de regelgeving op het dierenwelzijn, dan kan dit worden gecontroleerd en kunnen inrichtingen worden gesloten als ze daaraan niet voldoen.
Vaak wordt bij gebrek aan duidelijke omschrijvingen inzake dierenwelzijn nagegaan of het probleem niet kan worden opgelost via milieu- of omgevingsvergunning.
Ik zal u het arrest bezorgen waarnaar wordt verwezen. Het gaat om een concreet dossier waarin ik een vergunning heb geweigerd aan een nertsenkwekerij op basis van de wetgeving op dierenwelzijn die werd aangekondigd om dat soort vergunning te weigeren, maar die regelgeving bestaat nog steeds niet. De Raad van State heeft me op de vingers getikt en is van oordeel dat dit dossier moet worden aangepakt binnen de regeling op het dierenwelzijn en niet via de milieuvergunning.
De heer Ronse heeft het woord.
Het is een vrij technische materie en er worden verschillende elementen op een hoopje gegooid.
Ten eerste, in de vorige commissievergadering ging het erover dat Limburg, de enige provincie die een eigen commissie Dierenwelzijn heeft, zich heeft gebogen over een aanvraag van een dochter van LRM met betrekking tot de uitbreiding van een vestiging waar dierproeven zouden kunnen plaatshebben. De gedeputeerde vroeg de adviescommissie Dierenwelzijn, die hij nota bene zelf heeft laten oprichten, ook advies te geven in het kader van die milieuvergunningsaanvraag. Dat gebeurde, maar de commissie mocht geen advies geven inzake het onderdeel dierenwelzijn. Daarop antwoordde de gedeputeerde dat hij met het advies van die commissie geen rekening kon houden, omdat hij alleen rekening mag houden met milieuaspecten.
Is het wijs een vestiging voor dierproeven te laten vallen onder de VLAREM-wetgeving die een onderdeel dierenwelzijn specifieert? Neen, want men weet bij het verlenen van de vergunning niet of er effectief dierproeven zullen plaatsvinden. Men is onderworpen aan het onderzoek naar alternatieven, het advies van de deontologische of ethische commissie en dat komt dan voor de raad Dierenwelzijn.
Ik ben het er dus volkomen mee eens dat dit niet kan.
Ten tweede, wat wel kan, is dat er in Vlaanderen nogal wat vestigingen zijn die zich bezighouden met het kweken en verwerken van levende dieren, zoals nertsenkwekerijen. Heel wat dierenwelzijnsorganisaties en burgers wringen zich in allerlei bochten tijdens een openbaar onderzoek om zich op hun democratisch recht te beroepen om over het aspect dierenwelzijn – toch een fundamenteel element dat in zo’n vergunning moet worden onderzocht – iets zinnigs te kunnen zeggen. Men moet dat dan telkens vertalen naar impact op het milieu, en dergelijke, en de meest creatieve juridische spinsels aanwenden.
Wij hebben onderzocht om via simpele wijzigingen in het DABM en in de VCRO dit wel mogelijk te maken. We hebben ze net voorgesteld. Het gaat om twee eenvoudige wijzigingen, die ik u zal bezorgen, minister. Bekijk ze met wat voluntarisme en ga na hoe we het debat kunnen voeren. Desnoods kan dit in commissie, in aanwezigheid van enkele experts, of via een hoorzitting of een gedachtewisseling. Er zijn nogal wat arresten of adviezen van de Raad van State waarop Vlaanderen een antwoord heeft kunnen geven. Ik ben van oordeel dat we ook in deze materie een open geest mogen hebben.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik ben graag bereid uw voorstellen te bekijken, mijnheer Ronse. Ik ben immers een groot voorstander van alles wat eenvoudiger en meer geïntegreerd kan, maar we moeten ons focussen op de essentie.
Het is niet omdat men een dierenwelzijnstoets invoegt in de omgevingsvergunning dat men niet meer moet teruggrijpen naar de wetgeving inzake dierenwelzijn. Als die regeling niet duidelijk is of geen voorschriften heeft waarnaar men kan handelen, zal het niet evident zijn ze te laten doorwerken in de vergunning.
Kortom, men moet terugkeren tot de essentie, maar ik ben graag bereid uw voorstellen te onderzoeken. Ik ben benieuwd hoe men dat zal opvangen, want men moet immers een decretale of wetgevende regelgeving hebben als stok achter de deur.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het volledig met u eens, minister. Ik denk dat we, bijvoorbeeld in een hoorzitting in deze commissie, de mensen die te maken hebben met de wetgeving rond dierenwelzijn kunnen uitnodigen en dat we minstens heel vrijblijvend die diverse sporen en mogelijkheden onderzoeken. Het spreekt voor zich dat we zouden moeten kunnen teruggrijpen naar een duidelijk kader, zoals VLAREM er een is op het vlak van het milieu, om een toetsing te doen. Ik ben blij dat u de opening biedt om dat te bestuderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.