Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het afgelopen jaar zijn er in Vlaanderen 45.311 nieuwe ondernemingen bijgekomen, een stijging met 3,2 procent. De cijfers klinken positief en zijn dat ook. Als we ze in detail bestuderen, merken we op dat het merendeel van de starters zelfstandigen in bijberoep zijn. In de conceptnota ondernemerschap stimuleren wordt benadrukt dat Vlaanderen een laag starterspercentage heeft. “Vlamingen zien minder opportuniteiten om hun eigen onderneming op te starten dan andere Europeanen”, staat er te lezen.
Een van de kerntaken van het vernieuwde Agentschap Innoveren en Ondernemen is het bevorderen van ondernemerschap. De doelgroep is elk individu dat warm kan of wil worden gemaakt om een eigen zaak te starten, uit te bouwen of te versterken. Daarom zal het Agentschap Innoveren en Ondernemen voldoende aandacht geven aan een actieve start-upcultuur, waarin beginnende zelfstandigen alle mogelijke tools aangeboden krijgen om succesvol van start te gaan met hun onderneming. Bovendien moet er voldoende worden ingezet op een positieve beeldvorming van het ondernemerschap.
Ook de federale minister bevoegd voor de kmo’s wil met het kmo-plan het ondernemerschap bevorderen. Er zal worden gewerkt aan een mentaliteitswijziging op het vlak van innovatie, creativiteit en het nemen van risico’s. Bovendien wil de Federale Regering het sociaal statuut van de zelfstandigen opwaarderen en versterken. Te meer omdat het verbeterd sociaal statuut een stimulans is om te ondernemen. Nergens in dit specifiek hoofdstuk wordt echter verwezen naar de gewesten. Toch kan Vlaanderen hierin een belangrijke rol spelen.
Minister, wat zijn mogelijke verklaringen voor het stijgend aantal starters in bijberoep? Met welke concrete initiatieven zal het vernieuwde Agentschap Innoveren en Ondernemen het ondernemerschap bevorderen, rekening houdend met een actieve start-upcultuur? Is de Vlaamse Regering betrokken bij de uitwerking van het federaal kmo-plan? Hoe staat u tegenover een gezamenlijk kmo-plan dat zowel door de gewesten als de federale overheid wordt gedragen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb het zelf meegemaakt met een van mijn schoonkinderen. Veel starters willen starten vanuit een veilige omgeving. Ze willen eerst wat proberen alvorens de grote stap te zetten. Ze beginnen in bijberoep omdat ze niet altijd weten of het voltijds wel kan slagen wat ze willen proberen. Maar we zien dat een groot deel na enkele jaren de stap naar een eigen onderneming zet. In die jaren van bijberoep hebben ze ervaring opgebouwd met het opmaken van een businessplan, het verfijnen van hun businessmodel, en ze hebben kunnen proeven van alle aspecten die bij het voeren van een zelfstandige activiteit horen. Dat is geen slecht model. Het eerste jaar is een heel moeilijk jaar, maar die overbrugging via zelfstandige in bijberoep is een goede zaak.
Dat het aantal stijgt, is op zich geen probleem. Er zijn enkele voordelen natuurlijk. De te betalen sociale bijdrage is lager, waardoor de start in bijberoep minder kosten met zich meebrengt. Als je minder dan 1423 euro omzet boekt, betaal je helemaal geen sociale bijdragen. Dat is dus een aangenaam effect. Ook de btw-kwartaalaangifte is heel eenvoudig of niet in te vullen, wat een enorm voordeel is. Zo kun je gemakkelijker de start nemen, en dat biedt comfort voor iemand die wil ondernemen.
Op 17 juli 2015 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota betreffende ondernemerschap stimuleren goed. Daar staan enkele belangrijke acties in. We doen een uitbesteding van dienstverlening aan ondernemingen. Ik heb dat hier al gezegd in de commissie. Gisteren konden geïnteresseerden offertes indienen, de in de eerste ronde geselecteerde partijen konden dat dan verfijnen. Zoals u weet, betreft het drie onderdelen. Een: sensibilisering van de beeldvorming van ondernemerschap. Twee: hulp in alle levensfasen van een onderneming. Drie: acties voor de groei van bedrijven.
De voorstellen van de verschillende dienstverleners zijn nu ingediend. Ze zullen vanaf februari door bilaterale onderhandelingen verder worden verfijnd, om dan naar een concreet plan te gaan.
De oproep ecosystemen studentensteden is samen met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) gelanceerd. Een derde pakket maatregelen zijn onze gesprekken met Dyzo, de organisatie voor zelfstandigen in moeilijkheden, maar ook met de Stichting O&O en met de Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) om te komen tot een structurele overeenkomst voor een periode van vier jaar, zoals gepland in mijn conceptnota. In het voorjaar van 2016 moet dit uitmonden in een overeenkomst met elk van die drie voor een periode van vier jaar. Zo kunnen we met die organisaties een grote stap vooruit zetten. Ze kunnen dan hun langetermijnvisie verder ontwikkelen, zowel jonge ondernemers als de Stichting O&O als zelfstandigen in moeilijkheden. Zo hebben we vaste organisaties die zich daarvoor inzetten.
Een eerste contact tussen het Agentschap Innoveren en Ondernemen en het ESF-agentschap (Europees Sociaal Fonds) vond plaats om na te gaan of we een gezamenlijke oproep kunnen doen naar microkredietverschaffers. Er is interesse, maar we moeten nu kijken of we dit kunnen uitwerken.
De meerjarenovereenkomst met PMV/Waarborgbeheer/Participatiefonds Vlaanderen werd beslist door de Vlaamse Regering op 16 oktober 2015. De uitbetalingen zijn lopende. Ze weten dus welke richting ze moeten uitgaan. De meerjarenovereenkomst met BAN-Vlaanderen (Business Angels Netwerk) was eind 2014 al vernieuwd.
Uw derde vraag betreft het federaal kmo-plan. Uiteraard ben ik via de collega’s in de Federale Regering en via mijn raadgevers op de hoogte van wat daar gebeurt. Een formele betrokkenheid is er niet.
U vraagt naar een gezamenlijk kmo-plan. Voor mij kan dat natuurlijk, ik ben er op zich niet tegen. Waar ik wel tegen zou zijn, is dat we daardoor in een eindeloos overleg zouden terechtkomen. Vandaag zijn de bevoegdheden vrij duidelijk afgebakend, we weten wat wij kunnen doen en wat federaal moet gebeuren. Ik wil dus graag overleggen met de federale collega’s en de andere gewesten als dat iets extra’s zou opleveren. Vanwege de complementariteit en de snelheid van uitvoering, is het misschien wijs om ook ieder op zich voort te doen.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Op punt 1 en 2 kreeg ik een heel duidelijk antwoord. Het is positief dat die maatregelen genomen worden. Ik zal ze zeker opvolgen.
In verband met het kmo-plan vind ik uw reactie een beetje spijtig. De kmo’s hebben er geen boodschap aan dat er een onderscheid is tussen Vlaams en federaal. Het is een goed kmo-plan. Mensen van onze partij hebben er ook goed aan meegewerkt. Ik heb al eerder gevraagd in deze commissie om de handen in elkaar te slaan, zeker ten aanzien van de kmo’s. In het plan staan ook een aantal zaken die Vlaanderen aanbelangen. We moeten blijven werken aan het gunstig ondernemersklimaat, want die mensen zijn van onschatbare waarde. We moeten dat doen vanuit Vlaanderen, vanuit de federale overheid, maar ook gezamenlijk. Ik blijf dat zeggen.
Het tegengaan van administratieve overlast staat ook in het kmo-plan. Ik weet dat u er al allerlei zaken voor hebt ondernomen zoals de eengemaakte omgevingsvergunning en het simpelere doelgroepenbeleid. Ook die zaken dragen bij tot de administratieve verlichting voor de kmo’s.
Meer heb ik daar niet aan toe te voegen. Ik zou u toch nog eens durven te vragen om toch een statement te maken. Waarom zouden we vanuit Vlaanderen onze nek niet uitsteken om een duidelijk signaal de wereld in te sturen over een overkoepelend kmo-plan? Ik wil er graag aan meewerken als parlementslid. Vorige week bleek het ook al: we willen allemaal de kmo-partij zijn. Maar dan moeten we die naam waardig worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.