Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de uitvoer van strategische goederen naar Iran na de opheffing van de beperkende maatregelen
Vraag om uitleg over de toekomst van de Vlaams-Iraanse handelsrelaties
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, mijn vraag handelt over de opportuniteiten die nu ontstaan door het opheffen van de economische sancties tegen Iran, die in 2010 werden ingevoerd op het niveau van de Europese Unie, in een poging om Iran te doen afzien van een nucleair programma dat zou hebben geleid tot de aanmaak van kernwapens. In 2012 werd het Europese sanctieregime nog aangescherpt, waardoor vanzelfsprekend de handelscijfers tussen de Europese Unie en Iran, en bijgevolg ook tussen Vlaanderen en Iran, steil naar beneden gingen. Een en ander blijkt ook uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 14 oktober 2015, hoewel het daar, een beetje merkwaardig, lijkt dat zich al in 2014 een zeker herstel en een zekere groei van die handel manifesteren.
Op 14 juli 2015 bereikten de onderhandelaars van de zogenaamde E3+EU3, zijnde de VS, Rusland, China enerzijds en Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland anderzijds, een akkoord met het Iraanse regime, waarin de deal gemaakt werd dat als ze hun nucleaire programma alsnog herzien en afbouwen, men bereid is om die economische sancties op te heffen. Dat is dan ook zo gebeurd. Iran is die afspraken blijkbaar nagekomen, en de Europese Unie heeft beslist om de economische sancties op te heffen.
U hebt direct gereageerd met de boodschap dat u hoopte dat het bereikte akkoord de toegang voor de Vlaamse ondernemingen tot de Iraanse markt zou kunnen vergroten. U wees er bovendien op dat Vlaanderen met Flanders Investment & Trade (FIT) een vertegenwoordiger in Iran heeft die de situatie van nabij kan opvolgen en Vlaamse bedrijven kan informeren en adviseren over ontluikende marktopportuniteiten.
Sinds het akkoord werd gesloten, wordt Iran natuurlijk overspoeld door westerse delegaties. Er zijn ook Iraanse delegaties die nu Europa aandoen. Het is voor iedereen dus vechten voor een deel van de koek. In november reisde minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders, vergezeld door federaal staatssecretaris voor Buitenlandse Handel Pieter De Crem, naar Iran, met in hun zog een twintigtal Belgische ondernemingen.
Ik heb vandaag overigens een schriftelijke vraag ingediend over hoe die ondernemingen dan geselecteerd werden. Gebeurde dat via FIT of via het Agentschap voor Buitenlandse Handel, of via nog een ander kanaal? Dat is een zeer interessante, opnieuw institutionele discussie. Ik zal dat dan wel lezen in het antwoord op mijn schriftelijke vraag.
FIT plant op zijn beurt in oktober 2016 een multisectoriële missie. Om nog eens te laten zien dat er ook concurrentie is: de Iraanse ambassadeur in Nederland verklaarde dat hij zich ervoor zal inzetten om van Nederland de komende jaren de tweede grootse Europese handelspartner van Iran te maken.
Deze situatieschets brengt mij tot de volgende vragen. Kunt u even toelichten hoe het nu staat met de Vlaamse exportcijfers en de handelsstromen tussen Iran en Vlaanderen voor de tweede helft van 2015? Die van de eerste helft zijn in antwoord op mijn schriftelijke vraag al ter beschikking. Welke concrete marktopportuniteiten zullen er volgens FIT de komende maanden zijn voor Vlaamse ondernemingen? Afgezien van de organisatie van de multisectoriële missie in oktober 2016, welke bijkomende acties zal FIT ondernemen om de toegang van de Vlaamse bedrijven tot de Iraanse markt te waarborgen?
Ik wil nog even bij wijze van bemerking en niet als vraag, terugkomen op wat ik vandaag in de kranten lees over de Iraanse missie naar Italië. Het is heel logisch dat ook Italië tracht om zijn contacten te leggen, maar als ik lees dat in Rome alle standbeelden van naakten bedekt worden om de gevoelens van de Iraanse president niet te kwetsen, tja, dan zou ik met de Franse uitdrukking zeggen: “Le ridicule ne tue pas.” Ik vraag me af of zo veel onderdanigheid, slaafsheid en door het stof kruipen, niet leidt tot een compleet verlies van respect, dat eigenlijk toch een fundamentele voorwaarde is om akkoorden af te sluiten.
Minister-president, ik kan alleen maar hopen, bij wijze van boutade, dat als er ooit een Iraanse delegatie in Vlaanderen op bezoek komt, we dan niet de naakten op onze Rubensen gaan overdekken of daar ondergoed gaan bijschilderen om de gevoelens van de Iraanse delegatieleden toch maar niet te kwetsen. We evolueren naar een multipolaire wereld. Dat is heel goed merkbaar waar de verschillende continenten en culturen hun gevoelens hebben. Daar hoort een zeker respect bij maar toch geen complete slaafsheid. We hebben hier ook een aantal waarden die we moeten verdedigen. Ik hoop dat bij de verdediging van onze handelsbelangen, die er absoluut zijn, we toch ook dat aspect in de gaten houden.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het eerste deel van mijn vraag laten vallen omdat collega Van Overmeire de context al wat meer heeft geschetst. Mijn vraag heeft betrekking op de export vanuit Vlaanderen van strategische goederen naar Iran.
Artikel 2 van de Europese verordening verbiedt de uitvoer van bepaalde goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik, goederen en technologieën die gebruikt kunnen worden voor de verrijking of opwerking van uranium of zwaar water, wapens en militair materiaal. Het was bovendien niet toegelaten om te handelen in essentiële uitrusting en technologie voor sleutelsectoren zoals de aardolie-, aardgas- en petrochemische industrie. Dat zegt artikel 8 van de verordening.
Een grote afzetmarkt voor Vlaamse bedrijven wordt nu beschikbaar. De energiesector in Iran is volgens FIT een kansrijke sector. Producten die onze petrochemische bedrijven voor deze sector produceren, kunnen producten voor tweeërlei gebruik zijn en bijgevolg dus vergunningsplichting. Iran blijft echter een partner waar we de nodige waakzaamheid bij aan de dag moeten leggen. Bepaalde mensenrechten en fundamentele waarden worden er nog steeds met de voeten getreden en het land heeft bovendien een heel controversiële positie in de regio.
Minister-president, blijven er restricties bestaan op de handel met Iran? Zo ja, voor welke goederen blijven er restricties bestaan? Hebt u een zicht op de interesse van Iran in producten voor tweeërlei gebruik vanuit Vlaanderen? Mijn derde vraag moet ik eigenlijk schrappen omdat ondertussen op de website van de dienst Controle Strategische Goederen te lezen staat dat het wapenembargo behouden blijft. Toen ik mijn vraag indiende, was dat nog niet het geval. Het zou goed zijn mocht u dat vandaag kunnen bevestigen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Bedrijven uit de hele wereld, en dus ook uit Vlaanderen, staan te popelen om de Iraanse markt te veroveren. Er is al een eerste handelsmissie geweest met federaal minister Reynders, zoals de collega heeft aangegeven, en in oktober 2016 staat al een nieuwe handelsmissie georganiseerd door FIT op de agenda.
Het optimisme is groot bij FIT. Er wordt gesteld dat na jaren van economisch isolement, Iran opnieuw aansluiting vindt bij de wereldeconomie. Europese bedrijven kunnen opnieuw normale handelsrelaties met Iran aanknopen en internationale financiële transacties worden weer mogelijk.
Uiteraard zal de opheffing van de sancties tal van positieve gevolgen hebben, zowel voor de Iraanse economie als voor buitenlandse bedrijven die er hun activiteiten kunnen uitbouwen. Toch blijft Iran een uitdagend land om zaken te doen en zijn er nog steeds tal van risico’s waar rekening mee gehouden moet worden.
In de ranglijst ‘Doing Business 2016’ van de Wereldbank bekleedt Iran de 118de plaats van 189 landen. Die weinig benijdenswaardige plaats heeft het land vooral te danken aan veel administratieve rompslomp, een onbetrouwbare en weinig transparante overheid, een hoge graad van corruptie, een gebrek aan rechtszekerheid en een ingewikkeld en ouderwets rechtssysteem. Deze factoren hielden ook voor de oplegging van de sancties buitenlandse investeringen tegen en sindsdien is er amper verbetering te merken. Bovendien zal de opheffing van de sancties teruggedraaid worden indien Iran zijn verbintenissen in verband met de nucleaire programma’s niet nakomt.
Ook blijven een aantal sancties van kracht die niets te maken hebben met Irans nucleaire programma, maar met mensenrechtenschendingen, steun aan terroristische organisaties en de ontplooiing van ballistische raketten. Zo is er een reisverbod en bevriezing van tegoeden voor 84 personen en is er een exportverbod van kracht voor goederen die gebruikt kunnen worden voor interne onderdrukking en voor het monitoren van telecommunicatie.
Vergeten we ook niet de impact van de Iraanse Revolutionaire Garde, die een groot economisch imperium heeft uitgebouwd en een bijzonder machtige speler is in zowel de Iraanse samenleving als in de hele regio. Het risico is dan ook reëel dat de economische welvaart die de opheffing van de sancties met zich mee zal brengen, door de Revolutionaire Garde gebruikt zal worden om de proxy-oorlogen waarin ze betrokken is, te financieren. De Revolutionaire Garde steunt immers Hezbollah in Libanon, president Assad in Syrië, de rebellen die vechten tegen IS in Irak en de Houthirebellen in Jemen.
Als onze Vlaamse bedrijven de Iraanse markt gaan veroveren, zullen ze lokale partners nodig hebben. Die partner zal vaak een bedrijf zijn, ik hoop niet in handen van de Revolutionaire Garde, maar de grote projecten zijn nochtans vooral in hun handen.
Minister-president, voor welke sectoren biedt de opheffing van de sancties tegen Iran volgens u de meeste mogelijkheden? Zijn er bedrijven die nu reeds investeringen deden in Iran of investeringen voorbereiden? Hoe is de handel met Iran geëvolueerd sinds de invoering van de sancties en hoe verwacht u dat die in de toekomst zal evolueren? Hoe schat u het risico in dat Vlaamse bedrijven in zee gaan met Iraanse bedrijven die in handen zijn van de Revolutionaire Garde? Hoe kan dit voorkomen worden? Wat is uw standpunt over het behoud van sancties door de VS vanwege mensenrechtenschendingen, steun aan terroristische organisaties en de ontwikkeling van ballistische raketten? Zijn er Vlaamse bedrijven die nadeel ondervinden van deze specifieke sancties?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb cijfers opgevraagd bij ons onvolprezen agentschap. Voor januari tot oktober 2015 blijkt er een stijging te zijn van de Vlaamse uitvoer met 34,74 procent. Volgens de Nationale Bank van België (NBB) gaat het om een uitvoer ter waarde van 322 miljoen euro. Daarmee is Iran onze 45e uitvoerbestemming geworden met een weliswaar bescheiden aandeel van 0,13 procent van de totale Vlaamse uitvoer. Die toename in 2015 komt wel bovenop de stijging van 42,88 procent in 2014, waarover u, collega Van Overmeire, al een schriftelijke vraag hebt gesteld.
Die handel zit nog niet opnieuw op het niveau van 2010. De handel nam stelselmatig af in 2011, 2012 en 2013. Het gaat over een stijging in de meeste sectoren, zowel in 2014 als in 2015, en een brede waaier aan producten: brandblusapparaten, meststoffen, anesthesieapparatuur, textielmachines, diamant, zeldzame metalen, en niet over militaire en dual-useproducten, verboden door het embargo zoals u weet.
De jarenlange sancties hebben Iran opgezadeld met verouderde technologie en verouderde infrastructuur. De vraag naar Europese expertise en kwaliteitsproducten is zeer groot, zoals u weet.
Het land heeft ook een gediversifieerde economie. Er zijn opportuniteiten voor Vlaamse ondernemingen in tal van sectoren. Ik noem er enkele. In de olie- en gassector zullen enorme investeringen gebeuren. Er zullen Vlaamse toeleveranciers in de olie- en gassector maar ook in de petrochemie een rol kunnen spelen. Er zijn grote investeringen nodig in de Iraanse havens die niet aangepast zijn aan de huidige tonnenmaat van de moderne schepen. Daar zijn mogelijkheden voor onze baggeraars. Het productieapparaat van heel wat bedrijven is verouderd, dus zijn er opportuniteiten voor Vlaamse technologiebedrijven die machines en onderdelen van machines leveren. Denk bijvoorbeeld aan onze textielmachines, die een zeer grote reputatie hebben. Daarnaast is Iran een belangrijke exporteur van landbouw- en voedingsproducten, wat dan weer perspectieven opent voor producenten van machines voor voedselverwerking en voedselverpakking. De gezondheidszorg hinkt er achterop. Voor heel wat medisch materieel is Iran in grote mate aangewezen op de import. Ook op het vlak van milieu zijn er enorme uitdagingen. Teheran is een van de meest vervuilde steden ter wereld. Daar zijn voor onze cleantechspelers wellicht mogelijkheden.
De missie wordt in oktober dit jaar gepland. Daarnaast zal de FIT-vertegenwoordiger uit Teheran ook aanwezig zijn op de exportbeurs die FIT in juni organiseert, waar Vlaamse bedrijven hun concrete exportvragen met betrekking tot Iran persoonlijk zullen kunnen bespreken.
Het FIT-kantoor in Teheran is er natuurlijk voor dagelijkse dienstverlening door de Vlaamse bedrijven. Het volgt de economische ontwikkelingen en mogelijke opportuniteiten op de voet en informeert de bedrijven hierover. Het spreekt voor zich dat Iran de komende jaren de nodige aandacht zal krijgen in het actieprogramma van FIT.
– Ward Kennes treedt als voorzitter op.
Er zijn inderdaad restricties, collega’s. De verordening 267/2012, waarnaar mevrouw Soens verwijst, wordt niet opgeheven maar gewijzigd. Deze wijziging gebeurt met een verordening 1861/2015 en de uitvoerverordening van 2015/1862. De hoofdlijnen van deze wijzigingen zijn dat de in bijlage 3 van de verordening omschreven goederen verboden blijven voor export naar Iran. Dat gaat over rakettechnologie. De bijlagen 2, 7bis en 7ter, gaan erover dat een aantal goederen die niet vergunningsplichtig zijn overeenkomstig de Europese exportcontrole, toch onder vergunning worden geplaatst voor Iran. Dat zijn producten die dicht aanleunen bij dual use, maar het niet zijn, of als risicovol worden beschouwd voor een bepaald land, hoewel ze niet vergunningsplichtig zijn: software, ruwe materialen, grafiet, edelstaal, aluminium. Het blijft eveneens verboden om met een aantal personen en entiteiten in Iran handel te drijven. Die zijn opgesomd in de bijlagen 8 en 9. Voor de import vanuit Iran van de goederen die opgesomd zijn in bijlage 1, dat gaat over nucleaire goederen, en bijlage 2, dicht aanleunend bij dual use, van de verordening 1861/2015, is een invoervergunning vereist. Daarnaast blijven nog een aantal financiële sancties van kracht.
Aangezien de export van dual-usegoederen en militair materieel tot nu toe verboden was, is het duidelijk dat er geen vergunningsaanvragen ingediend zijn door Vlaamse bedrijven om deze goederen te exporteren naar Iran. Militair materieel blijft sowieso verboden. Voor dual use is het moeilijk in te schatten welke interesse er zal zijn. Er is heel weinig voorgeschiedenis bij de diensten gekend. Het wapenembargo, een besluit van de Raad van 26 juli 2010 ten aanzien van Iran, blijft onverminderd van kracht.
– Jan Van Esbroeck treedt als voorzitter op.
Uiteraard is het een illusie om te denken dat met het opheffen van de sancties Iran opeens een perfect functionerende en transparante markteconomie is geworden. Het is een ontluikende markt met veel potentieel, maar tegelijk een zeer complexe markt om zaken te doen. Dus moeten bedrijven sowieso de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen.
Het is niet eenvoudig om een correcte inschatting te maken van de omvang van de economische activiteiten van de Revolutionaire Garde. Over het aandeel van de activiteiten van die garde in de Iraanse economie wordt er gespeculeerd. De cijfers gaan van een derde tot zelfs 80 procent van de economie en meer. Dat is heel veel, zelfs in vergelijking met sommige andere moslimlanden waar het leger eveneens een grote economische impact heeft. De nationale garde staat vermeld in bijlage VIII en IX van de verordening 267/2012 als bedrijven en personen waar geen handel in het algemeen mee mag worden gevoerd. De nationale garde is door de recente verordeningen niet van deze lijst van verboden personen en bedrijven geschrapt. Het is natuurlijk in eerste instantie aan de exporteur om de wetgeving na te leven en te weten met wie hij verkoopovereenkomsten sluit. Bij vergunningsaanvragen checkt het Departement internationaal Vlaanderen de eindgebruiker en bij export naar een verboden eindgebruiker wordt die natuurlijk geweigerd.
Het klopt dat zowel de VS als de EU nog een aantal sancties handhaaft ten aanzien van Iran. Het is me niet bekend in welke mate Vlaamse bedrijven daar in het algemeen schade van ondervinden. Het is in eerste instantie van belang dat de Europese landen en de deelstaten zoals Vlaanderen de dialoog aangaan met Iran. Tegelijk schakelt Vlaanderen zich in om de Europese Unie te steunen bij het opkomen voor mensenrechten wereldwijd en dus ook in Iran.
Op het vlak van strategische goederen zijn Vlaamse bedrijven gebonden aan de Europese wetgeving. De VS-regelgeving bevat in haar sancties ook een extraterritorialiteitsaspect. Bedrijven moeten dus oppassen en zelf vaststellen of ze eveneens onderhevig zijn aan Amerikaanse sancties. Het Departement internationaal Vlaanderen heeft hierin geen formele rol, maar zorgt voor informatie, via een document dat op de website zal worden geplaatst, om bedrijven duidelijk te maken dat er ook extraterritoriale gevolgen zijn aan de maatregelen die de VS nemen. Op dit ogenblik is het ook niet mogelijk in te schatten of daar een nadeel bij is voor onze bedrijven.
Als gevolg van mensenrechtenschendingen vaardigt de EU eveneens beperkte maatregelen uit ten aanzien van bepaalde personen en entiteiten. Een andere Europese verordening viseert personen en entiteiten die geacht worden betrokken te zijn bij terrorisme. Op de lijst bevinden zich ook een aantal personen met de Iraanse nationaliteit.
De wijziging van de sancties in uitvoering van het Joint Comprehensive Plan of Action verandert niets aan deze beide verordeningen, die van kracht blijven.
Indien er ooit een Iraanse delegatie zou komen, weten we natuurlijk dat de naakten kleden een werk van barmhartigheid is, maar we gaan niet doen zoals in de Sixtijnse kapel en de kunstwerken van Michelangelo of van onze meesters overschilderen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord, het cijfermateriaal dat u ter beschikking hebt gesteld en de opportuniteiten die u hebt geschetst. Er zijn nog heel wat opportuniteiten om tot het niveau van 2010 terug te komen en dat misschien zelfs te overstijgen.
Het is goed dat u nog eens hebt geschetst en uitdrukkelijk hebt bevestigd dat de embargo’s van kracht blijven wanneer het gaat over dual-useproducten en wapens en dat voor een aantal andere producten nog altijd restricties kunnen gelden.
We zijn ons heel goed bewust van de problematiek inzake mensenrechten en van de internationale rol die Iran speelt. Dit is een soortgelijk debat als het debat over Saoedi-Arabië. We kunnen nog wel wat andere landen aan dat lijstje toevoegen. Meer nog, wanneer we de wereldbol bekijken en we schrappen alle landen waar de situatie niet ideaal is, dan blijft er helaas niet veel over. Ik heb de indruk dat het aantal landen waar de situatie niet ideaal is, eerder uitbreidt dan inkrimpt. Op dat vlak is er een gigantisch verschil tussen de ideale wereld en de werkelijke wereld waarin wij en onze bedrijven elke dag wakker worden.
De vraag is of met die handel, die contacten en het binnenkomen van westerse goederen ook geen westerse ideeën meekomen. Dat is een hoop die vaak wordt uitgedrukt in verschillende landen: internationale contacten zouden kunnen leiden tot een switch in de geesten. Ik ben daar heel gematigd optimistisch over. We zien immers dat dit in heel veel landen absoluut niet het geval is. Ik merk ook dat naast het opengooien van de Iraanse markten, het Iraanse regime een aantal maatregelen heeft genomen die neerkomen op een nog strengere censuur die nog meer de westerse ideeën en invloeden inperkt, wat dan toch doet vermoeden dat het regime in Teheran schrikt heeft dat door het opengooien van die markten nieuwe ideeën binnenkomen.
Ikzelf en aantal collega’s in deze commissie zullen dit dossier verder opvolgen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, vraag is of u wapens of militair materiaal moet leveren aan landen die niet ideaal zijn, om de heer van Overmeire te parafraseren. Wij denken daar enigszins anders over.
Ik ben blij met uw positief antwoord. Ik heb wel nog een bijkomende vraag. U hebt gezegd dat producten die geen dual-useproducten zijn maar daar wel dicht bij aanleunen, vergunningsplichtig zouden worden. Valt dat dan onder de catch-allbepalingen en zouden die op die manier ook zichtbaar worden in de maandelijkse verslagen? Kunnen wij daar zicht op krijgen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Dual-use kon niet, maar zal met de verordening van 16 januari wel kunnen. Wat niet kan, is alles wat in relatie staat tot rakettechnologie. De rest is volgens de criteria van het decreet vergunningsplichtig.
Er is voorzien in een catch-all in de gewone reguliere exportcontrole. Aangezien het wapenembargo gestand blijft ten aanzien van Iran, blijven lid 1 en 2 van de catch-all waarin voorzien is in artikel 4 van verordening 428/2009 toepasbaar op export naar Iran. Daarnaast is uitdrukkelijk voorzien in een catch-allreglementering in bijlage I. Dat zijn de nucleaire goederen. Wanneer men weet of vermoedt dat die goederen zullen worden gebruikt voor nucleaire toepassingen die buiten de scope van de Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) vallen, en dus worden gebruikt voor nucleaire ontwikkeling in het kader van wapens, dan kunnen die ook worden geweigerd, ook al gaat het over niet-vergunningsplichtige goederen.
Er is voorzien in een identieke clausule voor bijlage III waar het gaat over de verboden dual-usegoederen in verband met rakettechnologie. Elke export die daaraan kan worden gelinkt, kan ook onder catch-all worden geplaatst en worden geweigerd wanneer de bestemming Iran is.
Bij de goederen die expliciet onder vergunning worden geplaatst, wordt meestal ook aangegeven in welke gevallen zij niet mogen worden uitgevoerd. In bijlage VII, bis en ter, staat uitdrukkelijk dat die goederen nu onder vergunning worden geplaatst. Het gaat dan over grafiet en andere. Wat die goederen betreft, is uitdrukkelijk bepaald dat zij niet mogen worden gebruikt voor wapengerelateerde export, voor rakettechnologie en dat zij niet naar de Revolutionaire Garde mogen worden uitgevoerd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.