Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Cultuurparticipatie is voor de christendemocraten een uiterst belangrijke bekommernis. Het helpt meer zin te geven aan het leven, het leert dingen te ontdekken en het verbindt mensen, wat zeker in steden belangrijk is.
In mei van dit jaar heb ik u al gevraagd naar de stand van zaken over de uitrol van de vrijetijdspas Paspartoe. U bevestigde toen dat de opstart van de vrijetijdspas langer heeft geduurd dan gepland. Uiteindelijk is die gestart in februari 2014.
De belangrijkste taak van Paspartoe is het bevorderen van cultuurparticipatie, vooral bij kansarmen. Gezien de potentiële rol van cultuur als maatschappelijke hefboom voor kansarmen in een stedelijke omgeving, mogen we ons bijna twee jaar na de uitrol van de pas niet langer verschuilen achter mogelijke kinderziekten. Uit het evaluatierapport blijkt dat er bijna 7000 passen zijn aangevraagd. Cijfers van 31 oktober 2015 spreken van 6982 passen. Daarmee benaderen we het aantal individuele gebruikers van de voorganger van de Paspartoe, de cultuurwaardebon.
Ook blijkt dat 67 procent van die passen door kansarmen werden aangevraagd. Deze cijfers dankt men onder meer aan het feit dat kinderen die tegen een reductietarief wilden deelnemen aan de VGC-speelpleinen (Vlaamse Gemeenschapscommissie), een Paspartoe nodig hadden. Jammer genoeg blijkt uit het rapport dat er intussen slechts 18.151 punten gesprokkeld werden, door 2357 pashouders. Met andere woorden, bijna twee derde van de passen werden niet gebruikt waarvoor ze hoofdzakelijk dienen, het sparen van punten. En net vooral kansarmen blijken weinig gebruik te maken van het spaarsysteem. Het zijn namelijk vooral senioren die punten sparen, maar die blijken ze nadien dan weinig te gebruiken. Je kunt die punten bijvoorbeeld gebruiken voor het nuttigen van een drankje na de voorstelling. Slechts een goede 2 procent hebben hun Paspartoepunten omgeruild.
De conclusies van het rapport zijn duidelijk. Het aantal uitgereikte Paspartoes moet nog verder naar omhoog. Groepsactiviteiten kunnen hier als katalysator werken. Dit sluit aan bij de suggestie die ik in mijn vorige vragen om uitleg deed, namelijk om het voor verenigingen mogelijk te maken meer dan één keer per jaar – voor 45 personen – gebruik te maken van de Paspartoe. Andere noodzakelijke aanpassingen die in het rapport staan, zijn al langer gekend: technische vereenvoudiging en uitbreiding van de verdeelpunten en van het aantal culturele aanbieders.
Minister, hebt u het evaluatierapport reeds geanalyseerd? Zo ja, wat zijn uw conclusies? Erkent u de noodzaak om het aanbod uit te breiden? Zo ja, welke instrumenten zijn hierbij essentieel? Staat u open voor een uitbreiding van het aanbod via de regionale en bovenlokale sociaal-culturele verenigingen? Verenigingen als Willemsfonds, Femma, S-Plus en Okra zijn al langer vragende partij om mee te werken aan de democratisering van het cultuurleven. Het rapport stelt tevens dat het aantal uitgereikte Paspartoes omhoog moet en groepen makkelijker gebruik moeten kunnen maken van de pas. Kan ook hier het verenigingsleven een rol in spelen?
Ik heb het verslag gelezen van de commissiebespreking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), die er een hoorzitting over hield. Er was sprake van verschillende pistes die lopen in het algemeen Vlaams kader over de hervorming van de UiTPAS. Er wordt onder andere gekeken naar de uitbreiding van de mogelijkheden voor het gebruik van die UiTPAS. Is daar al meer nieuws over? Hoe gaan we dat aantal Paspartoes verhogen?
Het is van groot belang dat je niet onmiddellijk met kansarmoede wordt geassocieerd wanneer je je Paspartoe bovenhaalt. Momenteel bedraagt het aantal mensen in armoede in Brussel die een Paspartoe hebben 67 procent. Experts pleiten om naar een ideale verhouding te gaan van twee derde niet in armoede, een derde in armoede. Hoe kunnen we daaraan werken?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik heb via VGC-collegelid Pascal Smet kennis genomen van het evaluatierapport van Paspartoe. Het rapport toont duidelijk dat er een potentieel is voor het Paspartoe-instrument, maar dat er een verbetertraject noodzakelijk is om het succesvol te maken. De belangrijkste elementen daarvan zijn ten eerste een betere informatieverspreiding. De kennis over Paspartoe, de zichtbaarheid en de spreiding ervan zijn te beperkt. Er zal dus alvast moeten worden gewerkt aan een betere informatieverspreiding. Hier zie ik ook een blijvende en versterkte rol weggelegd voor Muntpunt. Om het gebruik van het aantal passen te verhogen zal er in de loop van 2016 door de Vlaamse Gemeenschapscommissie een traject worden opgestart met de gemeenschapscentra voor de inrichting van verkoopbalies in elk gemeenschapscentrum. Ook andere bemiddelaars zouden meer betrokken moeten worden bij de doorstart van Paspartoe zoals bijvoorbeeld Lasso, Citizenne, Brussels Platform Armoede enzovoort.
Ten tweede, een grotere gebruiksvriendelijkheid. Het systeem blijkt nogal complex en moet dus eenvoudiger. De complexiteit van het UiTPAS-systeem maakt dat er verschillende partijen binnen een organisatie moeten samenwerken om het te kunnen implementeren. Ook voor groepsparticipaties zou er een gebruiksvriendelijker systeem moeten worden uitgewerkt. Dit is te realiseren in samenwerking met CultuurNet Vlaanderen.
Ten derde, focus op de aanbieders. De aanbieders, die het eerste contactpunt met de Paspartoegebruiker zijn, moeten zo goed mogelijk worden ondersteund door middel van opleidingen, advies, zoeken naar mogelijke administratieve vereenvoudigingen enzovoort, en meer dan vandaag zelf ook Paspartoe-ambassadeur worden. Er moet worden bekeken hoe het aanbod kan worden uitgebreid. De VGC is hier de trekker.
Het aanbod moet inderdaad worden uitgebreid, en dit zowel voor de culturele, jeugd- als sportactiviteiten. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is ook hier de trekker. Een verbreding naar sport- en jeugdactiviteiten en de gehele vrijetijdssector vergt evenwel een andere aanpak om deze organisaties te benaderen. Er is in de eerste plaats nood aan laagdrempelige activiteiten. De waardering van deelname aan het vertrouwde aanbod kan dan een toeleider zijn.
Daarnaast mag het verenigingsleven zeker niet uit het oog worden verloren. Het instrument Paspartoe kan een leidraad zijn om verenigingen te helpen een korting toe te kennen aan de juiste mensen. Paspartoe is ook een handig instrument om hierover te communiceren. Belangrijk is dat dit gepaard gaat met een flankerend beleid die de instap in het systeem stimuleert en anderzijds ook de grenzen van haalbaarheid zowel financieel als administratief voor de verenigingen vastlegt en respecteert.
Ik zie ook mogelijkheden in samenwerkingen met het onderwijs, zowel voor kinderen als jongeren en studenten. Het betrekken van scholen kan een waardevolle troef zijn. De school zelf kan het instrument gebruiken om participatie aan extra-curriculair aanbod binnen de school te stimuleren. Aanbod in de buurt krijgt de mogelijkheid om via de punten leerlingen actief aan te spreken om hun aanbod te leren kennen. Bovendien ontstaan er heel wat mogelijkheden naar communicatie over het aanbod in de buurt via digitale en geprinte kanalen op de school zelf. Samenwerkingsverbanden met andere organisaties die zich richten tot jongere doelgroepen, zoals Br(ik, kunnen hier ook een rol in spelen.
Verenigingen spelen inderdaad een belangrijke rol in de toeleiding van mensen naar vrije tijd. De erkenning van het verenigingsleven is ook een expliciete vraag en een werkpunt vanuit de evaluatie. Het is de bedoeling om participatie in groep gemakkelijker en eenvoudiger te maken.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie volgt de resultaten uit de evaluatie verder op. Daar wil ik de nadruk op leggen omdat u weet wat ons aanbod is. De Vlaamse Gemeenschap rolt via CultuurNet een UiTPAS voor de lokale besturen – de VGC is er zo een – uit met de nodige ondersteuning. Ik heb aangegeven waar dat nog kan verbeteren.
Tegelijk is het de VGC die, net zoals dat in Aalst, Oostende, Kortrijk, de Kempen en Ninove zal gebeuren, verder de juiste keuzes moet maken. Over het feit dat er zoveel ouders van kinderen gebruik van maken voor de speelpleinen, kunnen we een hele boom opzetten. Dat trekt de verhoudingen wat scheef in het regulier gebruik van de Paspartoe, namelijk cultuurparticipatie tout court. Het is wel een legitieme keuze van de VGC, waardoor ze met deze Brusselse UiTPAS een aantal groepen bereikt die anders niet kunnen worden bereikt.
Onze rol is het kader aanbieden en de logistieke ondersteuning, die van heel hoog kwalitatief niveau is, vanuit CultuurNet en anderzijds met een aantal instellingen die we vanuit Vlaanderen in Brussel aanbieden. Ik heb Muntpunt genoemd en Br(ik, maar ik ben ook in een school gegaan. We willen die zaken faciliteren. Ik heb hierover overleg gehad met collegelid Smet. Ik begrijp dat er hierover een discussie is binnen de raad van de VGC en dat daar de concrete pistes worden aangegeven van hoe het traject kan worden verbeterd.
Een meer algemene vraag is wel pertinent. Op een gegeven moment is het nuttiger om in de commissie Cultuur, meer dan in deze commissie, na enkele jaren uitrol van de UiTPAS met een toenemend aantal instappende gemeenten, na te gaan wat de resultaten en struikelblokken zijn, welke klemtonen gemeenten leggen. Tussen Gent en Aalst is er bijvoorbeeld al een interessant verschil te zien. We zien dat er een vrij grote vooruitgang wordt geboekt met dit instrument. De vraag is hoe we het nog meer kunnen laten gebruiken door degenen die het nu al gebruiken, en hoe we meer gemeenten kunnen overtuigen om in te stappen.
Los van het feit dat alles sneller en beter kan, is het traject waarin de VGC met de Paspartoe nu zit, een normaal verbetertraject. Als er in 2016 en 2017 belangrijke vooruitgang kan worden gemaakt – ik geloof dat dat zeker kan – zal de verhouding die u en CultuurNet in het algemeen voor ogen hebben – het is geen wet van Meden en Perzen –, namelijk twee derde reguliere gebruikers en een derde mensen in kansarmoede, misschien wel een haalbare kaart zijn.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, het is positief dat u een grote rol toedicht aan het verenigingsleven. Het is belangrijk om nu te zoeken naar flexibeler werkvormen om de cultuurparticipatie te verhogen. Ook in het onderwijs is er een groot potentieel. Mensen vergeten altijd dat Brussel de grootste studentenstad van het land is. Daar liggen absoluut nog mogelijkheden.
In het verslag van de Raad van de VGC staat onder andere ook dat Bozar een van de instellingen is die volop de kaart heeft getrokken van Paspartoe. Minister, hoe denkt u andere culturele instellingen te kunnen stimuleren om Paspartoe mee op de kaart te helpen zetten?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord op de zeer terechte vraag van de heer Poschet. Er zijn inderdaad nog verbeterpunten. Maar dat is normaal aangezien het nog maar twee jaar geleden werd gelanceerd. Daar zijn we het allemaal over eens. Het sociaal-cultureel werk erkennen als toeleider is een evidentie. Maar je moet wel oppassen dat je niet naar een dubbele subsidiëring gaat.
Minister, ik denk dat de Vlaamse Gemeenschap ‘in the end’ zou moeten komen tot één UiTPAS voor heel Vlaanderen en dus ook voor Brussel. Het doet er niet toe: je kunt in Brussel wonen en in Oostende aan cultuur doen of omgekeerd. Wat is daarover uw mening? Nu kunnen enkel Brusselaars Paspartoe enkel in Brussel gebruiken. Maar ik ken heel veel Brusselaars die in Oostende naar cultuur gaan. Het kan ook ergens anders zijn, bijvoorbeeld in Antwerpen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mevrouw Idrissi, het zal u waarschijnlijk verwonderen, maar ik ben het met betrekking tot dat laatste punt absoluut eens met u. Dat is de eerste keer dat wij een punt van overeenstemming hebben.
Ik denk ook dat het goed is dat we het debat over de evaluatie van Paspartoe in de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand voeren. Het evaluatierapport werd al besproken in de Raad van de VGC. Het is niet iets volledig nieuws. Er is een voorganger: de Cultuurwaardebon. Ik weet dat het aangepast werd, maar ik zie dat de cijfers van Paspartoe iets minder hoog waren dan van de Cultuurwaardebon. Er zijn zeker aanbevelingen waarvan de uitvoering nuttig zou zijn. Minister, u hebt er terecht op gewezen dat het aan de VGC als lokaal bestuur van de Vlaamse overheid in Brussel toekomt om te trekken en die aanbevelingen uit te voeren.
Het verheugt mij in elk geval dat sp.a bij monde van mevrouw Idrissi zegt dat het nuttig zou zijn indien Paspartoe en de UiTPAS op elkaar zouden worden afgestemd. We weten dat er sprake is van een uitbreiding van het aanbod. Ik weet ook dat er in verschillende Vlaamse steden op elkaar wordt afgestemd. Ik denk dat ook de film zou moeten worden toegevoegd aan het aanbod in Brussel. Film is iets cultureels, maar ook iets bijzonder commercieels. We moeten daar zeer omzichtig mee omgaan. Voor je het weet, subsidieer je misschien private zaaluitbaters. We moeten hierover eens nadenken.
Minister, u hebt in het verleden ook al laten verstaan dat u de afstemming wilt onderzoeken tussen de UiTPAS, die in de rest van Vlaanderen bestaat, en Paspartoe, dat heel specifiek in Brussel bestaat. Het verheugt mij dat sp.a voorstander is om die twee op elkaar af te stemmen. Minister, kunt u toelichten wat uw ideeën daarover zijn en op welke manier u denkt dat dit mogelijk is?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik ga inderdaad samen met collegelid Smet en CultuurNet bekijken hoe we voor de culturele instellingen in Brussel in het algemeen en zeker deze die tot ons behoren, de drempel kunnen verlagen. We kunnen hier op korte termijn zeker nog vooruitgang in boeken. We hebben een overeenkomst met Bozar, maar zijn niet meteen bij machte om hen aan te zetten tot het deelnemen als aanbieder. Er zijn een aantal complexiteitsproblemen, die CultuurNet nu met die betrokken aanbieders en kandidaat-aanbieders aan het oplossen is.
Mevrouw Idrissi, we dromen allemaal van één UiTPAS voor heel Vlaanderen als einddoel. Maar het is zinvol geweest dat de vorige Vlaamse Regering de lokale piste als draagvlak heeft gecreëerd om de UiTPAS te starten. Men had ook voor een ander systeem kunnen kiezen. We herinneren ons allemaal het ogenschijnlijk succes van de cultuurcheque, de heer Vanlouwe verwees er al naar. Ik heb daar nog met enige hoop aan kunnen meewerken als kabinetsmedewerker. Veel mensen gebruikten die cultuurcheque. Dat was een succes, maar het was een ‘ogenschijnlijk’ succes omdat uit onderzoek bleek dat heel veel mensen ervan gebruik maakten die anders toch al naar cultuur gingen, en die een korting namen op dingen die ze zelf al hadden kunnen betalen. Ik maak nu even abstractie van het gemak voor de verenigingen. De Cultuurcheque was niet slecht, maar het mattheuseffect was zeer groot.
Vanuit die vaststelling was het goed dat de vorige Vlaamse Regering zei dat, om met de UiTPAS niet in diezelfde val te trappen, het nodig was om lokaal van bij de start ervoor te zorgen dat naast de reguliere gebruikers toch ook de mensen in armoede mee moesten worden betrokken in het nieuwe systeem. Dat kan niet anders dan lokaal. Ik heb daarover zeer boeiende gesprekken gehad met de verenigingen waar armen het woord nemen, specifiek in de Aalsterse context. Het is zeer verhelderend om daar te horen hoe de drempels enkel op lokaal vlak kunnen worden weggewerkt.
De vorige Vlaamse Regering maakte dus een goede keuze. Het nadeel is dat het traag verloopt. Men zegt niet van bovenaf dat er met één systeem wordt gewerkt, men laat het van onderuit groeien. Maar het is een goede keuze omdat ze veel duurzamer is. Ik kijk nu al uit naar de discussie met jullie in de commissie Cultuur over de participatiesurvey. We zullen het er zeker nog uitgebreid over hebben.
Ik stel het volgende voor. Er zijn nu voldoende gebruikers – ik heb het over de instellingen, de steden en de groepen van gemeenten – om een eerste brede evaluatie te hebben. Het zou zinvol zijn dat CultuurNet die evaluatie komt geven in de commissie Cultuur. We weten interessante zaken van Aalst. Maar Gent en nog een aantal andere hebben ook een eerste evaluatie gemaakt. Laten we dat alles eens naast elkaar zetten. Dan kunnen we de discussie voeren over hoe we nu, los van het feit dat er meer lokale besturen nog zouden moeten op intekenen, tot de inwisselbaarheid van de punten kunnen komen, om zo de eerste stap naar een UiTPAS voor heel Vlaanderen te zetten. We gaan ook niet wachten tot heel Vlaanderen gedekt is en dan zeggen dat er één UiTPAS komt. We moeten de dingen simultaan doen.
Het zou zinvol zijn om in de commissie Cultuur de komende weken of maanden een globale discussie te voeren over de bevindingen van CultuurNet. Die discussie moeten we koppelen aan de vraag wat realistisch is. Ik wil die dingen aan elkaar vastmaken. De keuze om via de lokale besturen te gaan, is goed. Op die manier vermijden we het mattheuseffect en kunnen we nog bijkomende kansen zoeken om ook voor de reguliere bezoekers meer cultuurparticipatie te creëren en niet enkel voor de mensen die het al deden. Daar is niets mis mee, maar het brengt ons niet zoveel verder. Op die manier kunnen we een aantal elementen aan elkaar koppelen. Dat vraagt allemaal tijd, maar ik zie duidelijke vooruitgang in de praktijk. We weten wat werkt en waarom bepaalde dingen niet werken. Dat heeft niet enkel te maken met de complexiteit van het ICT-systeem voor de aanbieders. Ik bedoel het maatschappelijk.
Ik dank jullie voor de zeer nuttige en goede suggestie. De gelijklopende tonen vanop alle banken zijn opmerkelijk. Een aantal puzzelstukken liggen nu klaar om de komende maanden in de commissie Cultuur grondiger te bekijken, al dan niet in het kader van de participatiesurvey.
Ik deel uw mening, mevrouw Idrissi, dat we niet nog jaren moeten wachten op die ene pas. Misschien zal het uiteindelijk wel zo zijn, maar we moeten nu de stappen zetten om vooruit te kunnen gaan.
Minister, ik wil u met heel veel plezier nog een suggestie doen. U zou namelijk, los van de survey en de resultaten daarvan, een proefproject kunnen opstarten: Brussel-Oostende, Brussel-Antwerpen enzovoort.
Dat zouden we zeker kunnen doen. Ik wil dat gerust bekijken. Maar eerst wil ik met jullie in wisselende combinaties, in de commissie Cultuur, bekijken wat de bevindingen zijn van CultuurNet in verschillende steden.
De suggestie van een proefproject lijkt mij effectief zeer nuttig.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat mijn vraag om uitleg en de ervaringen uit Brussel tot een ruimer debat leiden, dat we met plezier zullen aangaan in de commissie Cultuur.
De vraag om uitleg is afgehandeld.