Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het gaat om een steeds weerkerende problematiek. Ik vermoed dat ook bij de collega’s de mailboxen soms blijven vollopen met allerhande voorbeelden van steden en gemeenten die daar behoorlijk wat last mee hebben. In het kader van de invoering van de kilometerheffing voor vrachtwagens zijn er al door verschillende leden van deze commissie heel wat vragen gesteld over de vrijstelling van de kilometerheffing voor landbouwvoertuigen. Minister, daar hebt u steevast op geantwoord dat die voertuigen, als ze een vrijstelling krijgen, uitsluitend gebruikt worden voor landbouw, tuinbouw, visteelt en bosbouwwerkzaamheden. Het feitelijk gebruik – ‘feitelijk gebruik’ is voor mij ook deels het probleem – van het voertuig is doorslaggevend in het al dan niet erkend worden als voertuig dat de vrijstelling kan genieten. U hebt daarover bijvoorbeeld een antwoord geformuleerd op een schriftelijke vraag van collega Vanderjeugd, maar ook collega Ceyssens en vele anderen hebben daar al vragen over gesteld.
Bovenstaande insteek geeft aan dat er ook tractoren gebruikt worden voor andere doeleinden. De discussie tussen de landbouw- en de transportsector over het oneigenlijk gebruik van tractoren bestaat al lang. In 2013 probeerde men op federaal niveau, namelijk de FOD Mobiliteit en de FOD Financiën, een antwoord te bieden door verschillende soorten van nummerplaten toe te kennen in overleg met de verschillende sectoren. Of dat het einde van het dispuut zou inlossen, zou pas blijken als de regels ook op het terrein werden toegepast en gehandhaafd.
Wat ik dagelijks binnenkrijg aan opmerkingen van lokale bestuurders geeft wat mij betreft aan dat het probleem absoluut niet opgelost is. We horen nog steeds gemeenten klagen over het gebruik van tractoren door bouwaannemers voor het vervoeren van tonnen aardafval en aarde. Ik denk dat ik u er niet van moet overtuigen dat deze tractoren echt niet aangepast zijn om in het drukke stads- en schoolverkeer mee te gaan rondrijden. Ze zijn niet uitgerust met dodehoekspiegels en rijden net als andere voertuigen aan de maximale snelheid over de wegen waar zich in de spitsmomenten bijvoorbeeld ook heel wat schoolgaande jeugd bevindt. De aanwezigheid van deze oneigenlijk gebruikte landbouwvoertuigen is echt wel een bedreiging voor de verkeersveiligheid.
Minister, in navolging van andere collega’s, heb ik volgende vragen. U bent uiteraard op de hoogte van de problematiek. Dat was eigenlijk mijn eerste vraag, maar u hebt er al op geantwoord bij eerdere vragen. De volgende vragen zijn essentieel. Bent u bereid te onderzoeken of Vlaanderen het uitgangspunt van het feitelijk gebruik van landbouwvoertuigen ook verder kan doortrekken en dezelfde voorwaarden kan stellen als bij voertuigen voor gelijkaardig gebruik? Hoe verloopt de handhaving van de regelgeving die sinds 2013 werd ingevoerd? Wat zijn de bevindingen daarvan? De bevoegdheid hierover loopt verder dan de grenzen van Vlaanderen. Bent u bereid deze problematiek verder op te nemen met uw federale collega?
Minister Weyts heeft het woord.
Op de eerste vraag is het antwoord ja. Het is trouwens veelvuldig ter sprake gekomen in het overleg met de transportfederaties. U haalt ook de concurrentievervalsing aan.
U verwees naar de regeling van 2013 over de specifieke ‘G-landbouwkentekenplaat’, dat is de gekende rode nummerplaat met witte letters die we vaak bij tractoren zien. We hebben ons daar enigszins op geënt, maar niet volledig. Ik leg uit waarom. Binnen deze regeling heb je drie categorieën. Ten eerste zijn er de voertuigen die uitsluitend worden aangewend voor landbouwgerelateerde activiteiten. Die krijgen vrijstelling van accijnzen op brandstof en zijn vrijgesteld van technische keuring. Ten tweede heb je de voertuigen die een gemengd gebruik hebben, namelijk tractoren die minstens gedeeltelijk landbouwgerelateerde activiteiten uitvoeren. Die kunnen minstens gedeeltelijk genieten van de vrijstelling van accijnzen op brandstof.
Voor de niet-landbouwgerelateerde activiteiten moet men wel accijnzen betalen. Een derde categorie zijn tractoren die helemaal niet voor landbouwgerelateerde activiteiten worden ingezet. Zij worden niet langer ingeschreven onder dat specifieke regime. Op zich verbiedt deze regeling niet dat tractoren voor andere activiteiten worden gebruikt, enkel dat men dan niet onder het specifieke regime voor landbouwvoertuigen valt.
De regelgeving inzake de kilometerheffing steunt in zekere zin op hetzelfde systeem: voertuigen die uitsluitend worden gebruikt voor landbouw-, tuinbouw-, visteelt- of bosbouwwerkzaamheden zijn niet onderworpen aan de kilometerheffing. De handhaving van de regeling die in 2013 werd uitgewerkt, vergt eigenlijk controle op het werkelijke gebruik van het voertuig in kwestie. Men moet bij wijze van spreken iemand op heterdaad betrappen om het oneigenlijk gebruik te kunnen vaststellen. Het spreekt voor zich dat handhaving in de praktijk zeer moeilijk is, en dat is dan vooral zo voor de zogenaamde tussencategorie met een gemengd gebruik. Daarom dat we in de regelgeving rond de kilometerheffing deze tussencategorie niet hebben opgenomen. Er werd een verstrenging doorgevoerd, in die zin dat voertuigen die zelfs al is het maar één keer een andere activiteit uitvoeren, niet onder deze uitzondering vallen. Dat zal een bijkomend ontradend effect creëren voor het gebruik van landbouwvoertuigen voor grondverzet of andere aannemingswerken.
De Vlaamse Regering heeft zich in haar engagementsverklaring over een coherent logistiek beleid geëngageerd om toe te zien op het oneigenlijk gebruik van landbouwvoertuigen, ook bij de eigen aanbestedingen. In het kader van de kilometerheffing moeten alle heffingsplichtige voertuigen die de openbare weg gebruiken, zijn uitgerust met een werkende on-boardunit. Of men nu gebruikmaakt van het tolwegennet of niet, doet niet ter zake. Ook moet een vrijstelling worden aangevraagd bij de controlerende instantie, en in Vlaanderen is dit de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL). De vrijstelling gaat pas in vanaf de datum van toekenning. Voor landbouwvoertuigen is deze vrijstelling enkel mogelijk voor een beperkt en uitsluitend gebruik voor landbouw-, tuinbouw-, visteelt- en bosbouwwerkzaamheden. Dat biedt meer controlemogelijkheden, want de aanwezigheid van een werkende OBU kan ook elektronisch worden vastgesteld. Die vaststelling gebeurt niet enkel via de vaste poorten op de hoofdassen, maar ook via de verplaatsbare semimobiele en mobiele installaties.
Ik dank u voor het antwoord, minister. Ik denk dat we een beetje moeten wachten op wat dit in de praktijk oplevert. Het feit dat de tractoren een OBU aan boord zullen moeten hebben, wijst nogmaals op de noodzaak in te zetten op handhaving. De vraag rijst dan of de Vlaamse Belastingdienst daarvoor voldoende aandacht zal opbrengen. Uit antwoorden op schriftelijke vragen blijkt dat het aantal overtredingen dat VLABEL in het verleden heeft vastgesteld, niet echt hoog ligt. Dat zou kunnen betekenen dat er weinig misbruik is, maar iedereen voelt toch wel aan dat er een probleem met grondverzet en dergelijke is. Zou het niet kunnen dat VLABEL te weinig focust op controle, of over onvoldoende personeel beschikt om dat te doen? Controle moet echt ter plekke gebeuren. Regels uitvaardigen is goed, maar zonder handhaving ontstaan er mogelijks problemen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik heb een bijkomende vraag. Ik denk dat het goed is dat in 2013 het oneigenlijk gebruik is geïsoleerd en in principe vaststelbaar is geworden. Het idee leeft dat landbouwvoertuigen op de weg voor verkeersonveiligheid zorgen. Er worden acties ondernomen. Zo hebben de ledenorganisaties in het najaar de achterban gesensibiliseerd. Er is opgeroepen om voorzichtig te zijn. Zijn er cijfers die aantonen dat tractoren in het verkeer voor onveilige situaties zorgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb die cijfers niet bij de hand. Ik stel voor dat u me de vraag schriftelijk voorlegt. Allicht moet ik die cijfers op het federale niveau opvragen, onder meer bij het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV). Cijfers zitten alleszins niet in mijn paraat geheugen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.