Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het uitbesteden van begeleidingstrajecten van werkzoekenden door de VDAB aan private partners, tendering, krijgt regelmatig kritiek, ook vanuit vakbondskringen. De vakbonden zetelen nochtans zelf in de raad van bestuur van de VDAB en nemen actief deel aan het proces via door hen opgerichte non-profitorganisaties. Uit een studie van de heren Cockx en Baert, twee professoren Economie aan de Universiteit Gent, blijkt voor de periode 2005-2007 dat het beeld een stuk genuanceerder is.
De deelname aan een begeleidingstraject verhoogt in hoge mate de kans om uit de werkloosheid te geraken. Na één jaar was 30,4 procent niet langer werkloos. Zonder begeleiding zou dat aandeel amper 8,8 procent zijn geweest. Weliswaar moet worden opgemerkt dat niet elke werkloze doorstroomt naar een job, maar dankzij de begeleiding vindt een bijkomende groep die goed is voor 11 procent van het totaal, wél een job. Nog een nuancering: werklozen geraken wel sneller aan een job, maar kunnen die ook sneller kwijtspelen. Toch blijft de balans positief, want uiteindelijk blijkt bijna 30 procent meer te hebben gewerkt dan in een situatie waarbij er geen begeleiding zou zijn geweest.
Kijkend naar de begeleidende instanties besluit de studie dat werklozen die worden begeleid door een commercieel bedrijf, het best af waren. Ze vonden gemiddeld anderhalve maand eerder een job dan wanneer ze door de VDAB of een non-profitonderneming werden begeleid. Daarenboven hielden ze hun job gemiddeld anderhalve maand langer, waardoor bijna 4 procent meer wordt gewerkt. Tevens bleken commerciële bedrijven 11 procent goedkoper dan de VDAB. De non-profitbedrijven scoren even goed als de VDAB, maar waren wel iets duurder. Volgens de onderzoekers valt de vergelijking voor hen het minst gunstig uit. De onderzoekers blijven wel voorzichtig om tendering onverkort toe te juichen, want er hangt een prijskaartje aan vast dat de efficiëntiewinst kleiner maakt.
Ik kreeg van u graag een antwoord op volgende vragen. Welke conclusies trekt u uit de bevindingen van beide professoren voor het tenderingbeleid van de VDAB in het algemeen en de uitbesteding naar profit- en non-profitorganisaties in het bijzonder? Is inmiddels nagegaan in hoeverre de periode 2005-2007 – waarop de studie is gebaseerd – representatief is voor de situatie vandaag? Zullen de gunstige resultaten van de studie leiden tot een verhoging van het percentage uitbestedingen en van het budget voor samenwerking met partners? Hebt u ook zicht op de tevredenheid van de werklozen die via tendering worden begeleid? Wordt daarbij een verschil waargenomen tussen begeleiding door profitorganisaties enerzijds en non-profitorganisaties anderzijds?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben blij met de resultaten van het onderzoek. Voor werkzoekenden zou het geen verschil mogen maken of ze nu door de VDAB dan wel door een van de commerciële of niet-commerciële partners worden begeleid. De resultaten geven gelukkig aan dat zowel de commerciële als de niet-commerciële partners én de VDAB erin slagen een substantiële vooruitgang te boeken bij het plaatsen van de erg moeilijke doelgroep van langdurig werkzoekenden. Het verschil met mensen die niet worden begeleid, is significant. De resultaatsverschillen tussen de drie partners zijn klein. Het onderzoek is gebaseerd op een project dat tien jaar geleden werd opgezet als proeftuin. Dat is een tijdje geleden, maar dat heeft onder meer te maken met de tijd die nodig is om over voldoende betrouwbare gegevens te beschikken om dergelijke vergelijkingen te kunnen maken. Op basis van eerdere studies over deze proeftuin en het tenderbeleid en van een permanente evaluatie van de uitbestedingen heeft de VDAB ondertussen een goed onderbouwd en performant tenderbeleid ontwikkeld. De VDAB blijft vanuit een regisseursblik handelen, en uitbesteden is ondertussen mainstream geworden.
In 2006 werd voor 46.214.000 euro uitbesteed; in 2014 is dat bedrag toegenomen tot 107.813.000 euro. Tot dan waren de bevoegdheden over die periode dezelfde. In 2015 kwam er het intensief werkplekleren en de activering van leefloners bij, wat de uitbesteding in dat jaar doet oplopen tot 236.827.000 euro. De tendens tot uitbreiding is dus al lang ingezet. De VDAB kan, vertrekkend van de behoeften op de arbeidsmarkt en de kennis van het partnerveld, beslissen welke taken hij zelf uitvoert en welke zullen gebeuren in samenwerking met partners of via een uitbesteding. De beslissing om al dan niet uit te besteden, wordt via een specifieke procedure voorgelegd aan de raad van bestuur. De VDAB motiveert de beslissing, rekening houdend met het aanbod aan dienstverlening dat aanwezig is op de markt en de eigen personeelsbehoeften. De VDAB beslist als agentschap autonoom daarover, binnen de grenzen van de budgettaire middelen.
Gezien de complexiteit van de arbeidsmarkt en de wens om maatwerk af te leveren, is het onmogelijk dat de VDAB dat allemaal zelf doet. Werken met de expertise van partners is de enige mogelijkheid om nog meer maatwerk aan te bieden. Het onderzoek is gebaseerd op een project dat tien jaar geleden werd opgezet. Intussen is er heel wat gewijzigd aan de inhoud van de uitbestede trajecten en heeft de VDAB ook heel wat bijgeleerd over het management van de uitbesteding. Het is belangrijk dat er een goede mix is tussen een sterke en competente VDAB en sterke en competente partners. Op dat vlak is mijn visie geëvolueerd. De VDAB moet zelf actief blijven in de dienstverlening ten bate van werkzoekenden. Dat zorgt ervoor dat de dienst de vinger aan de pols kan houden. De verhoging van het aantal uitbestedingen en budgetten is een strategische, verstandige keuze.
Wat uw laatste vraag betreft, kan ik het volgende zeggen. In het verleden werd in tevredenheidsmetingen geen onderscheid gemaakt tussen werkzoekenden in een begeleiding of opleiding bij de VDAB of bij een partner. In 2015 is met een pilootproject bij een commerciële begeleidingspartner de tevredenheid van de getenderde klanten gemeten. De focus lag op de praktische uitvoering van de meting: hoe kan in de toekomst goed worden gemeten? De resultaten van deze meting zijn dus niet geschikt om conclusies uit te trekken over de tevredenheid van de bevraagde werkzoekenden. De verdere implementatie van deze pilot zal worden gekoppeld aan de nieuwe algemene tevredenheidsmeting van de VDAB, die momenteel wordt uitgewerkt. Bij elke tevredenheidsmeting is er een evaluatie van de kwaliteit van de vragenlijst en worden vragen in een volgende bevraging bijgestuurd. De pilot zorgt er dus voor na te gaan of in de toekomst het onderscheid in de tevredenheidsmeting kan worden verwerkt.
Ik dank u voor het antwoord. Studies zijn natuurlijk niet zaligmakend, maar ze geven een tendens aan die we niet kunnen negeren. Wie de begeleiding ook aanbiedt, dat zou geen verschil in de resultaten mogen opleveren. Het ultieme doel zijn die resultaten. Maatwerk vereist inderdaad dat er wordt gediversifieerd. De verschillen zijn niet altijd groot, maar het gaat hier wel over de arbeidsmarkt en de toeleiding van werklozen, en dan is elke verbetering, hoe klein ook, erg belangrijk. Het is erg goed dat u positief staat tegenover de tendering en de toename van de uitbestedingen. We geloven rotsvast in de privésector als partner van de overheid. We willen de privésector kansen geven. Het is ook belangrijk dat de monitoring van de tenders en van de output van de VDAB goed is, maar ook op dat punt ben ik tevreden met uw antwoord.
Ik heb een algemene bedenking. Ik ben het met u eens dat maatwerk voorop moet staan en dat de beste dienstverlener moet worden ingeschakeld. We zijn de discussie of dat nu de VDAB moet zijn dan wel of dat via tendering moet gebeuren, gelukkig al lang voorbij. U hebt gezegd dat het budget stijgt, naar 236 miljoen euro in 2015. Monitoring is dan wel heel belangrijk. De besteding van die overheidsgelden moet doelmatig zijn. Er is het risico van cherry picking, en dat zal in de monitoring allicht aan bod moeten komen.
Minister, u kent de discussie uit het verleden. We moeten ervoor opletten dat we niet de moeilijke doelgroepen bij de VDAB plaatsen en dat de sterkere profielen, die makkelijker kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt, op de tendermarkt terechtkomen. Bij de partners waar we opdrachten aan uitbesteden kunnen we ook maatwerk proberen te bewerkstellingen voor groepen die het echt moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Vaak zijn er non-profitorganisaties die daarbij een cruciale rol spelen, maar dat kan ook een commerciële partner zijn. We moeten hen responsabiliseren bij de toewijzing van de middelen zodat er resultaatgericht wordt gewerkt.
Ik vroeg me af of er bij de tenders die nu worden gelanceerd ook targets worden gesteld in verband met kwetsbare of moeilijkere groepen. Op die manier kan de ondervertegenwoordiging van die kansengroepen in het bereikte resultaat gecorrigeerd worden, ook bij uitbesteding.
Minister, ik wil graag één vraag toevoegen aan die van collega Talpe. Er is in oktober 2014 beslist om te starten met een tender voor de begeleiding van jongvolwassen werkzoekenden die dreigen een beroepsinschakelingsuitkering te verliezen. Los van de inschakelingsuitkering vroeg ik me af of u enig zicht hebt op concrete resultaten van deze tender, die van start ging in februari 2015. Hoeveel van die jongeren zijn er momenteel aan het werk, na een volledig werkjaar?
Collega Van Eetvelde, ik denk dat dit een uitstekend onderwerp is voor een schriftelijke vraag. Ik zal daar met genoegen een antwoord op geven, wat ik nu spijtig genoeg niet kan doen. Het gaat om 236 miljoen euro, en ik ken niet alle resultaten van alle tenders. Dat is naar mijn mening ook niet direct mijn job. Misschien moet ik dit even duiden. Evaluatie, monitoring en tevredenheid heb ik door elkaar gebruikt. Er werd gevraagd naar de tevredenheid. Na elke tender is er een evaluatie door de raad van bestuur. Er zal zeker ook al monitoring gebeuren van de resultaten. De tevredenheid van de cliënt is evenwel niet apart gemeten. Daarover ging de vraag en daarop heb ik geantwoord. Misschien heb ik dat onderscheid niet duidelijk genoeg gemaakt. Er is uiteraard altijd evaluatie, want er zijn vaak resultaatgebonden betalingen bij tenders. Maar tevredenheid is nog iets anders: je kunt resultaten boeken en de klant kan nog altijd ontevreden zijn. Dat is wat in de volgende tevredenheidsenquêtes wordt meegenomen om te zien hoe we daar in de toekomst verder mee om zullen gaan.
Collega Kherbache, u stelde een vraag over cherrypicking en over het meenemen van doelstellingen in de tender. Dat vind ik moeilijk. Ik vind dat de VDAB zelf moet weten waar hij met zijn personeelssterkte en interne competenties het best zelf op inzet en wat hij het best overlaat aan de markt omdat daar bepaalde sterke spelers zijn. Stel dat we voor een bepaalde moeilijke doelgroep bij de VDAB vaststellen dat ze daar vandaag de nodige competentie niet voor in huis hebben, maar dat die wel bestaat op de markt, dan zullen we die moeilijke doelgroep volledig uitbesteden. Ik vind dat geen cherrypicking, noch in de ene, noch in de andere zin. Daar wordt enkel een volwassen beleid gevoerd. Het is niet nodig om te zeggen dat we van bij de tendering oog moeten hebben voor bepaalde resultaten. Laat dat maar aan de VDAB over. Zij weten wat de doelstellingen zijn, zij hanteren KPI’s op verschillende aspecten. We laten hen best bepalen hoe ze dat doen. Wellicht doen ze dat wel, doelstellingen meegeven in de tendering. Ik heb daar veel vertrouwen in. Als ze het niet halen, zullen ze dat ook moeten uitleggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.