Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over het versterken van de onderhandelingspositie van producentenorganisaties van melkveehouders
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, 443 melkveehouders in Oost- en West-Vlaanderen werden opgeschrikt door het nieuws dat ze door FrieslandCampina worden bedankt voor bewezen diensten. Twee jaar geleden reorganiseerde die coöperatie zijn melkophaling in de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg. Totaal onverwacht doet de Nederlandse coöperatie die operatie nu nog eens over in de twee andere Vlaamse provincies. Ditmaal wordt er harder gesnoeid in het leveranciersbestand: ongeveer de helft moet eraan geloven. De mededeling van FrieslandCampina wordt beschouwd als woordbreuk, aangezien alle melkveehouders in een brief van 29 juni 2015 beloofd werd dat alle melk opgehaald zou worden, ook de melk die ze extra produceren na het verdwijnen van de quota. Bovendien werd er onlangs geïnvesteerd in een uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van de fabriek in Aalter.
Dat is allemaal geen positief nieuws. Zeker ook als je ziet hoe we het afgelopen halfjaar in het ketenoverleg afspraken hebben proberen te maken, is dit geen positief gegeven. Intussen werd al met de producentenorganisatie gediscussieerd over hoe het nu verder moet. Boer&Tuinder schreef dat iedereen in de zoektocht naar een nieuwe koper voor de melk gelijke kansen moet krijgen. Dat is nu niet het geval, want wie zijn geluk elders dan bij bijvoorbeeld Milcobel gaat zoeken, ontvangt geen 3 euro per 100 liter, maar slechts 0,5 euro als opzeggingsvergoeding. Bovendien zou de landbouwer in kwestie op 1 februari 2016 al lid moeten zijn van Milcobel, anders blijft de vergoeding beperkt tot een halve euro.
Met de huidige crisis in de zuivelsector heeft een melkveehouder natuurlijk geen sterke onderhandelingspositie om tegen dergelijke zaken in te gaan. Het belooft een moeilijke zoektocht te worden naar een nieuwe melkophaler, een reden te meer om de melkveehouders voldoende tijd te gunnen om een nieuwe afnemer te vinden.
Daarnaast rijst ook de vraag naar het lot van onze melkveehouders die wel nog mogen blijven leveren aan FrieslandCampina. Na twee zulke blitzacties is het vertrouwen ver zoek. Voor melkveebedrijven, die investeringen doorgaans op zeer lange termijn afschrijven, vreet dat in deze economisch moeilijke tijden nog meer aan de bedrijfszekerheid.
Minister, hoe schat u de actie van FrieslandCampina in aangaande het opzeggen van melkophalingen en het daaraan verbonden voorstel tot overstappen naar Milcobel ten aanzien van een faire prijszetting en goede marktwerking? Hebt u al contact opgenomen met FrieslandCampina, om meer uitleg te vragen over hun drijfveren en aan te dringen op een correcte en eerlijke behandeling van de melkveehouders? Dringt u er bij FrieslandCampina ook op aan om in een voldoende lange overgangsperiode te voorzien, zodat de melkveehouders naar een alternatief kunnen zoeken tegen een eerlijke vergoeding?
Hebt u bij FrieslandCampina ook geïnformeerd naar hun toekomstplannen inzake het opzeggen van nog meer melkophalingen? Hebt u daarbij uw ongenoegen geuit over het feit dat de firma deze gang van zaken al voor de tweede toepast en daardoor onzekerheid veroorzaakt? Hebt u tot slot ook geïnformeerd bij Milcobel over de samenwerking met FrieslandCampina en de drijfveren achter de voorgestelde regeling en de timing voor de getroffen melkveehouders?
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, deze problematiek, die door collega Vanderjeugd al voldoende geschetst is, duidt erop dat het in het post-quotumtijdperk niet alleen belangrijk is om de beste prijs te krijgen voor je melk, maar dat het ook belangrijk is om afzetzekerheid te hebben. Het is net daar dat een aantal landbouwers mee geconfronteerd worden. Er is een duidelijk onderscheid, ook bij de mensen van FrieslandCampina, tussen enerzijds de coöperanten, die in hoofdzaak in Nederland wonen, en een 25-tal in Vlaanderen, en anderzijds de leveranciers, die geen kapitaalparticipatie hebben mogen doen in FrieslandCampina en die dus gewoon als leverancier beschouwd worden. Bij Milcobel gaat het over allemaal coöperanten. Milcobel is bereid om alle leveranciers van FrieslandCampina die zij willen afstoten, over te nemen als coöperant in de Milcobel-coöperatie. En FrieslandCampina is blijkbaar ook bereid om een stuk van het kapitaal dat de individuele melkveehouder moet investeren, bij te dragen.
Mijn vragen gaan vooral over de rol van de producentenorganisaties in dit verhaal. Wij zijn als Vlaamse overheid, en u als minister heel specifiek, voortrekker in het verhaal van de oprichting van producentenorganisaties. Deze zomer werd er een producentenorganisatie opgericht, DairyCam, voor de leveranciers aan FrieslandCampina.
FrieslandCampina had de intentie om structureel overleg te plegen met die producentenorganisatie. Hoe heeft die organisatie kunnen wegen op de overeenkomst die is gesloten tussen FrieslandCampina en Milcobel? Of is zij daar niet bij betrokken geweest? Hebt u daar informatie over? Ik weet wel dat u niet mee aan de tafel hebt gezeten, wat ook niet wordt verwacht van de overheid.
Op welke wijze heeft FrieslandCampina een selectie gemaakt van de Vlaamse leveranciers? Hoeveel daarvan waren lid van Dairycam? Zal die producentenorganisatie in die omstandigheden blijven bestaan? Ik neem aan dat heel wat van die melkveehouders die lid zijn van Dairycam, behoren tot die 344 melkveehouders die niet meer mogen leveren aan FrieslandCampina.
Is er een evaluatie mogelijk over de werking van die producentenorganisaties? Welke interne afspraken maken zij? Welke onderhandelingswijze hanteren zij? Hoe zit het met hun interne structuur? Kunnen we lessen trekken uit het huidige voorval om in de toekomst de producentenorganisaties te versterken? Moeten daar voorlichtings- of sensibiliseringscampagnes aan gekoppeld worden?
Welke lessen trekken we uit dit voorval? Hoe kan de overheid er mee voor zorgen dat de Vlaamse melkveehouders zekerheid hebben over de afname van hun geproduceerde melk?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik ben ervan overtuigd dat 2016 veel interessante debatten zal opleveren in deze commissie en dat we samen heel wat belangrijke beslissingen zullen kunnen nemen. Ik hoop ook dat het een beter boerenjaar wordt.
In 2015 kreeg de melkveesector inderdaad een grote tegenslag te verwerken. Ik wil echter benadrukken dat de beslissing van FrieslandCampina een autonome beslissing was van een private onderneming. Mijnheer Vanderjeugd, u stelt me heel wat vragen over de drijfveren, criteria, businessstrategieën enzovoort. Ik veronderstel dat u als liberaal begrijpt dat wij ons daar niet mee kunnen moeien.
Noch de Vlaamse Regering, noch ikzelf of mijn kabinet, noch mijn administratie, is betrokken bij die beslissing. Toch betreur ik deze beslissing die als een bom is ingeslagen. Niemand had verwacht dat dit zou gebeuren.
De Nederlandse onderneming heeft de voorbije jaren fors geïnvesteerd, bijvoorbeeld in de vestiging in Aalter die sterk vernieuwd is. Men heeft ook besloten om een productie-eenheid af te bouwen ten voordele van Aalter. De productiecapaciteit verdwijnt niet maar de toelevering zal in de toekomst voor een groter deel van de Nederlandse coöperanten van FrieslandCampina komen.
De Vlaamse leveranciers hebben het voorbije jaar veel tijd en energie gestopt in de opstart van de producentenorganisatie Dairycam. Het doel was om een duurzame relatie uit te bouwen tussen beide partners en een win-winsituatie te creëren. Deze inspanningen en het engagement van de trekkers binnen de producentenorganisatie werden niet voldoende gehonoreerd. Niet enkel de zuivelverwerkers, maar ook de melkveehouders plannen hun investeringen op lange termijn en hebben dus behoefte aan zekerheid aan de afzetzijde.
Het is in elk geval duidelijk dat het vertrouwen aan de producentenkant door de beslissing van FrieslandCampina een forse deuk heeft gekregen. Vooral de manier waarop dat is gebeurd, zorgt terecht voor frustratie.
Rekening houdend met de moeilijke marktsituatie is het niet evident voor de opgezegde melkveehouders om een nieuwe afnemer zoeken. In die zin is het zeker positief dat FrieslandCampina zelf ook naar een oplossing op zoek is gegaan. Ik stel vast dat een deel van de opgezegde melkveehouders hun weg gevonden hebben naar de Belgische coöperatie Milcobel die op zoek was naar extra melkleveranciers.
Wat de opzegtermijn betreft, stel ik vast dat de afspraken die zijn opgenomen in de interprofessionele gedragscode gerespecteerd worden. Deze gedragscode werd in 2010 uitgewerkt door het Agrofront. Het gaat over de landbouworganisaties Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat en Fédération Wallonne de l’Agriculture (FWA) en de Belgische Confederatie van Zuivelondernemingen (BCZ). In die gedragscode is sprake van drie maanden opzeg door de landbouwer en vijf maanden indien de opzeg gebeurt door de zuivelfabriek.
Toen FrieslandCampina de beslissing bekendmaakte, is de producentenorganisatie Dairycam onmiddellijk in actie geschoten en heeft zij besloten om met alle mogelijke nieuwe partners rond de tafel te gaan zitten. Ze heeft zich dus niet onmiddellijk geschikt in het voorstel van Milcobel en FrieslandCampina en heeft haar rol als producentenorganisatie duidelijk gespeeld. Deze onderhandelingen zijn gevoerd met oog voor zowel de vertrekkers als de blijvers. De moed en de gedrevenheid van de drijvende krachten achter die producentenorganisatie zijn zeer bewonderenswaardig.
Acht van de twaalf bestuursleden van Dairycam kunnen niet langer melk leveren aan FrieslandCampina. Niettemin is het de intentie van Dairycam om haar activiteiten verder uit te bouwen met een nieuwe voorzitter en nieuwe raad van bestuur. Dit heeft uiteraard enige tijd nodig. Op dit ogenblik ligt het erkenningsdossier bij mijn administratie. De producentenorganisatie zal uitmaken of zij met haar huidige statuten erkend wil worden of eerst een wijziging wenst te doen.
Het is positief te noemen dat de belangen werden verdedigd van zowel de blijvers als de vertrekkers. Op die manier kunnen ze samen rond de tafel zitten.
Hoe kan de onderhandelingsmacht van een producentenorganisatie worden versterkt? Het gaat over de drijvende krachten achter zo’n producentenorganisatie. Het is van belang dat ze beschikken over goede onderhandelingstechnieken en een win-win zoeken voor beide partijen. Dat zorgt ervoor dat een producentenorganisatie goed loopt. Bij Dairycam is bewezen dat dit zo is.
Ondertussen is op Europees niveau een vervroegde evaluatie van het zuivelpakket gestart waarbij een uitgebreide vragenlijst aan de lidstaten bezorgd werd en waarbij er gesprekken met producentenorganisaties zijn gepland, dit alles met als doel om het zuivelpakket en de werking van de producentenorganisaties te verbeteren. De bedoeling is dat dit in 2016 tot conclusies zal leiden.
Daarnaast geloof ik in een sterke voorbeeldfunctie van bepaalde bestaande producentenorganisaties. Deze ervaringen willen we nog veel meer delen via een workshop, waarbij goede praktijken worden uitgewisseld. Ik geloof er heel sterk in om de praktijk te laten spreken. Daarom willen we de voorlichtingsavonden zeker voortzetten.
Hoe kan de overheid mee een rol spelen in het verkrijgen van afzetzekerheid voor onze producenten? Tijdens de visiedagen Zuivel is de afzetzekerheid ruim aan bod gekomen. Ik denk ook aan de rol voor het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) voor de afzet van onze producten in derde landen. Er loopt een multilandencampagne tot 2017. In de loop van 2016 wordt nog een nieuwe campagne opgestart. Het potentieel van onze Belgische zuivelproducten op de buitenlandse markt is groot. We moeten blijven inzetten op hoogkwalitatieve melk en melkverwerkers moeten in binnen- en buitenland blijven zoeken naar nieuwe markten en innovaties.
In dit verband verwijs ik naar de Food Pilot van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), die heel sterk inzet op de zuivelbedrijven en nagaat welke kansen er nog zijn voor innovatieve processen. Daar wordt actief over gecommuniceerd. Dit is de benadering waar de hele keten beter van wordt.
Dit is de stand van zaken. Misschien is het interessant om u de conclusies van de visiedagen Zuivel te bezorgen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, als liberaal weet ik maar al te goed dat een bedrijf autonoom dergelijke beslissingen kan nemen. De nieuwe producentenorganisatie is een belangrijke en nuttige tool gebleken. Wanneer bepaalde feiten gebeuren, kan het interessant zijn dat u als minister van Landbouw uw bezorgdheid uitdrukt en pleit voor het verlengen van de overgangsperiode. U kunt dat uiteraard niet afdwingen, maar het is zoeken naar een evenwicht.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, de landbouwers die hiermee geconfronteerd worden, ervaren op een pijnlijke manier hoe hard een liberale markt kan zijn. De twijfel is nu wie er het slechtst aan toe is. Zijn dat diegenen die moeten overstappen naar Milcobel of diegenen die als gewone leverancier en niet als coöperant wel mogen blijven leveren aan FrieslandCampina? Ik was zelf aanwezig op een toelichtingsvergadering van FrieslandCampina. Ze beloven een zekere afname voor drie jaar en zullen daarna de melk blijven afnemen. Wat is het verschil tussen zekerheid van drie jaar en de belofte dat daarna melk wordt afgenomen? Die mensen zitten dus met vragen over afnamezekerheid voor de toekomst. De prijs is belangrijk, maar de afnamezekerheid is nog belangrijker. Het is dan ook belangrijk dat de producentenorganisatie blijft en zich sterk ontwikkelt. U kunt ze met minstens uw moreel gezag een hart onder de riem steken en ervoor zorgen dat ze de belangen van de leveranciers kunnen blijven verdedigen en zorgen voor een goede toekomst.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
We hebben de laatste tijd heel wat artikels zien verschijnen over deze zaak. Ik heb me ook afgevraagd of ik hierover een vraag moest indienen, maar heb het niet gedaan omdat het de private markt is die speelt. Ik was dan ook verwonderd over de vraag van de heer Vanderjeugd vanuit zijn ‘liberaliteit’. De vraag van de heer Dochy vond ik interessanter. In de artikels die zijn verschenen, wordt de opmerking gemaakt dat melkveehouders de markt meestal ondergaan en iets te weinig ondernemer zijn. Gelukkig zijn er de producentenorganisaties die proberen om dat ondernemerschap aan te bieden. Uit het geval Danone blijkt ook dat producentenorganisaties gekoppeld aan één verwerker niet de afzetgarantie aan hun leden kunnen bieden.
Daarom stel ik mij dan ook de vraag of de producentenorganisaties zich beter en professioneler kunnen organiseren met de financiële ondersteuning die Vlaanderen biedt. Is die financiële ondersteuning dus een extra drijfveer?
Het schrijnende verhaal – want we mogen het toch wel schrijnend noemen – leert ons opnieuw dat de boer de zwakste schakel is in de keten. Daarom sluit ik mij volledig aan bij de collega’s die zeggen dat we de producentenorganisaties moeten versterken. Dat zegt u trouwens zelf ook, minister.
Ik sluit mij ook aan bij de collega’s. Minister, ik denk dat hier kamerbreed gedragen wordt dat het niet slecht zou zijn dat u toch een publieke uitspraak zou doen over dit dossier. We weten allemaal dat de vrije markt hier speelt, maar ik denk dat het goed is dat u, als minister van Landbouw, in dit debat een uitspraak doet.
Er was mij iets niet volledig duidelijk, minister. U zei dat ook Europa een initiatief zou nemen. Is dit naar aanleiding van dit concrete dossier of is het gewoon algemeen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Zodra het nieuws over FrieslandCampina bekend werd, heb ik met de directie contact gehad. Ik heb mijn ongenoegen geuit en heb dan hun deel van het verhaal gehoord. Ik heb gezegd dat ik vond dat ze nogal chauvinistisch waren. Ik heb daar ook publiekelijk uitspraken over gedaan, voorzitter. In de week dat Campina dit bekendmaakte, hadden wij de slotdag van zuiveldagen. Daar heb ik ook in aanwezigheid van iedereen mijn ongenoegen geuit over dat dossier. De beslissing is genomen, Campina wil daar niet meer van afwijken. We moeten echter naar de toekomst kijken en ervoor zorgen dat we de producentenorganisaties nog sterker kunnen maken. Daarover bestaat hier ook een consensus.
De financiële ondersteuning is vooral een extra stimulans bij de opstart. De bedoeling is uiteraard dat ze zo sterk mogelijk zijn. Het hangt veel van de mensen af, maar we moeten ook de goede praktijken meer delen. Het is goed dat producentenorganisaties van elkaar kunnen leren en nagaan hoe ze daarmee kunnen omgaan.
Het Europees initiatief is er niet gekomen naar aanleiding van dit geval, maar wel naar aanleiding van de algemene crisis in de melksector en de blijvende prijsdaling, terwijl men had gehoopt dat de prijs opnieuw zou stijgen. Omdat dit nog niet het geval is, heeft Europa gezegd dat moet worden nagegaan welke conclusies daaruit kunnen worden getrokken.
Samengevat, het is niet omdat er meer middelen zijn voor de producentenorganisaties dat ze beter zouden werken. Dat hangt vooral af van de mensen die ervoor instaan. Het is vooral belangrijk om hen goed te coachen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik voel mij aangesproken om een reactie te geven. Liberalen zijn er in alle soorten, zoals er in elke partij verschillende soorten zijn.
Liberalisering is één iets, maar voor mij stopt liberalisering wanneer aan anderen schade wordt toegebracht. Dat is mijn motto, dat misschien niet hard gemaakt kan worden in een liberalisering. We leven in een liberale markt, dat heeft voordelen, want alles heeft voor- en nadelen. Anders zouden we ons niet bezighouden met ketenoverleg. We willen een eerlijke liberale markt, en als we in overleg kunnen treden met producenten en afnemers, en daar een schakel kunnen zijn om evenwichten en eerlijkheid te zoeken, mogen we dat niet nalaten. Ongeacht of we liberaal zijn of niet, moeten we absoluut altijd blijven strijden voor een eerlijke liberale markt. Dat is een groot verschil. Telkens wanneer het hier over liberalisering gaat, ben ik als liberaal de pineut. (Gelach)
Maar liberalisering heeft dus zoals alles voordelen en nadelen. Ik blijf altijd pleiten voor een liberale markt, maar wel een eerlijke liberale markt. Als we ertoe kunnen bijdragen dat dit proces eerlijk verloopt, is het onze taak dat te doen.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik vind het een beetje raar dat collega Vanderjeugd zich aangevallen voelt. Hij zou het als een compliment moeten beschouwen. Ik meen immers dat hij in hart en nieren liberaal is. De consequentie van een liberale markt is dat die hard is en dat er sociale correcties moeten worden aangebracht. Er zijn inderdaad mensen uit de partij van collega Vanderjeugd maar ook mensen uit vele andere partijen die daar nog meer voorstander van zijn dan degenen die pleiten voor het harde liberalisme. Dat is hier niet de essentie van het verhaal. Hier gaat het over het belang voor onze landbouwers ervoor te zorgen dat ze in de toekomst ook afzetzekerheid kunnen hebben voor de melk die ze produceren, en vooral ook de melk die ze meer produceren dan het quotum. In Velt stond op 28 december een artikel over FrieslandCampina, waarin gezegd wordt dat de melkproductie in Nederland met 6,4 procent gestegen is. Het is dan ook zeer pijnlijk te moeten vaststellen dat die extra geproduceerde melk voor een deel naar Aalter zal komen, om te worden verwerkt in de fabriek die door FrieslandCampina in Vlaanderen gebouwd is. Eigenlijk hebben we hier een verdringingseffect, wat niet onlogisch is. De coöperatie kiest immers voor afzetzekerheid voor haar eigen coöperanten, maar daarvoor moeten de leveranciers uit Vlaanderen een stuk wijken. Dat is hier de harde realiteit van die harde liberale markt, collega Vanderjeugd.
Ik ben vooral blij dat de minister verder zal werken aan het versterken van de producentenorganisaties en dat ze hen een hart onder de riem zal steken.
We noteren het engagement van de minister om ons via de secretaris nog een document te overhandigen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.