Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, we hebben het hier vroeger al over gehad, en ik meen dat collega Segers daar straks zeker een aanvulling bij zal doen. Ik stel deze vraag eigenlijk om het u wat gemakkelijker te maken. Het is voor u immers ook moeilijk om te zien waar in dat Halle-Vilvoorde de grootste moeilijkheden liggen, waar we een bijkomende centrumstad moeten aanduiden. Is het niet beter dat als regio te benaderen?
Vanwaar komt die vraag? In die regio kennen we echt een tsunami aan internationalisering, zodat de lokale besturen en ook de bevolking ons vragen om daar een dagelijks degelijk antwoord op te geven. Bovendien staan we als regio op een aantal domeinen enigszins achter, zeker als het gaat over jeugdbijstand, ouderenzorg en woongelegenheid. De bevolkingsaantallen stijgen. Volgens prognoses zullen we daar tegen 2030 nog 60.000 mensen bij moeten integreren, met de geweldige verhuisbewegingen waaraan we onderhevig zijn.
Er is ook het feit dat de huisvestingsvraag zo groot is en dat ook de grond- en woningprijzen enorm stijgen, net als het feit dat heel wat anderstaligen in het onderwijs moeten worden opgevangen. Ook de armoedecijfers liegen er niet om. Daarom vraagt het Toekomstforum van de lokale bestuurders dat men er alstublieft toch eens over zou nadenken om die regio op dat vlak anders te benaderen dan de andere. Minister, is er een traject naar een andere financiële ondersteuning van lokale besturen, met een herverdeling van die financiële stroom waarbij zo’n regio dan aan bod zou kunnen komen? Zijn er ook andere vragende partijen wier vraag even terecht is, waar men dezelfde maatschappelijke verschuiving ziet, zodat er regionaal ook dezelfde vraag komt?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, ik wil om te beginnen uitdrukkelijk en oprecht mijn appreciatie uitdrukken ten overstaan van dat Toekomstforum waarnaar u hebt verwezen. Als ik me niet vergis, is dat begin 2015 opgericht door de 35 gemeenten van het arrondissement Halle-Vilvoorde. Wat ik zeer waardeer, wat geen afbreuk doet aan de andere belangrijke zaken die ze doen, is hun zeer sterk regionale en gemeentegrensoverschrijdende aanpak om gezamenlijke maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Dan komen we enigszins terug bij de eerste vraag: het is wel belangrijk dat kleinere gemeenten ook gewoon gemeenschappelijk bepaalde uitdagingen kunnen aanpakken. Dat apprecieer ik ten zeerste.
Wat de vraag over de erkenning van Halle en Vilvoorde als centrumstad en de regio als centrumregio betreft, kan ik eigenlijk verwijzen naar alles wat ik tijdens de jongste plenaire vergadering of de plenaire vergadering ervoor heb gezegd, en ook al in commissies tijdens besprekingen van beleidsbrieven en dergelijke meer. Mijnheer Doomst, ik hoop dat u het met me eens bent dat de meeste uitdagingen die het arrondissement Halle-Vilvoorde ondervindt, veeleer specifieke problematieken zijn veroorzaakt door de nabijheid van Brussel. We zijn het daarover eens. Ik zeg dat eerst omdat het heel belangrijk is om dit debat niet te verwarren met het debat over wat een centrumstad is. Bij de dertien centrumsteden die we nu kennen, gaat het veeleer om de impact en de aantrekkingskracht die de stad in kwestie uitoefent op haar omgeving. In het arrondissement Halle-Vilvoorde is het net omgekeerd. Voor alle duidelijkheid, ik zeg niet dat er geen steden en gemeenten zijn in Halle-Vilvoorde die een bepaalde aantrekkingskracht hebben, los van Brussel, maar veeleer gaat het gewoon om de impact van Brussel op de steden en gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Dat is net het omgekeerde van de definitie van een centrumstad. Ik wil hier dus alleen maar zeggen dat het eigenlijk een heel andere problematiek is, en dat het dan ook een heel andere aanpak en een heel ander antwoord moet krijgen.
Ik heb u gezegd en blijf daarbij dat ik absoluut een structurele, en ik benadruk het woordje ‘structurele’, financiële inspanning wil doen voor Vilvoorde. Ik stel me dan echter de volgende vraag. Misschien zal ook de heer Segers dat beamen. Hij knikt al ja, maar hij weet nog niet wat ik zal zeggen. Ik stel me de vraag of, als we het hebben over de impact van Brussel op bepaalde steden en gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde, dat eigenlijk alleen geldt voor Vilvoorde. Dat is de terechte vraag die niet alleen ik, maar ook mensen van mijn kabinet zich hebben gesteld.
U bent een beetje de ervaringsdeskundige. U woont in die regio. Het zou misschien nog toepasbaar kunnen zijn op bepaalde andere gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde. De manifeste invloed van Brussel op bepaalde gemeenten en steden in dat arrondissement beperkt zich dus niet tot Vilvoorde alleen.
Ik blijf dus bij mijn engagement wat Vilvoorde betreft. Zo’n analyse moet je maken op basis van een aantal objectieve criteria. Als je structurele financiële middelen wilt geven, moet je dat doen op basis van objectieve criteria. Tijdens de kerstvakantie zijn we nog op zoek gegaan. We hebben er, denk ik, een aantal gevonden. Ik zal ze op zeer korte termijn aan de Vlaamse Regering voorleggen. We zullen zien wat mijn collega’s in de Vlaamse Regering ervan zeggen. Als u mij nu vraagt of het al zeker is dat meer dan één gemeente of één stad dan alleen maar Vilvoorde in aanmerking komt, kan ik dat nu nog niet zeggen. Maar ik denk wel dat we tot een objectieve redenering moeten komen en dat er meer gemeenten en steden zijn in de regio Halle-Vilvoorde die de manifeste negatieve invloed van Brussel in deze problematiek ondervinden.
Mijnheer Doomst, ik heb daarnet al een klein beetje ingespeeld op uw laatste vraag, of nog andere gemeenten en steden extra hulp zullen krijgen. Ik wil nog enkele andere voorbeelden geven, ofwel binnen het kader van mijn bevoegdheden die ik in deze commissie heb, ofwel binnen het kader van nog andere bevoegdheden. Wij doen bijvoorbeeld veel ad-hocfinanciering van steden en gemeenten los van het Gemeentefonds en de groeivoet. We hebben dat debat al verscheidene keren gevoerd en zullen het hier niet overdoen. Bijvoorbeeld in het kader van de preventie van radicalisering hebben we middelen toegekend aan steden en gemeenten zoals Maaseik, Menen, Zele, Oostende, Mechelen, Vilvoorde, Antwerpen, Gent en Aalst. Ook voor de ondersteuning van de lokale besturen in het kader van de asielcrisis hebben we voor de lokale besturen 20 miljoen euro voorzien in de begroting 2016. Hier wil ik wel benadrukken dat dit er pas zal zijn nadat de mensen erkend zijn als vluchteling. We hebben een projectoproep.
Veel mensen kunnen mij die vraag blijven stellen. U hebt dat ook gedaan, bij een actuele vraag. Ik blijf erbij dat dit maar eerlijk kan verlopen als je die 20 miljoen euro pas verdeelt als je weet waar die asielzoekers, zodra ze erkend zijn, zich in Vlaanderen zullen vestigen. Die middelen moeten gaan naar die steden en gemeenten waar de meeste vluchtelingen zich vestigen.
Ik geloof in de gemeenten en in de lokale besturen, en ik hecht veel belang aan hun autonomie. Ik zal dus niet veel regeltjes van bovenaf opleggen. Als bijvoorbeeld een lokaal bestuur zegt dat het de extra middelen voor de erkende vluchtelingen die zich op dat moment in die stad of gemeenten hebben gevestigd, wil spenderen aan meer ondersteuning van de OCMW’s, dan mag dat van mij. Het geld kan ook worden geïnvesteerd in de CAW’s, die extra woonbegeleiding geven. Als die stad of gemeente zegt dat ze dat geld wil investeren in het kopen en plaatsen van containers als woonentiteiten, dan mag dat van mij. Ik zal niet te veel regeltjes opleggen. Dat zou niet getuigen van veel vertrouwen in de lokale besturen.
Voorzitter, ik zal dus op zeer korte termijn naar de Vlaamse Regering gaan met een voorstel voor een structurele financiële ondersteuning van onder andere Vilvoorde. Maar ik sluit niet uit dat nog een andere stad of gemeente uit hetzelfde arrondissement ook een bijkomende financiering zal krijgen omdat die stad of gemeente ook onder de negatieve invloed van Brussel moet leven.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, dank u voor de empathie. U leeft zich mee in in het klimaat waarin we nu zitten. Ik ben zeker dat de heer Segers zal aanvullen omdat hij mee vertolkt wat daar leeft. Wij zijn natuurlijk geen grote centrumstad, maar als regio trekken wij wel extra aan. Dat is het probleem. Daarom wil ik het op een regionaal niveau bekijken. Anders jaagt diegene met de grootste claxon de meesten het trottoir op. Zo gaat dat. Het zou niet goed zijn dat de grootste claxon het best beluisterd worden. Ook andere claxons hebben hun waarde. Ik vergelijk het met wat we nu hebben. Je hebt ook de kustregio. Maar wij hebben geen zee, en toch verzuipen wij door wat er komt. In die zin denk ik wel dat er iets voor te zeggen valt om toch ook eens te bekijken of er bij ons niet ook een dimensie in zit.
Ook in de commissie Vlaamse Rand hebben we de afspraak gemaakt om de ministers horizontaal aan te spreken op wat ook in de andere domeinen kan om de regio wat meer bij te staan in een aantal domeinen en beleidsaspecten waarin we tekortkomen.
Minister, u geeft een heel concreet antwoord. U zult de denkoefening voortzetten en het breder bekijken dan alleen maar Halle-Vilvoorde.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, het doet mij genoegen dat u zegt dat u samen met de Vlaamse Regering objectieve criteria zoekt, zeker nu het gaat over een heel specifieke regio. Voor alle begrip: we weten dat daar iets moet gebeuren, maar ik zou toch willen vragen dat het ook voor andere regio’s zou gelden. De heer Doomst zei terecht dat er nog andere regio’s zijn, die zich niet in de onmiddellijke nabijheid van een wereldstad als Brussel bevinden, maar die wel nogal dicht tegen grenzen met andere landen liggen, en die het op bepaalde vlakken, bijvoorbeeld veiligheid, bijzonder moeilijk hebben. Ik wil vragen om het zo ruim en globaal mogelijk te bekijken. Het is voor de regio Halle-Vilvoorde nu wel bijzonder lastig. Er moet iets gebeuren. Geen enkel probleem daarmee. Maar er zullen nog andere regio’s aan de deur kloppen, wanneer het gaat over andere problemen, die ook bestaan en waarvoor op termijn ook een oplossing moet worden gevonden.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik kan uw pleidooi alleen maar beamen. Ik heb met toenmalig minister Bourgeois tijdens de vorige legislatuur ook gesproken over de erkenning van deze regio met 600.000 inwoners, minstens als tussenstap naar een ooit definitieve hertekening of herijking van het Gemeente- en Stedenfonds.
Andere regio’s zullen uiteraard hun eigen problemen hebben. Maar als je deze problemen in cijfers omzet en, vooral, als je ze vertaalt in het licht van de historische achterstand van deze regio, dan blijkt dat hier toch iets zal moeten gebeuren.
Iedereen komt toe wat hem toekomt. Als een stad in het arrondissement Halle-Vilvoorde wel aan de criteria beantwoordt om erkend te worden, zullen wij dat met veel plezier ondersteunen. Maar als je een aantal zaken in de hedendaagse actualiteit ziet, qua bijdragen in vergelijking met bepaalde steden, in dit geval Vilvoorde, heeft dat al automatisch een bijkomend negatief effect op die andere gemeenten daarrond. Dat lost het probleem van de regio als dusdanig niet op. Dan is het misschien goed dat er, wat betreft het Gemeentefonds en het Stedenfonds, om budgettaire redenen niet onmiddellijk knopen kunnen worden doorgehakt. We moeten eerder eens in die richting kijken. Er moet een volwaardig systeem van criteria aan bod komen, waarbij iedereen kan worden geholpen daar waar de behoeften het hoogst zijn. Dat verdient zeker alle aandacht, in eerste instantie als overstap naar een latere en definitieve regeling. In die context kijk ik zeker uit naar het voorstel dat u binnenkort, zoals u zei, aan de Vlaamse Regering zult voorleggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.