Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister-president, gewesten en gemeenschappen zijn geen politieoverheden in de strikte betekenis van het woord en kunnen politiediensten dus ook niet rechtstreeks aansturen of er prioriteiten voor vastleggen. Toch lijkt het mij de moeite waard om eens door te bomen over de mogelijkheden die op dit moment voorliggen om dat te versterken. Ik denk immers dat dat, in 2016 nog meer dan in 2015, het best op één lijn zit. En de dreigende terreur zou dat nog dwingender kunnen maken, om die aanpak meer geïntegreerd te laten verlopen en de afstemming nog beter te doen.
Vanuit onze partij vinden wij die bottom-upaanpak heel belangrijk. Als we het over politiewerking hebben, denk ik dat de wijkwerking in 2016 meer dan ooit centraal zal staan. Als je dat vanuit het lokale niveau bekijkt, is die wijkwerker een wethouder, maar eigenlijk ook een welzijnsobservator. Eind vorig jaar had ik er toch een goed gevoel bij dat onze aanwezigheid in de Nationale Veiligheidsraad vanuit Vlaanderen substantieel was.
In het kader van de zesde staatshervorming, die hier en daar bij u toch ook een goed gevoel moet oproepen, kunnen de bevoegdheden op het vlak van bijvoorbeeld strafrechtelijk beleid groter zijn en kan er meer impact zijn op die geïntegreerde benadering. De Vaste Commissie voor de Lokale Politie (VCLP) is daar een heel belangrijke partner in, omdat het toch de politie is, heel dicht bij de realiteit en op het terrein, waar we dagelijks veel van verwachten.
Ik hoor dat er in Wallonië en Brussel al een contactpersoon is aangeduid. Is er voor Vlaanderen al een perspectief om een contactpersoon aan te duiden voor die Vaste Commissie? Is daar al over gepraat? Zijn we zeker dat dat Vlaamse zitje in de Nationale Veiligheidsraad permanent beschikbaar is? Is het ook niet stilaan het moment om nog meer gestalte te geven aan dat eigen Vlaamse veiligheidsbeleid? En hoe wordt dat samenwerkingsakkoord rond strafrechtelijk beleid tussen het federale niveau en gemeenschappen en gewesten concreet ingevuld en opgevolgd?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Doomst, de Vaste Commissie voor de Lokale Politie is een representatief orgaan op het federale niveau, maar van en voor de lokale politiediensten. Ik heb geen weet van een oproep, zoals u in de ingediende versie van uw vraag vermeldde, maar het is wel zo dat de VCLP in het najaar van 2014 contact heeft opgenomen met mijn kabinet, met de vraag om binnen het kabinet een verbindingsofficier aan te duiden.
Dat leek mij toen niet aangewezen. De Vlaamse overheid is niet bevoegd voor de organisatie en het beleid van de politie. Dat betekent evenwel niet dat ik geen voorstander ben van overleg met de actoren die belast zijn met de handhaving van de Vlaamse strafrechtelijke bepalingen. De Vlaamse Regering heeft op 9 oktober jongstleden een project goedgekeurd voor de coördinatie van het handhavingsbeleid en heeft daarvoor een projectleider op N-niveau aangesteld.
De nieuwe bevoegdheden van de Vlaamse overheid met betrekking tot Justitie, ingevoerd bij de zesde staatshervorming, voorzien niet in een permanente vertegenwoordiging van de deelstaten in de Nationale Veiligheidsraad, maar wij waren er wel de facto bij betrokken op het moment dat er heel acuut dreigingsgevaar was. Er is toen heel terecht beslist dat de ministers-presidenten uitgenodigd werden op de Nationale Veiligheidsraad, omdat het ook ging over aspecten die betrekking hebben op de hele samenleving.
Ik heb in de plenaire vergadering al gezegd dat ik er voorstander van ben om dat te bestendigen. Dat is niet geformaliseerd. Het is tot nu toe ook geen voorwerp van gesprek geweest. Ik denk ook niet dat dit direct zou kunnen. Er is geen grondwetswijziging of herziening van de bijzondere wet op til. Maar als wij de facto deel uitmaken van die veiligheidsraad, is dat een goede zaak. Ik ben in elk geval voorstander van de bestendiging van de betrokkenheid. Na het laatste Overlegcomité hebben we met de ministers-presidenten ook samen gezeten met de premier, om te spreken over een aantal maatregelen met betrekking tot deradicalisering.
Wat ons eigen Vlaams vervolgingsbeleid betreft, heeft de Vlaamse Regering op 9 oktober 2015 de heer Bloemen aangesteld als projectleider, voor een project op N-niveau: de coördinatie van het handhavingsbeleid bij het Departement Kanselarij en Bestuur. Hij komt in februari met een voorstel van projectaanpak. Dat project zal focussen op het stroomlijnen van de procedureregels.
Ik heb, voorzitter, uitvoerig uitleg gegeven over handhaving, als antwoord op uw vraag in de commissie. Dat gebeurt door het opstellen van een Vlaams decreet inzake bestuurlijke handhaving; door het bevorderen van concrete samenwerking van handhavende entiteiten op het Vlaamse niveau; door middel van handhavingspartners met de andere bestuursniveaus, ter uitvoering van de nota ‘Vlaams beleid en voorstel tot samenwerking met betrekking tot toezicht en handhaving’, goedgekeurd door het voorzitterscollege op 20 november 2014; door de coördinatie en operationalisering van het Vlaams strafrechtelijk vervolgingsbeleid.
Dat laatste punt behelst de voorbereiding van de vertegenwoordiging van Vlaanderen in het college van procureurs-generaal; de deelname aan de uitwerking van de kadernota ‘Integrale veiligheid’ en het Nationaal Veiligheidsplan; en het uitwerken van de Vlaamse prioriteiten bij het vervolgingsbeleid, waarbij we ook een afwegingskader zullen maken: ofwel strafrechtelijke handhaving ofwel bestuurlijke handhaving. We zullen ook een afwegingskader maken voor een positief injunctierecht ter uitvoering van de conceptnota ‘Vervolgingsbeleid van de Vlaamse Regering’, goedgekeurd op 13 februari 2015.
Wat betreft de kadernota ‘Integrale veiligheid’ en het Nationaal Veiligheidsplan kan ik melden dat die op het niveau van de expertengroep, waar Vlaanderen ook aan deelneemt, worden gefinaliseerd. Die gaan dan voor advies naar het college. Daar zal overleg plaatsvinden met de ministers-presidenten van de deelstaten. Dat is allemaal ingepland eind januari. Tot slot zullen die stukken worden voorgelegd aan de Interministeriële Conferentie voor het Veiligheids- en Handhavingsbeleid en aan de Nationale Veiligheidsraad. Wij bereiden dat in Vlaanderen politiek-ambtelijk voor. We hebben deze zomer een lijst van thema’s gemaakt die kunnen dienen als insteek voor de kadernota ‘Integrale veiligheid’. De Vlaamse Regering keurde op basis hiervan op 3 juli 2015 een lijst van veiligheidsclusters en -fenomenen goed, die wordt gebruikt als insteek en standpunt van de Vlaamse overheid bij de verdere opmaak van die kadernota en bij het Nationaal Veiligheidsplan.
Vlaanderen heeft voor de eigen bevoegdheden, meer bepaald Leefmilieu en Verkeersveiligheid, voor een eigen insteek gezorgd en de federale fiches geamendeerd en aangevuld, onder meer met betrekking tot sociale fraude en radicalisering. De kadernota ‘Integrale veiligheid’ en het Nationaal Veiligheidsplan zullen natuurlijk de basis vormen voor het veiligheidsbeleid dat gevoerd moet worden zowel door de parketten als door de politiediensten. Zoals u weet, behelst het samenwerkingsakkoord betreffende het strafrechtelijk en het veiligheidsbeleid de samenhang van het strafrechtelijk en het veiligheidsbeleid, en de verbetering van die samenhang voor wat betreft de materies die onder de bevoegdheid van de deelstaten vallen. Het samenwerkingsakkoord gaat over de deelname aan het college van procureurs-generaal – ondertussen neem ik daaraan deel, in principe is er twee keer per jaar een bijeenkomst –, de deelname aan de expertisenetwerken – Vlaanderen heeft expertennetwerken opgesteld, de andere deelstaten hebben dat nog niet gedaan –, de deelname van de deelstaten aan de opmaak van de kadernota ‘Integrale veiligheid’ en het Nationaal Veiligheidsplan.
Op het niveau van Brussel en op het niveau van het Waalse Gewest is er inderdaad in april 2015 een verbindingsofficier van de lokale politie aangesteld. Dat is de heer Fernand Koekelberg. Hij werd aangesteld bij de minister-president van Wallonië en bij de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Wij zijn niet ingegaan op die vraag omdat wij in de eerste plaats bevoegd zijn voor het vervolgings- en veiligheidsbeleid, en omdat wij geen band hebben met de lokale politie. Wij zien die functie ook niet op het kabinetsniveau. Ik vind niet dat je op het kabinet van de minister-president de verbindingsofficier met de Vlaamse Regering als een kabinetsfunctie moet hebben. Dat is geen politieke maar een officiële functie, die moet worden ingevuld om officieel de coördinatie te doen.
Wij komen met de conceptnota en het projectvoorstel van de heer Bloemen. Wij zullen voorzien in het nodige overleg waar dat nodig is. Het is waar dat de lokale politiemensen observatoren inzake preventie zijn. Maar aansturing van de bevoegdheid voor politie hebben we helaas niet, ook niet met de zesde staatshervorming. Ik zie dus geen reden om over te gaan tot de aanstelling van een verbindingsofficier op het kabinet omdat daar de bevoegdheden niet zitten. Die zitten essentieel bij het vervolgingsbeleid, bij het justitieel beleid, bij het positief injunctierecht, bij het bepalen van de prioriteiten, het jeugdsanctierecht, de justitiehuizen: allemaal zaken die niet meteen tot de invloedssfeer of bevoegdheid van de lokale politie behoren.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw antwoord. Ambtelijk zitten we met die projectleider die de coördinatie doet wel juist. Het is goed dat we in januari die projectaanpak hebben. Maar ik blijf ervoor ijveren dat we vanuit Vlaanderen ambitieuzer zijn, niet om de dagelijkse werking van de politie aan te sturen, maar wel om van daaruit de signalen op te vangen die interessant zijn voor de opbouw van wat we in dat project willen steken. Een partnerschap met de Vaste Commissie kan veel opleveren voor de echte terreinkennis en voor onze impulsen ten aanzien van het federale niveau. Dat is ook van belang om een lokale politiezone vanuit Vlaanderen als lokale entiteit erkend te krijgen en mee te werken aan de Vlaamse regelgeving inzake verkeer, milieu, extremisme, jeugdzorg, justitiehuizen… Dat zullen we de volgende jaren nog meer moeten doen.
Die ervaring op het terrein kan echt wel helpen, en ik vraag dan ook er de Vaste Commissie bij te betrekken om Vlaanderen, van onderuit stuwend, zo sterk mogelijk aanwezig te laten zijn op federaal niveau. We kijken dus uit naar het project van de heer Bloemen eind januari en zullen de bloemen ook keuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.