Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ga even door op de meerjarenraming die we net voor het reces hebben gekregen. We kregen die, zoals gebruikelijk, voor de stemming over de begroting. De meerjarenplanning AWV is uiteraard al meermaals aan bod gekomen in deze commissie. Heel wat commissieleden keken al meer dan een jaar met spanning uit naar dit document omdat het de investeringskeuzes voor de volgende drie jaar weergeeft. Ook voor lokale besturen is dit een belangrijk document omdat het een overzicht biedt van de geplande wegenwerken op hun grondgebied.
Minister, we hebben u al meerdere keren ondervraagd, vooral over de reden waarom de meerjarenplanning op zich liet wachten. In oktober van vorig jaar stelde ik er een vraag over. U had het toen over criteria: “Over de objectieve criteria – de oefening is omvattender – heb ik nooit anders beweerd dan dat er inderdaad objectieve criteria waren, maar voor de verdeling van de budgetten tussen de provincies. Wat deed men? Men ging per provincie talloze criteria na, zoals aantal ongevallen, kilometers, de nood aan meer verkeersveiligheid op basis van de ongevallenstatistieken en de nood aan geluidsschermen. Maar die criteria werden volgens mijn informatie gebruikt om het nationale budget te verdelen over de verschillende provincies. Zij deden daar vervolgens mee wat zij dachten dat een nuttige investering was. Enerzijds is er dus de manier waarop de budgetten worden verdeeld en anderzijds is er de manier waarop die worden besteed. En daartussen zit volgens mij een leemte.”
De nieuwe versie van de meerjarenplanning biedt niet meteen een antwoord op de bovenstaande criteria. Maar liefst 34 procent van het investeringsbudget is namelijk ondergebracht in het luik ‘diverse’. Dat gaat over meer dan 111 miljoen euro waarvoor geen duidelijke besteding vastligt. Wij kunnen dat niet controleren. Vanuit het oogpunt meer transparantie in de meerjarenplanning te brengen, is dat een vreemde keuze. De middelen voor de vervoersgebieden, ongeveer 143,5 miljoen euro, zijn dan weer helemaal evenredig over de provincies verdeeld. Ook op dit punt zie ik weinig verschil met de voorgaande jaren.
Er zijn nog een aantal zaken niet duidelijk. Zo zijn er nieuwe rubrieken toegevoegd, zonder dat ik daarvoor een verklaring heb teruggevonden.
Mijn eerste, algemene vragen over deze indicatieve meerjarenplanning van AWV zijn dan ook de volgende.
Op basis van welke criteria werd deze meerjarenplanning opgesteld? Graag had ik de criteria op basis waarvan de budgetten verdeeld werden, maar ook deze op basis waarvan de besteding werd bepaald. Minister, kunt u ook aangeven waarin deze werkwijze verschilt met de vorige jaren?
Op basis waarvan zal het luik ‘diversen’ worden besteed? Wie beheert deze middelen? Worden deze middelen alsnog verdeeld over de provinciale afdelingen? Zo ja, volgens welke criteria en verschillen deze criteria van bovenstaande verdelingssleutel?
Waarvoor staan de rubrieken ‘NG’, ‘K’ en de verschillende versies van ‘EM-…’? Het is niet gelukt om dat in de documenten terug te vinden. Welke projecten vallen onder deze rubrieken?
De indicatieve meerjarenraming heeft betrekking op het investeringsbudget van AWV. Een ander belangrijk project, namelijk de trajectcontroles, zijn hier niet onder terug te vinden. Die staan onder een ander begrotingsartikel, namelijk dat rond de handhaving. Bestaat daar ook een planning of een indicatieve planning over met bijhorende middelen? Zo ja, voor welke periode is deze planning opgesteld en is het mogelijk om die planning aan het parlement te bezorgen?
Ook het doorstromingsprogramma waarin AWV investeert, staat niet in deze meerjarenplanning. Bestaat daar een meerjarenplanning van? Indien ja, kan het parlement die dan ook krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb geen revolutie gepredikt, wel evolutie. Dat is ook in dezen het geval.
Mijnheer Rzoska, u verwees naar de situatie in het verleden. Vroeger werd het budget verdeeld volgens criteria over de verschillende provincies, waarna er met deze budgetten naar eigen en best vermogen een programma per provincie werd opgesteld. Er was geen band met de oorspronkelijke toekenning. Zo kreeg een provincie een aantal miljoen voor zoveel kilometer autosnelwegen, een aantal miljoen voor zoveel kilometer gewestwegen, een aantal miljoen voor geluidsschermen … Maar of dit binnen een provincie ook effectief aan hoofdwegen of gewestwegen of geluidsschermen werd toegewezen, werd minder opgevolgd. De provincie kon daar vrijelijk over beschikken en er was dus geen band mee.
In de huidige constellatie wordt het budget opgedeeld in drie grote delen, waaraan heel transparant een bepaald bedrag wordt toegekend. De hoofdwegen of snelwegen zijn de investeringen die je moet bekijken met een Vlaamse blik. Met betrekking tot de vervoersgebieden zien we vanuit het idee van de mobiliteitsregie ook een grote rol weggelegd voor gemeenten en steden. En dan zijn er de diversen: investeringen die anders minder transparant in die provinciale potten zaten, en die terugkerend gebeuren langs de hoofdwegen en binnen de vervoersgebieden, bijvoorbeeld het vernieuwen van verlichting, verkeerslichten, maar ook onteigeningskosten.
Ik verdeel het budget dan over die drie delen. Voor de hoofdwegen maak ik circa 75 miljoen euro vrij. Voor de vervoersgebieden gaat het over een budget van 150 miljoen euro. En een derde en toch niet onbelangrijk luik, de diversen, gaat over 110 miljoen euro.
Hoe hebben we die budgetten ingevuld? Ik begin opnieuw met de hoofdwegen. Voor de prioritering van die projecten doet AWV een beroep op objectieve gegevens, zoals de staat van de weg, de staat van de kunstwerken, de prioriteitenlijst voor geluid en het plaatsen van geluidsschermen. Ik stap wel af van het principe dat er per provincie een gelijk aantal kunstwerken moet worden vervangen of een gelijk aantal kilometer moet worden vernieuwd of een gelijk aantal geluidsschermen, net omdat we echt de keuze willen maken in functie van de prioritering. Ik wens de wegen, kunstwerken en geluidsoverlast aan te pakken waar de nood het hoogst is.
Voor de vervoersgebieden wordt een onderscheid gemaakt tussen de hefboominvesteringen enerzijds en focusinvesteringen en onderhoud en verbeterprojecten anderzijds. Hefboomprojecten zijn grote projecten met een duidelijk hefboomeffect op het vlak van mobiliteit en economie die een belangrijke oplossing bieden voor een vervoersgebied. Die komen veelal voort uit beslist beleid. Een voorbeeld is de problematiek van de oostelijke tangent in Sint-Niklaas, waarbij er ook een duidelijke link is met het regeerakkoord. Daarnaast wordt er ook gericht geïnvesteerd binnen de vervoersgebieden en worden de gewestwegen onderhouden en verbeterd. Ook bij de definiëring van die projecten wordt er rekening gehouden met objectieve criteria: staat van de weg, staat en/of aanwezigheid van fietspaden, gevaarlijke kruispunten, gecombineerde werken. Kunnen die werken bijvoorbeeld gecombineerd worden met de riolering?
Een aantal investeringen in de vervoersgebieden komen ook voort uit externe factoren, bijvoorbeeld rioleringswerken die niet noodzakelijk gebeuren op de meest onveilige wegen. In plaats van de weg twee keer open te leggen, kunnen we beter gelijktijdig die investeringen en die aanpassingen van de weginfrastructuur doen die wij vanuit het Vlaamse niveau voor ogen hadden. Een deel is dus geobjectiveerd, een ander deel wordt door andere factoren aangedreven, zoals de planning van wegenwerken in hoofde van de gemeenten of de riolering.
Budgettair is het de bedoeling om een bedrag te reserveren voor de grotere hefboomprojecten binnen de vervoersgebieden. Zo hebben we voor de jaren 2016 tot 2018 een budget van 30 à 50 miljoen euro uitgetrokken. De overige middelen, namelijk 100 à 120 miljoen euro, worden verdeeld over de vervoersgebieden.
Een derde luik bestaat uit die al genoemde diversen. Dat zijn investeringen in de hoofdwegen en binnen de vervoersgebieden die terugkerend zijn. Het gaat om investeringen in wegen, verlichting, tunnels, maar ook om onteigening, studiekosten. Een ander voorbeeld zijn de FAST-contracten (Files Aanpakken door Snelle Tussenkomst), waarbij nog een onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende zones. Er wordt ook een opdeling gemaakt bij de verschillende elektromechanische investeringen: driekleurige verkeerslichten, hoog- en laagspanningscabines, vervangen van verouderde verlichting, nieuwe verlichting. Het budget voor die terugkerende investeringen werd vooral bepaald op basis van de behoeften uit het verleden. Veel van die contracten zijn verlengbare contracten die over een tijdspanne van enkele jaren lopen.
Zoals dat gaat met de verdeling van investeringsbudgetten, zal iedereen zich altijd meer benadeeld voelen en worden de geplande investeringen die beantwoord worden, als vanzelfsprekend beschouwd. Een belangrijk deel van de investeringen wordt overkoepelend bekeken, vandaar het onderscheid in die drie luiken. Een dubbel zo groot aandeel wordt binnen de vervoersgebieden bekeken. Een derde luik blijft een terugkerende investering, namelijk de diversen.
Je kunt over alles discussiëren, maar ik denk dat dit een redelijk transparante indeling is, op basis van duidelijke criteria. Het programma dat voorligt, dient natuurlijk nog lichtjes aangepast te worden met de projecten die niet tijdig vastgelegd geraakt zijn in 2015. Dat is altijd zo. Die oefening wordt nu opgestart en ik hoop in het voorjaar het definitieve programma voor 2016 te kunnen goedkeuren. Indicatief geef ik dan ook de jaren 2017 en 2018 mee. 2017 en 2018 bieden al een doorkijk naar de toekomst, maar ik wens het programma voor die jaren wel te bespreken binnen die gedefinieerde vervoersgebieden, zodat we ook daar het draagvlak en de betrokkenheid van de lokale besturen gestalte kunnen geven.
Tot slot was er nog uw technische vraag over de afkortingen, mijnheer Rzoska. We hadden dat inderdaad moeten meegeven als een soort guideline. NG staat voor niet gedefinieerd. Dat gaat bijvoorbeeld over rioleringsprojecten of tussenkomst bij landinrichtingsprojecten. K staat voor kunstwerken. EM-onderdelen hebben te maken met elektromechanische investeringen en toepassingen. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om dat nog eens extra te bekijken en verder te verduidelijken in aanloop naar een definitieve versie.
Wat uw vraag over de allocatie betreft: dat is een aparte begrotingsallocatie als het over doorstroming gaat, maar daar zit handhaving voor alle duidelijkheid ook in. Die 17 miljoen euro is dus het geld voor doorstroming en handhaving, waarbij altijd op jaarbasis wordt bekeken hoeveel we gaan uittrekken. Voor handhaving en trajectcontroles was dat de afgelopen jaren bijvoorbeeld 700.000 euro. We bekijken dat op basis van de noden, wensen en vragen die er zijn en leggen en cours de route in 2016 ook effectief dat budget vast van die totale som van 17 miljoen euro.
De heer Rzoska heeft het woord.
We hebben lang op een antwoord moeten wachten. Telkens wanneer er een vraag werd gesteld, werd geantwoord dat een objectivering van de criteria nodig was. Minister, uw antwoord was niet echt overtuigend. U hebt gelijk als u het hebt over de hoofdwegen en de vervoersgebieden en de manier waarop u het hebt aangepakt. Ik heb echter de verdeling provinciaal gemaakt en die wijkt nauwelijks af van het verleden en van de groei die u zelf hebt aangegeven. Als ik de groei van het investeringsbudget provinciaal bereken, dan blijkt men nog altijd dezelfde sleutel te hanteren als in het verleden. Ik zie nauwelijks een verschil. U verwees altijd naar de objectivering van de criteria, maar waar zit nu het verschil? Ik zie alleen een verschil in de opbouw van het document.
Wat de diversen betreft: u lijst van alles op, dat is goed, want dan zit daar ook een planning achter. Kunnen we meer duidelijkheid krijgen over die planning? Op basis van wat nu werd ingediend, kan ik niet opmaken wat de diversen omvat, terwijl het toch om een heel substantieel bedrag gaat.
Ik had begrepen dat de trajectcontroles onder een handhavingsbudget zaten, en dat er wel degelijk een planning, een meerjarenplanning, achter zat. Ook uit parlementaire vragen uit het verleden had ik begrepen dat er een meerjarenprogramma achter zat. Ik heb u misschien verkeerd begrepen, maar u liet uitschijnen dat het jaar per jaar zal worden bekeken om te zien waar de noden zitten. Vandaar mijn vraag of het parlement inzage kan krijgen in die meerjarenprogramma’s.
De heer de Kort heeft het woord.
Ik ben blij dat collega Rzoska de vraag vandaag heeft gesteld. We zijn verheugd dat het meerjarenprogramma voor de goedkeuring van de begroting werd overgemaakt. Voor vele lokale besturen is het een werkinstrument, maar de leesbaarheid is niet zo duidelijk. Het zou dus goed zijn als er nog meer duiding en achtergrond kan worden gegeven. Vroeger was het een indicatief programma, maar ik heb nu de indruk dat sommige lokale besturen al communiceren dat ze van start kunnen gaan met de werken. Het veroorzaakte op sommige plaatsen nogal wat commotie. Er is alleszins meer duiding nodig over de meerjarenplanning.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik had geen bloemen verwacht, mijnheer Rzoska. De meerjarenplanning is in de mate van het mogelijke een transparant geheel met een duidelijk onderscheid tussen nationale en lokale investeringen en diversen. Er is geen enkel probleem om de informatie over het luik diversen mee te delen. Het is de bedoeling de betrokkenheid van de lokale besturen, van de steden en gemeenten concreet gestalte te geven.
Handhavingsbeleid is inderdaad lange termijn, maar dat is weer het onderscheid tussen vastleggingskredieten en effectieve betaalkredieten. Het loopt bijvoorbeeld momenteel voor de mobiele trajectcontroles. We zijn nu concreet in onderhandeling om die effectief te ontwikkelen. Ik heb ongeveer 285.000 euro vastgelegd in 2015, of misschien was het nog op het einde van 2014. Het is inderdaad een lange termijn, maar de begrotingsvertaling is soms anders. Er is het effect van de betalingskredieten. Binnen de werkgroep Evaluatie en Handhaving in de schoot van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid, bekijken we hoeveel we nu idealiter kunnen vastleggen voor dit jaar. Het gaat dikwijls om investeringen waarover nu moet worden beslist, maar waarbij de betaling zich pas het jaar nadien manifesteert.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, nogmaals, de vraag was absoluut niet vijandig bedoeld. Ik ga gewoon door op wat u in het verleden hebt gezegd. Ik kijk in spanning uit naar het verzwaarde document met de diversen, dat is voor mij geen enkel probleem.
Ik denk dat de heer de Kort zijn vraag later nog eens zal moeten stellen, tenzij de minister er nu toch nog op antwoordt. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
De heer de Kort heeft het woord.
Mijn bekommernis is dat de status van een document anders is overgekomen bij sommige lokale besturen, waardoor ze al zelf zijn beginnen te communiceren.
Ja, dit betreft de indicatieve meerjarenplanning. We geven dat natuurlijk altijd mee en het staat ook heel correct in de vraag van de heer Rzoska. Het blijft altijd weer gebeuren. U weet dat ook: zodra de geest uit de fles is, worden er de facto verwachtingen gecreëerd. Ik weet niet of er een mogelijkheid is om die ambities wat te temperen. Vandaar de naamgeving: ‘indicatieve meerjarenplanning’. Er moet altijd nog eens op jaarbasis worden bevestigd. Op basis van de jarenlange ervaring is men nooit tot een ander systeem kunnen komen dan dat, maar ja…
De vraag om uitleg is afgehandeld.