Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, 1 januari 2016 is eigenlijk nog maar net voorbij en ik kijk al – niet té reikhalzend – uit naar 1 januari 2017. Dat is namelijk het moment waarop we een nieuwe stap zullen zetten in de interne staatshervorming, namelijk het uitkantelen/inkantelen van de provinciale persoonsgebonden bevoegdheden, zoals dat heet in het ‘Wetstraatees’.
Het voorbije jaar hebben we het er al een paar keer over gehad, en u hebt ook al in grote lijnen aangegeven hoe u naar deze problematiek kijkt. Op het einde van vorig jaar hebt u aangegeven dat u een aantal pistes voorbereidt en gesprekken voert, zowel met de provincies om een zicht te krijgen op de taken, als met eventueel ontvangende lokale besturen of andere instellingen.
Alles stond echter on hold en was afhankelijk van het advies van de Raad van State dat er eind vorig jaar zou komen en er toen ook was.
Het advies van de Raad van State was eigenlijk dat er met heel de operatie in voorbereiding, mits een aantal opmerkingen, bedenkingen en vragen, wel mag worden verdergegaan. We staan op dit moment dus op minder dan een jaar van de eigenlijke overdracht.
Ik weet dat ik op zich heel vroeg op het jaar ben met deze vraag. Anderzijds – en dat weet u ook – is de onduidelijkheid of ongerustheid daarover heel groot. Ik wil u een uitgestoken hand bieden. We moeten samen nagaan hoe we daarmee op een goede manier kunnen omgaan en met welk traject. Er is onzekerheid bij heel veel betrokkenen, zowel ambtenaren bij de provincies als betrokken instellingen, verenigingen en organisaties die op de een of andere manier worden ondersteund, via het provinciaal beleid of via een van de 88 provinciale reglementen.
Die vragen zijn heel groot. We staan er nu voor. Hoe pakken we het aan? Wat is het traject dat voor ons ligt?
Minister, ik wil u een aantal vragen stellen. Ze zijn nogal concreet, maar het lijkt mij nuttig om langzaamaan in de diepte en naar die concreetheid te gaan.
Minister, in juli was er al een lijst met een voorstel van over te dragen instellingen. Welke probleemdossiers zijn er op dit moment nog, na de verdere gesprekken die u hebt gevoerd? Wanneer kan er een indicatieve lijst worden bekrachtigd? Mogen we veel wijzigingen verwachten ten opzichte van de lijst die circuleerde na juli van vorig jaar?
Verder is er ook het algemene provinciale beleid, bijvoorbeeld de ondersteuning van het vrijwilligersbeleid of het erfgoedbeleid. Hoe gaan we daar verder mee om? Welke concrete stappen ziet u tussen hier en 1 januari 2017?
Wat is de concrete timing rond de thematische cluster die u hebt voorgesteld voor de 88 provinciale reglementen? Het is de tijd van de nieuwjaarsrecepties. U komt dus veel mensen tegen. U zult ongetwijfeld bijna elke dag de vraag krijgen van verenigingen en organisaties hoe het zit met – kleine of grote – subsidies voor volgend jaar. Ik herhaal dan altijd wat u hebt gezegd: “Ik wil zorgen voor een warme overdracht. Organisaties en verenigingen die vorig jaar iets kregen, zullen dat ook in 2017 krijgen.” Ik reken daarop en zij met mij en ik denk ook met u. Maar dan zullen we een aantal – waarschijnlijk ook decretale – initiatieven moeten nemen om dat mogelijk te maken vanaf 1 januari.
Ook wat het provinciale personeel, de personeelsformaties in de verschillende provincies betreft, is er overdracht, niet alleen van de middelen, maar ook van het personeel. Minister, welk ijkpunt zult u daarbij nemen? We weten dat er op heel wat diensten de afgelopen maanden of het afgelopen anderhalf jaar wel wat mensen zijn vertrokken die het zekere voor het onzekere hebben gekozen. Maar om dat beleid te kunnen voortzetten, hebben we die mensen ook wel nodig. Minister, hoe kijkt u naar de personeelsformatie? Wat wordt daarin het ijkpunt?
U hebt ook al aangegeven te willen werken naar een decreet voor het regionaal cultuurbeleid omdat u denkt daarin een aantal opportuniteiten te kunnen vinden om een aantal van die provinciale bevoegdheden en provinciaal beleid daarin onder te brengen. Kunt u daarover ondertussen iets meer vertellen? Wat is uw manier van aanpak om daartoe te kunnen komen?
Eigenlijk geldt hetzelfde voor het decreet Lokaal Cultuurbeleid. Ook daaraan zullen er waarschijnlijk een aantal aanpassingen moeten gebeuren, aangezien daarin een aantal bepalingen staan met betrekking tot de provinciale taken. Ik denk onder andere aan het streekgericht bibliotheekbeleid. Hoe zullen we daarmee de komende tijd omgaan?
Minister Gatz heeft het woord.
Uw vraag komt helemaal niet te vroeg, in de zin dat ze pertinent is wegens de ongerustheid die, zoals u zelf aangeeft, nog altijd wijdverbreid is op het terrein.
In de maanden oktober, november en december hebben we alle betrokken lokale besturen ontmoet. Die gesprekken waren zeer constructief. In een volgende fase organiseren we trilaterale gesprekken met de gedeputeerden van de provincies – de provincie komt dus weer aan tafel –, vertegenwoordigers van de lokale besturen – die al aan tafel zaten – en vertegenwoordigers van mijn kabinet en de administratie.
Welke probleemdossiers zijn nog niet uitgeklaard? Dat is het enige waarbij ik eigenlijk geen detail wil geven over het resultaat van alle besprekingen. De reden daarvoor is dat ik in eerste instantie hierover overleg wil plegen met mijn collega’s in de Vlaamse Regering.
Tot op vandaag zijn er nog een aantal lokale besturen van wie we geen uitsluitsel hebben ontvangen of er al dan niet bereidheid bestaat om een instelling op hun grondgebied over te nemen. Die besturen zouden het dossier bestuderen en bespreken op het college van burgemeester en schepenen. Ik begrijp dat ook. In de komende weken zullen we hierover een definitieve beslissing nemen.
Wanneer zal de indicatieve lijst worden bekrachtigd? De lijst met toewijzing zal worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering bij de definitieve goedkeuring van het dossier. Dat loopt dus parallel met het ontwerp van decreet waarnaar u hebt verwezen. Ik wil me niet vastpinnen op een specifieke timing, aangezien de lead voor dit dossier bij minister Homans ligt. De Vlaamse Regering is zich er wel degelijk van bewust dat we nu in een – als ik het zo mag zeggen – stroomversnelling komen en dat het dus geen kwestie van maanden moet zijn, maar dat het korter – veel korter – zal zijn.
Welke wijzigingen verwacht ik nog te moeten aanbrengen aan deze lijst? De tekening is grotendeels gemaakt, er zijn nog een aantal onbeantwoorde vragen, maar de wijzigingen zullen wel minimaal zijn. In grote lijnen zal het ingediende voorstel van 17 juli worden bekrachtigd. Ik heb u toen gezegd dat dat onze inschatting was. Die blijft ook overeind na de vele intensieve contacten met de lokale besturen.
Daarnaast gaat het over de andere provinciale initiatieven. U verwijst terecht naar de 88 provinciale reglementen die bestaan over de vijf provincies heen en die de rechtsbasis vormen voor het beleid en voor het verdelen van subsidies aan grote en kleine initiatieven.
Zoals u weet, heb ik het project in twee stappen opgedeeld. De eerste stap is de overdracht van de instellingen, want die is redelijk af te bakenen. Die oefening wil ik voleinden in het voorjaar van 2016. Dat heb ik daarnet al aangegeven. Daarna begin ik inderdaad aan de grotere oefening: een warme landing – ik neem uw woorden graag over – voor alle andere provinciale taken en bevoegdheden. Die zijn zeer talrijk en ook verschillend per provincie, wat normaal is.
Mijn kabinet en mijn administratie screenen momenteel grondig alle provinciale taken en bevoegdheden van de provincies op basis van de ontvangen inventarisatie van de provincies. Ik heb daar ondertussen een goed zicht op. Daarnaast krijg ik ook veel nuttige informatie vanuit de sector zelf. Dat wordt momenteel allemaal verzameld door mijn administratie.
2017 zal in elk geval een overgangsjaar worden van warme overdracht, waarin ik in eerste instantie het provinciale beleid zonder meer wil continueren. In mensentaal: alle initiatieven die subsidies ontvingen van de provincies, zullen die in 2017 ook nog ontvangen. De enige moeilijkheidsgraad is dat we ons richten op 2014 en dat er in 2015 soms een aantal sprongen zijn gebeurd. We willen garanderen dat er een volledige continuïteit is. We hebben even gedacht aan de terminologie ‘we steken het in de diepvries’, maar dat klinkt te negatief. Ik hou dan inderdaad eerder van de warme overdracht. Maar we spreken volledig over hetzelfde.
Daarnaast zal ik de aangegane engagementen van de provincies verder honoreren, ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de herdenking 1914-1918, die om evidente redenen doorloopt tot in 2018. Die zullen we zonder meer voortzetten.
Verder wil ik de provinciale taken en bevoegdheden coördineren. Dat zie ik enerzijds door verankering in bestaande sectorale decreten. We denken dan in eerste instantie aan Erfgoed en aan het Kunstendecreet. Zo zullen bijvoorbeeld de regionaal ingedeelde musea en archieven worden opgenomen in het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet. De timing van het nieuwe decreet en het project afslanking provincies lopen hierin wonderwel parallel, wat een goede zaak is.
Anderzijds zal ik een nieuw regionaal decreet schrijven om een wettelijk kader te creëren voor de overige provinciale taken en bevoegdheden die Vlaanderen zal overnemen. In het voorjaar van 2016 zal ik het initiatief nemen om in overleg met de betrokken sectoren het nieuwe decreet te initiëren.
Daarmee is ook uw derde vraag over de concrete timing in behoorlijke mate beantwoord.
U ging ook in op de inventaris van het provinciale personeel. We hebben van de meeste provincies de personeelsinformatie ontvangen. Het ging om een stand van zaken op 1 september 2015. We stellen vast dat het budget voor die personeelsleden sterk verschilt van de budgetten die werden opgenomen in de provinciale jaarrekeningen 2014. In overleg met de provincies zal ik dit verder uitklaren. Het zit ook wel in de normale opeenvolging. Instellingen, initiatieven en personeel: alles hangt natuurlijk samen. De personeelsproblematiek zal nog een bijzondere uitdaging worden.
Wat zullen de krachtlijnen zijn van het voorontwerp van decreet over het regionaal cultuurbeleid en wanneer zullen die beschikbaar zijn? We zijn nog niet toe aan de details, het gaat voorlopig over heel ruwe penseelstreken. Op basis van de beschikbare gegevens uit de provinciale inventarisaties denken we voorlopig aan de volgende krachtlijnen voor het regionale decreet. Ten eerste denken we – uiteraard – aan het streekgericht bibliotheekbeleid. Het digitale en technische luik zou ik overdragen aan Bibnet. Daarnaast wordt de coaching wel door Vlaanderen overgenomen. Ten tweede gaat het over het implementeren van een regiogericht cultuurbeleid, zoals project- of meerjarige subsidies voor bovenlokale initiatieven. Ten derde denken we aan het verder ondersteunen van amateurkunsten zoals de koren en fanfares. Ten vierde betreft het ten slotte de verankering van specifieke regionale initiatieven.
Het is nog algemeen. Voorts wil ik er nog iets aan toevoegen: de verankering van de bestaande provinciale initiatieven rond kunst en erfgoed in onze bestaande decreten.
Een aantal zaken uit het decreet Lokaal Cultuurbeleid zullen in het kader van het nieuw regionaal decreet worden aangepakt. Daarnaast is er een decretale basis vereist voor de fusie van Bibnet en Locus. We overwegen om dit onderwerp in te brengen in het volgende verzameldecreet Cultuur.
Soms lijkt het alsof de zaken niet vooruitgaan, maar ze gaan wel degelijk vooruit. Ik heb toch al een aantal bijkomende dingen kunnen zeggen ten opzichte van twee of drie maanden geleden. Dat hoort ook zo. Het is ook wel zo dat we met dat ritme vooruitgaan. Ik wil het lokale werkveld ook de boodschap brengen – en ik zal blij zijn indien u die samen met mij wilt brengen – dat de subsidies die zij nu ontvangen, zullen worden overgenomen. Ik heb nu 2017 als overgangsjaar gebruikt. Wordt die overgang langer, dan zullen wij die periode wat langer maken. Op zich denk ik dat we er nu van moeten uitgaan dat de overgang één jaar zal duren en dat er na dat jaar een nieuw beleid zal zijn. Dat nieuwe beleid zal in hoofdzaak op continuïteit gestoeld zijn. In het kader van in te dienen nieuwe juridische instrumenten, zoals dat regionaal decreet, zullen we zeker verder overleg kunnen voeren.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was een hele boterham, maar dat kwam natuurlijk ook doordat ik veel vragen had gesteld.
U gaf aan dat u de afgelopen maanden met alle betrokken lokale besturen hebt gesproken. Wanneer ik dus vragen krijg van lokale bestuurders die zeggen van niets te weten, mag ik dus zeggen dat ze zich moeten wenden tot hun burgemeester?
Het gaat over de gemeenten op wier grondgebied er een instelling is. Zij hebben die delegatie zelf vastgelegd.
Ik zou zeggen: het is een vraag om in de gemeenteraad te stellen.
Over het algemeen waren die delegaties vrij divers en was het bijvoorbeeld niet alleen de burgemeester of schepenen, maar was het steeds een representatieve delegatie, ook aangevuld met administratie.
Ik denk dat de heer Caron een juiste suggestie deed voor een oplossing als er daarover lokaal een bepaalde onduidelijkheid zou bestaan.
Minister, ik begrijp dat u daar nog niet in detail op kunt ingaan. Vragen staat vrij en vragen zijn helaas het enige instrument waar wij als parlementsleden over beschikken. Ik maak daar dan ook met veel plezier gebruik van.
Minister, u hebt de pech dat Pasen dit jaar heel vroeg valt. Ik veronderstel dat u voordien uw ei zult leggen. Dat hebben we ook in een ander dossier al gehoord.
Verder moeten we stap voor stap nagaan hoe een aantal zaken kunnen worden voortgezet.
Het ijkpunt is voor alles 2014, voor de personeelsformatie is dat echter 2015. Ik begrijp dat u voor een groot deel afhankelijk bent van de informatie van de provincies. Maar voor de continuïteit lijkt het me belangrijk dat 2014 ook het ijkpunt is voor de personeelsformatie. Zo kunnen we vermijden dat er hiaten vallen.
U wilt erfgoed laten samensporen met het nieuwe Erfgoeddecreet. Dat is logisch maar het betekent ook dat we af en toe een versnelling hoger zullen moeten schakelen. Met die oefening zijn we bezig.
Wanneer het gaat over kunst is me nog niet duidelijk hoe we daarmee omgaan. We mogen immers niet zomaar middelen uitdelen. Nominatieve toelages zijn niet erg structureel en ook sleutelen aan een decreet heeft zijn beperkingen. Het is me niet helemaal duidelijk hoe u dat zult aanpakken. U hebt een aantal heel rudimentaire krachtlijnen van uw regionaal cultuurbeleid aangegeven. Daar kunnen we de komende periode zelf over nadenken.
De heer Meremans heeft het woord.
De bezorgdheden zijn bij iedereen dezelfde. Minister, u hebt 2014 als ijkpunt genomen. Mijn vertrouwen in de provincies is niet oneindig groot. Ook in 2014 zijn er al verschuivingen gebeurd. Het kan niet de bedoeling zijn een ‘accident de parcours’ te hebben.
Wat het personeel betreft, kiezen sommige mensen voor zekerheid. Het is echter belangrijk de bestaande expertise en knowhow te behouden. Ik heb soms de indruk dat die overstappen zijn gebeurd op basis van bepaalde gevoelens die al dan niet werden versterkt door bepaalde uitlatingen van mensen in provinciale kringen.
U hebt het over een bevriezing tot 2017. Iedereen krijgt zijn geld zoals voorzien. U hebt het ook over een nieuw decreet voor regionaal beleid. We moeten het daar in deze commissie nog eens over hebben. Wij hebben daar bepaalde ideeën over, maar we moeten de tijd nemen om die grondig te bespreken. Wanneer het over kunst gaat, moet Vlaanderen zich bezighouden met wat relevant is. Wat de andere zaken betreft, moeten we bekijken hoe we die zullen ordenen en waar die zullen terechtkomen. De commissie kan daar in samenspraak met de sector een oplossing voor zoeken.
Het gaat in elk geval vooruit, niet verbazend goed zoals Raymond van het Groenewoud zingt, maar het gaat wel degelijk vooruit. Wij hopen de komende weken zacht te kunnen landen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik heb zelf ook al meermaals vragen over dit onderwerp gesteld. Minister, ik heb begrepen dat u een ei gaat leggen vlak voor de paasvakantie. U zegt dat de subsidies in 2017 nog zullen lopen zoals vandaag, en dat is heel geruststellend. Op één vraag hebt u uw joker ingezet. Zo kunt u over de probleemdossiers nu geen uitspraak doen. Maar over hoeveel dossiers gaat het dan? En wat zijn de knelpunten? Hebt u goede hoop dat u daar zult uit geraken? Daar blijven de mensen uit de sector wel ongerust over. Het is voor de betrokken instellingen niet aangenaam en zenuwslopend wanneer zij nog altijd niet weten of wanneer ze te horen krijgt dat de lokale overheid hen niet moet hebben. Kunt u daar iets meer informatie over geven? Ik begrijp dat u geen namen wilt noemen maar u kunt misschien wel een aantal algemene knelpunten aangeven.
De overname van het personeel van de provincies is een delicate zaak. Vraag is echter of u dat personeel zult overnemen of de kost van het personeel. Als alle culturele bevoegdheden van de provincies naar Vlaanderen of naar de gemeenten komen, dan is dat inclusief de administraties van de provincies die het cultuurbeleid opvolgen. Worden de mensen overgenomen of wordt de loonkost van de mensen overgenomen?
Minister, ik zou graag hebben dat het regionaal cultuurbeleid niet wordt beperkt tot wat van de provincies komt neerdwarrelen. Bij die gelegenheid moet ook worden nagedacht over de bredere potenties en functies die zo’n regionaal cultuurbeleid in zich kan dragen. En er zijn er heel veel. Ook in andere decreten zijn een aantal elementen aanwezig die kunnen worden verschoven, bijvoorbeeld de samenwerkingsverbanden over cultuurcommunicatie in het decreet Lokaal Cultuurbeleid of het erfgoedconvenant uit het culturele erfgoed. Ik zeg niet dat dit allemaal moet, ik nodig alleen uit om daar breed over na te denken. Als we rekening houden met de realiteit, zoals daar zijn bovenlokale cultuurcentra categorie A, dan duikt meteen een ander dilemma op. Organiseren we regionaal op basis van bestuursniveaus of op basis van werkvormen en disciplines? Dat zijn moeilijke vragen. Wanneer er echter een decreet Regionaal Cultuurbeleid komt, dan moet er wel voldoende vlees rond dat been zitten. Het moet een voldoende gewichtig decreet zijn en niet een soort van restdecreet dat een aantal problemen ad hoc en voor korte tijd regelt.
In het cultuurbeleid van morgen neemt het streekgerichte aan belang toe. De schalen van de zaken die ik noem, zijn niet compatibel. Ik erken meteen de organisatorische problemen die daarbij komen kijken, maar het zou wel fijn zijn indien het bovenlokale in dezen een waardering zou krijgen. Minister, er zijn veel elementen die onder uw sturingsbevoegdheid zullen blijven, veel van de genoemde zaken vallen daar ook vandaag onder. Dat is dus een interne reorganisatie.
We willen wel degelijk de personen overnemen en niet de enveloppes. Dat is het uitgangspunt.
Mevrouw Idrissi, het gaat om nog drie of vier instellingen. De discussies daarover hebben te maken met lokale ambities. Zelfs als wij de zekerheid geven dat zij op korte termijn de volledige lusten – middelen, personeel enzovoort – krijgen, dan is de vraag hoe een gemeente of stad dat bekijkt op middellange termijn. Daar zitten nog een aantal spanningsvelden. Ik vrees dat ik daar momenteel niet dieper kan op ingaan.
Wat de decreten betreft die enerzijds het licht zouden zien en anderzijds zouden worden aangepast, zijn de drie situaties verschillend. In het kader van onze conceptnota voor het nieuwe Erfgoeddecreet zullen we deze problematiek gewoon mee opnemen. We zijn daar nu al mee bezig zijn, dat wordt één geheel. Daar lijkt het me redelijk eenvoudig te liggen, toch voor dit punt.
Wat het Kunstendecreet betreft, hebben we al een voorbeeld of een referentie met een eerste overdracht van de middelen voor het provinciaal kunstenbeleid in 2014. Daarbij hebben we er op een ordentelijke manier voor gezorgd dat de instellingen die bovenop hun Vlaamse subsidie een provinciale subsidie kregen, die op een of andere manier behielden. We hebben een voorbeeld van hoe we dat kunnen doen en we kijken in eerste instantie naar die oefening.
Mijnheer Caron, ik zie het nieuwe decreet Regionaal Cultuurbeleid niet als een defensieve vergaarbak om zomaar alles van de provincies over te nemen, maar als een offensief decreet om, volgend op de discussies die hier al zijn gevoerd, de zaken die u hier onder meer hebt genoemd, mee op te nemen. Met andere woorden: ik zie hier meer opportuniteiten dan lasten. Op dat vlak zitten we volledig op dezelfde golflengte. Ik denk ook dat dit hier kamerbreed door de commissie wordt gedeeld.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, wat het Kunstendecreet betreft, volg ik u wanneer u zegt dat we daar al een oefening hebben gedaan. Het gaat dan wel over instellingen die al Vlaamse subsidies kregen en dus in het decreet vervat zijn. Nu gaat het over instellingen die daar nog niet in zitten en dat maakt het wel complexer.
De heer Caron drukte het heel plastisch uit toen hij zei dat het decreet regionaal cultuurbeleid wel wat vlees om het been mag hebben. U hebt een aantal elementen aangegeven met name dat de ondersteuning van de amateurkunsten daaronder kan vallen. Dat is heel belangrijk.
U hebt me erg ongerust gemaakt wanneer het gaat over de personeelsformatie. Ik begrijp dat u zegt dat u mensen overneemt. Op dit moment zijn over de verschillende provincies vijf mensen betrokken bij de opvolging van de wedstrijden, koren, harmonieën enzovoort. Dat waren er voordien tien. We krijgen dan ook het signaal dat hier hiaten dreigen te vallen. We moeten daar zeer voorzichtig mee omgaan, vooral ook in de sector van de amateurkunsten.
Om zeker positief te eindigen: u mag in ieder geval op mij rekenen. Het helpt ook al wel dat deze commissievergadering opgenomen wordt. Overal waar we dat kunnen, zullen we dus zeggen dat iedereen op beide oren mag slapen, alleszins al voor 2017, maar wat mij betreft ook daarna. Die zekerheid hebt u vandaag nog eens opnieuw gegeven. Ik zal die boodschap in ieder geval uitdragen en ik hoop dat de collega’s dat samen met mij zullen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.