Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben blij dat ik u een keer niet ondervraag in de commissie Wonen maar in deze commissie van burgemeesters – zou ik durven zeggen –, over de aanpak van e-inclusie. De armoedeproblematiek ligt me na aan het hart. Verschillende factoren bepalen iemands digitale kennis. Dat varieert van sociale context, het gebruik op het werk, de interesse, de mogelijkheid enzovoort.
Hoewel bij mensen in armoede, werklozen en oudere mensen de digitale kloof groter is dan bij de gemiddelde Vlaamse bevolking, zijn er buiten deze doelgroepen nog heel wat mensen die ver achter zitten op de digitalisering van het dagelijkse leven. Hoewel de verschillende overheden toch al wat inspanningen hebben geleverd, zien we dat naast de eerste digitale kloof, die voor een deel is weggewerkt bij bijvoorbeeld senioren met het hebben van een pc en internet, er zich een tweede digitale kloof heeft ontwikkeld. Men spreekt vaak van offlinejongeren. Zo is er een kloof tussen de kennis die jongeren hebben over het internet versus wat werkgevers van hen verwachten als ze de stap naar de arbeidsmarkt zetten. Ook binnen de zorgverstrekking moeten mensen niet alleen een opleiding in de zorg hebben, maar eveneens een digitale opleiding om het e-verhaal mee te kunnen volgen.
In het regeerakkoord staat: “Radicaal digitaal […] tegen 2020 kunnen alle administratieve transacties tussen overheid en burgers, lokale besturen en ondernemingen langs digitale weg.” Er wordt dus sterk ingezet op e-inclusie, maar 2020 is niet meer zo ver weg. Indien men in 2020 effectief de digitale overschakeling wil maken, zal het wegwerken van de twee digitale kloven die ik daarnet heb opgesomd, een enorme inspanning vragen maar ook een uitdaging zijn. Indien de nodige aandacht en middelen hier niet voorhanden zijn, bestaat de kans dat de digitale kloof nog vergroot. We moeten daarvoor op onze hoede zijn.
Er wordt gesteld dat gebruikersonderzoek zal moeten leiden tot vereenvoudiging, zeker voor diegenen die minder gemakkelijk digitaal in interactie treden met de overheid. Mediawijs.be en iMinds formuleerden een aantal belangrijke aanbevelingen voor de beleidsdomeinen Bestuurszaken en Armoedebestrijding. Ik haal er enkele aan: de ondersteuning van lokale actoren voor zowel het bereik van de kwetsbare doelgroepen, als de ondersteuning in het onderling delen van kennis; het opstellen en opvolgen van kwaliteitscriteria voor openbare computerruimtes, vorming van begeleiders en aankoop van innovatieve infrastructuur in samenwerking met de lokale partners; inzet op begeleiding van kwetsbare doelgroepen tijdens het ontwikkelen van een e-government, door middel van toegankelijk aanbod en duidelijk taalgebruik; het samenwerken met de industrie om de consument te beschermen in het kader van e-commerce door bijvoorbeeld kwaliteitslabels toe te kennen; afstemming met het federale beleid rond het nationaal actieplan voor e-inclusie tegen 2020 om zowel de middelen als de kennis rond e-inclusie efficiënt te benutten.
Minister, hebt u kennis genomen van dit rapport? Hoe vertalen deze aanbevelingen zich in uw beleid? Welke andere maatregelen zult u nemen om tegen 2020 de digitale kloof weg te werken zodat de verdere digitalisering zeker geen element van uitsluiting wordt voor mensen die digitaal minder of niet actief kunnen zijn? Hoe verloopt de samenwerking met uw collega-ministers rond dit thema? Welke betrokkenheid heeft de Vlaamse overheid in het nationaal actieplan voor e-inclusie tegen 2020? Hoever staat het met de realisatie van de Vlaamse strategische doelstellingen die zijn opgenomen in dit nationale actieplan?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Franssen, ik weet niet wanneer u deze vraag hebt ingediend, maar dit thema is vorige week donderdag redelijk uitvoerig aan bod gekomen. U hebt me zelf vragen gesteld over Wie Online enzovoort. Het verslag is er nog niet, maar ik heb mijn kabinet de beeldfragmenten laten bekijken. Als u het mij toestaat, ga ik enkel antwoorden op die dingen die vorige week nog niet aan bod zijn gekomen. Het wordt voor iedereen een beetje vervelend als het telkens wordt herhaald. U was zelf in de commissie aanwezig.
U weet dat er in het rapport heel veel aanbevelingen staan die raakvlakken hebben met heel veel van mijn bevoegdheden. U stelt deze vraag in de commissie Bestuurszaken, waar ze volgens mij ook wel een plaats heeft, maar ze heeft natuurlijk ook te maken met het debat dat we vorige week in de Commissie voor Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebeleid hebben gehad. Vanuit mijn bevoegdheid Bestuurszaken stel ik het programma Vlaanderen Radicaal Digitaal en digitale overheid voorop. Ik ben er me ook absoluut van bewust – en dat is een terechte bezorgdheid van u en uw collega’s – dat je digitaal moet gaan, voor zover het kan en ook zover mogelijk moet gaan, maar dat je er rekening mee moet houden dat er altijd een segment in de samenleving zal zijn dat nooit mee zal kunnen. Of het nu gaat over mensen met een beperking, of over mensen die jammer genoeg in armoede moeten leven, of over mensen die op een zekere leeftijd zijn en die gewoon niet meer meekunnen, toch moeten we de Vlaamse overheidsinformatie zoveel mogelijk ter beschikking stellen en mogen we dat kleine segment van de Vlaamse overheid niet uit het oog verliezen.
We hebben vorige week ook redelijk uitgebreid stilgestaan bij het feit dat er een werkgroep is opgestart om de toegankelijkheid van de online-applicaties en de websteks voor mensen met een functiebeperking te verbeteren. Ik heb het dan, voor alle duidelijkheid, over de Vlaamse websteks. We zijn er ons van bewust – en u hebt die vraag toen ook gesteld – dat niet alle websteks gebruiksvriendelijk zijn, zeker niet voor mensen met een beperking, maar we werken eraan.
In de inleiding heb ik u al gezegd dat ik de digitale kloof wil wegwerken. Net zoals ik zeg dat niet iedereen op de digitale snelweg zal meekunnen, denk ik dat het jammer genoeg ook niet mogelijk zal zijn om die digitale kloof voor iedereen weg te werken.
Welke initiatieven lopen er? Vanuit mijn bevoegdheid Bestuurszaken wordt er via de Vlaamse Infolijn telefonisch en online hulp geboden. Ook persoonlijk, face to face, wordt er ondersteuning geboden. Wanneer bijvoorbeeld fiscale aangiftes in het Boudewijngebouw worden ingevuld, gebeurt dat nog altijd in heel persoonlijk contact met de betrokkenen. Ook in de toekomst zal dat altijd nodig blijven voor een bepaald deel van de bevolking.
De noden van een gebruiker worden ook in kaart gebracht bij de ontwikkeling van nieuwe dienstverlening of in vereenvoudigingstrajecten. We moeten ook komen tot een betere interbestuurlijke gegevensdeling en ketenintegratie zodat de burgers geen gegevens moeten doorgeven waarover de overheid al beschikt. Ik denk jammer genoeg dat iedereen kan getuigen – door het zelf te hebben meegemaakt of het te hebben gehoord van anderen – dat ze hun gegevens al meermaals hebben doorgegeven aan de Vlaamse overheid. We proberen vanuit Bestuurszaken anno 2016 – beter laat dan nooit – in te grijpen, zodat dat kan worden vermeden.
Ook moeten we werken aan herkenbare, duidelijke en veilige websteks en -applicaties om te interageren met de overheid. Ook dat is recent aan bod gekomen. De huisstijl van al onze websteks, verspreid over alle entiteiten die tot de Vlaamse overheid behoren, is niet zo eenvormig. Het is voor de burger niet altijd herkenbaar of het nu al dan niet websteks van de Vlaamse overheid zijn. Vanuit mijn bevoegdheid Bestuurszaken zullen we daarop blijven inzetten.
U bent een zeer trouwe bezoeker van de commissie wat de bevoegdheden Armoedebestrijding en Gelijke Kansen betreft. Ik denk dat die projecten u misschien meer vertrouwd zijn dan de projecten vanuit de bevoegdheid Bestuurszaken. U kent het Vlaams Actieplan Gelijke Kansen. Ook daar is de doelstelling opgenomen om de verschillende initiatieven rond e-inclusie binnen Vlaanderen in kaart te brengen en op elkaar af te stemmen. Je kunt veel in kaart brengen, maar je moet het natuurlijk ook op elkaar afstemmen. Ook een meer gecoördineerde aanpak in de praktijk is onontbeerlijk.
We hebben het vorige week gehad over het project Wie Online. Wie Online organiseert in samenwerking met verenigingen tegen armoede openbare computerruimtes. Op basis van de resultaten van de evaluatie zal er worden bekeken op welke basis dit initiatief eventueel verder kan worden uitgerold in heel Vlaanderen. Ik dacht dat het over 25 locaties gaat. Moeten we dat uitrollen als de evaluatie positief is? Ja, ik denk het wel. We moeten er echter voor zorgen dat er niet alleen op die locaties computers zijn die beschikbaar zijn voor de bevolking, maar dat ook de lokale besturen daarin worden betrokken. Ook gemeentelijke bibliotheken, jeugdcentra, muziekacademies enzovoort moeten daarin worden betrokken, wat nu eigenlijk al vaak gebeurt.
Mevrouw Franssen, u vraagt ten slotte naar de betrokkenheid van de Vlaamse overheid in het nationaal actieplan voor e-inclusie tegen 2020. Ik heb mijn licht opgestoken bij de federale overheid. Dit actieplan werd opgesteld tijdens de vorige legislatuur door de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (POD MI). Het is echter nooit politiek bekrachtigd en dus ook nooit vertaald in een reëel plan. Wat mij betreft, bestaat dit plan dus niet en wordt er ook geen betrokkenheid van mij verwacht. Dat neemt niet weg, mevrouw Franssen, dat er op het federale niveau, in de Kamer, op kan worden aangedrongen om dit plan te vertalen in een reëel politiek plan. Dat is echter nooit gebeurd.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik schrik van uw antwoord. U weet dat ik een nogal constructief parlementslid ben, ook in uw commissie. De vragen die ik vorige week heb gesteld over de beleidsnota Armoedebestrijding, gingen over één project. De vraag om uitleg die ik u hier stel, gaat niet over de eerste digitale kloof, namelijk over wie er een pc en internet heeft. Het gaat over die tweede digitale kloof, de ICT-kennis. U schrijft in uw regeerakkoord dat u radicaal digitaal gaat. Mijn bekommernis is dan hoe we er over alle beleidsdomeinen heen – e-health, e-governance, e-banking, e-learning, e-commerce – voor kunnen zorgen dat de digitale kloof niet nog groter wordt, zeker wat die tweede digitale kloof betreft.
Ik denk onder meer aan de kennis hoe men een formulier moet invullen of deze van jongeren die geen toegang hebben tot het internet en ook niet weten hoe ze ermee moeten omgaan, kortom van jongeren die niet in staat zijn om met de digitale wereld om te gaan. Hoe kunnen ze hun huiswerk maken als ze geen pc of geen internetkennis hebben?
Het probleem is dus veel ruimer dan wat de actiefiches van het Vlaams actieplan of een project vanuit uw beleidsbevoegdheid Armoedebestrijding omvatten. Mijn vraag was dan ook heel specifiek. Hoe zult u dit aanpakken in samenwerking met de lokale besturen?
Uw vraag deed me enigszins schrikken, ook wat gelijke kansen betreft. Ik heb die vraag over onlineapplicaties voor personen met een beperking niet gesteld, maar collega Brusseel. Toen kwamen zeer specifieke, projectmatige vragen aan bod, maar het ruimere verhaal van e-inclusie kwam vorige week niet aan de orde.
Mijn vraag luidt als volgt. Hoe kunnen we vermijden dat de digitale kloof groter wordt, zodat we niet naar een Vlaanderen evolueren van radicaal digitaal met twee snelheden?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Franssen, ik beaam dat u een heel constructief parlementslid bent. Ik verontschuldig me dat ik uw vraag heb verward met deze van mevrouw Brusseel. Ik heb ook gezegd dat heel wat andere projecten op stapel staan, onder meer vanuit de domeinen Bestuurszaken en Gelijke Kansen. Ik meen dan ook heel concreet te hebben geantwoord. Als u zich gebruuskeerd voelt, dan lag dat toch helemaal niet in mijn bedoeling.
Ik heb mijn kabinetsmedewerkers de beeldfragmenten van vorige week laten nakijken. Ik beweer niet dat u al die vragen hebt gesteld, maar dit heeft heel grote raakvlakken met de bevoegdheid Gelijke Kansen. U sprak in het kader van Armoede, maar ook inzake Gelijke Kansen werden heel wat vragen gesteld, jammer genoeg allemaal dezelfde dag. Vergeef me dus dat ik me niet precies herinner welk parlementslid welke vraag heeft gesteld, maar heel wat van deze vragen zijn vorige week aan bod gekomen bij de bespreking van de beleidsbrief. Ik meen daarenboven toch redelijk uitvoerig te hebben geantwoord op uw vragen en enkele heel concrete projecten te hebben opgesomd vanuit andere bevoegdheidsdomeinen, zoals Bestuurszaken.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.