Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Vluchtelingen stromen nog steeds toe. We proberen met zijn allen op zoveel mogelijk plaatsen onderdak te bieden en te voorzien in onderwijs voor de kinderen. Vlaanderen heeft zich daar relatief goed op voorbereid, onlangs nog door 3 miljoen euro extra uit te trekken voor scholen met een groeiend aantal anderstalige kleuters en door budgetten vrij te maken om mobiele units te kunnen inzetten om capaciteitsnoden te kunnen invullen. Er is consensus dat de kinderen en jongeren zo snel mogelijk onderwijs kunnen volgen in een ‘normale’ onderwijssituatie, dus niet in het opvangcentrum zelf.
De schoolbesturen en de gemeenten hebben de afgelopen maanden zeer constructief samengewerkt om een reëel en haalbaar spreidingsplan voor deze kinderen op te maken. De bereikbaarheid van de scholen ten opzichte van de opvangcentra zorgt momenteel nog voor een logistieke uitdaging, ook om ervoor te zorgen dat die kinderen niet te lang op de bus of op andere vervoermiddelen zitten.
Minister, op welke manier kunt u tegemoet komen aan de vraag van schoolbesturen om het schoolvervoer te ondersteunen? Nu betalen zij dit veelal zelf. De minister gaf tijdens de plenaire vergadering van 20 januari 2016 aan dat zij op vrijdag 22 januari 2016 over de materie van het leerlingenvervoer vanuit de opvangcentra zou samenzitten met de staatssecretaris bevoegd voor het asiel en de migratie. Wat was de uitkomst van dit overleg?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, collega. Het leerlingenvervoer is inherent verbonden aan het gevolg dat onderwijsinstellingen geven aan de leerplicht voor minderjarige asielzoekers, die zestig dagen na de registratie start. Dat wil zeggen dat voor zeer veel jongeren de leerplicht recent startte of eerstdaags zal starten. In de verschillende collectieve opvangcentra is men momenteel de vervoersmodaliteiten aan het onderzoeken. Op korte termijn moet men in verband daarmee concrete actie kunnen ondernemen. Lokale afspraken over toeleiding vanuit de opvangstructuren naar de scholen kunnen immers pas uitgevoerd worden als het vervoersvraagstuk geregeld is.
Er vonden op initiatief van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) tijdens de voorbije week overlegmomenten plaats voor de opvangcentra in Turnhout, Arendonk, Ravels, Sint-Niklaas, Sint-Niklaas Westakkers (Haasdonk), Zwijndrecht, Houthalen-Helchteren en Lommel. Daaraan namen de volgende instanties deel: Fedasil, het Rode Kruis, AgODi, De Lijn, scholen en lokale besturen. Er zullen nog overlegmomenten plaatsvinden in onder andere Vilvoorde, Wingene en Koksijde. Op basis van dat overleg wordt per lokaliteit een vervoersdossier opgemaakt, in samenwerking met onze mensen.
Parallel is er een subsidieregeling in de maak, waarvoor ik een kredietherschikking moet voorleggen aan de Vlaamse Regering. Het zou morgen geagendeerd kunnen worden, maar ik heb van mijn minister van Begroting nog geen begrotingsakkoord. Zij die daar een nuttige bijdrage aan kunnen leveren, mogen dat dus gerust doen.
De subsidieregeling ziet er als volgt uit. We subsidiëren de collectieve opvangstructuren – de asielcentra van het Rode Kruis en Fedasil – voor de organisatie van het vervoer van hun kinderen naar school. We doen dat voor het kleuter- en het lager onderwijs. De subsidieregeling is bepaald in onderling overleg en akkoord met het federale niveau. De basis voor de subsidieregeling is dat de kosten verbonden aan het leerlingenvervoer vanuit collectieve opvangcentra die binnen de perimeter van 4 kilometer van de school liggen, worden gedragen door de federale overheid. Als het collectieve opvangcentrum en de school verder dan 4 kilometer van elkaar gelegen zijn, zal Vlaanderen instaan voor de vervoerskosten aan de inrichter van leerlingenvervoer voor vluchtelingen. Die grens van 4 kilometer is gebaseerd op de afstand voor de vrijekeuzeregeling in het basisonderwijs.
De asielcentra doen daartoe één aanvraag, gericht aan het departement Onderwijs. Het Vlaamse en het federale niveau behandelen de aanvraag dan gezamenlijk. We beperken op die manier de planlast voor de aanvragers. Hoewel er maar één aanvrager is, moet de aanvraag uiteraard wel het resultaat zijn van breed lokaal overleg, dat moet aangetoond worden. Ik heb daarnet al de organisaties opgesomd waaruit dat overleg bestaat.
In de aanvraag schetst het asielcentrum duidelijk wat de vervoersnoden zijn en hoe daar op een zo economisch mogelijke wijze op kan worden ingespeeld. De aanvraag bevat, naast de motivering, ook een kostenraming. Alle mogelijke vervoersmodi – bussen, maar ook fietsen – en organisatoren komen in aanmerking, zodat per lokaliteit gezocht kan worden naar de meest efficiënte organisatiewijze en maximale synergieën met bestaand vervoer. De lokale situatie, met de plaatselijke mogelijkheden en onmogelijkheden, zal bijgevolg een belangrijke rol spelen.
Alle kosten die in relatie staan tot de gekozen vervoersmodus en -modi komen in aanmerking. We stellen het STOP-principe – stappen, trappen, openbaar, privé – voorop, al zal dat wegens de context niet altijd consequent toe te passen zijn. Collega Peter Vanvelthoven, burgemeester van Lommel, was vorige week al een beetje in paniek omdat er nog geen vervoersregeling was. De kindjes moeten daar maar een paar honderd meter ver, maar het is een zone zonder voetpad. Je kunt het wel te voet doen, maar dat is niet zo evident met kleine kinderen. Hij zal dus een busje nodig hebben. Dat wordt geregeld.
Vlaanderen neemt geen personeelskosten ten laste van een personeelslid binnen het centrum voor de loutere organisatie van het vervoer. Dat is ook logisch. Het enige wat wij doen, is betalen voor datgene wat meer is dan 4 kilometer en nadat er grondig overlegd is.
Ik hoop dus dat het morgen nog lukt. Anders is het ofwel met een schriftelijke procedure ofwel op de eerste ministerraad na het reces. Het zou wel ideaal zijn, mocht het morgen nog kunnen lukken, maar ik heb dus nog geen begrotingsakkoord. Maar de avond is nog jong, of zelfs nog niet begonnen. (Gelach)
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor uw toelichtingen, minister. Het is goed en vruchtbaar dat men proactief naar al die gemeenten en centra stapt om, als ik het goed begrepen heb, een case-by-caseoplossing te maken.
Ik heb nog een aantal heel concrete vragen. U zegt dat de perimeter 4 kilometer is, maar als we kijken naar al die plaatsen waar er collectieve asielopvang is, zien we dat de kinderen niet allemaal naar één school gaan. Men heeft die kinderen gespreid over x-aantal scholen. Hoe moet ik dat dan juist interpreteren? Als je een bus inlegt, rijdt die bus niet naar één school, maar naar verschillende scholen. Die 4 kilometer, is dat de afstand gemeten over het midden van de weg, de verkeersregels volgend? Dat is de vrijeschoolkeuze-invulling van de kilometers. Ik denk dat die hier ook van toepassing is, maar is dat dan voor elk kind op die bus? Of berekenen we een kost per kind? Of is het gewoon zo dat de federale overheid betaalt voor de eerste 4 kilometer die die bus rijdt, en de Vlaamse overheid voor de volgende kilometers? Hoe moeten we dat juist zien?
Ik heb ook van u begrepen dat er eigenlijk een backofficeregeling is, dat er dus maar één aanvraag moet gebeuren en dat u dan instaat voor de verdeling. Stel dat een asielcentrum fietsen aankoopt om die verplaatsing te doen, worden die fietsen dan terugbetaald en geldt dan ook de afstandsregeling met de kilometergegevens?
Hoe zult u de kredietherschikking doen?
De heer De Ro heeft het woord.
In Vilvoorde zijn de kinderen gestart de maandag na de herfstvakantie. Tot nu toe zijn ouders en begeleiders daar met het openbaar vervoer geraakt. De verst gelegen school ligt op 3 kilometer, dat is niet spectaculair maar dat vraagt toch een uur tot een uur en tien minuten. Heen en terug is dat dus niet min, vooral wanneer men met dit weer met kleutertjes moet staan wachten aan de kant van de weg. Wanneer de ouders lessen maatschappelijke vorming en Nederlands volgen die beginnen om 9 uur, dan zullen de kinderen op sommige dagen niet naar school gaan. De brief van de stad Vilvoorde zal een van de eerste zijn die bij u en bij federaal staatssecretaris voor Asiel Theo Francken beland is, over de noodzaak van collectief vervoer. Ik ben blij dat er daarover een akkoord is.
Wanneer we bij de busbegeleiding voor het buitengewoon onderwijs iemand zetten, dan dienen we dat mee in met de fiche om gesubsidieerd te worden. Het zou noch voor de kinderen noch voor de buschauffeur een goede zaak zijn om 20 à 30 kinderen alleen op een bus te laten.
Ik wil ook een oproep doen tot enige flexibiliteit. Wanneer we nu dingen indienen van een bepaald traject, wil dat niet zeggen dat dit traject zal blijven lopen. Wanneer kinderen uit asielcentra uitstromen en er andere kinderen bij komen die een andere leeftijd hebben, dan is het mogelijk dat kinderen naar een andere school moeten gaan. Wij zullen in onze fiches rekening houden met dat scenario. Ik hoop dat u en uw administratie daarbij de nodige flexibiliteit aan de dag zullen leggen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, in mijn stad ligt het opvangcentrum aan de rand van een deelgemeente van de stad Sint-Niklaas. Voor vele scholen is die afstand groter dan 4 kilometer. Wie betaalt voor het deel boven de 4 kilometer?
Het zou vriendelijk zijn indien u de commissie de beslissing zou kunnen bezorgen die mogelijk vrijdag wordt genomen. Volgende week is het reces, en dan is het moeilijker om de juiste informatie te krijgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik had eigenlijk liever gehad dat dit allemaal niet nodig was en dat Vlaanderen niets moest bijdragen. Het vervoer van kinderen uit collectieve opvangcentra naar de school is eigenlijk een zaak van de federale overheid. Wij moeten onderwijs inrichten maar wij moeten dat transport niet verzorgen.
Omdat we zagen dat het moeilijk was om een en ander geregeld te krijgen, heb ik voorgesteld een deel voor onze rekening te nemen. Ik heb gezocht naar iets dat spoorde met wat nu al in de regelgeving staat over de 4 kilometer en de vrije keuze. Dat was voor mij het eenvoudigste systeem. Alle andere modaliteiten moeten in het overleg worden geregeld. Voor mij is het van belang dat alle lokale partners maximaal samenwerken en elkaar niet misbruiken. Wij betalen alleen voor het vervoer dat meer dan 4 kilometer bedraagt.
Mijnheer Daniëls, wanneer één bus een aantal kinderen 100 meter moet vervoeren, een aantal anderen 2 kilometer en nog anderen 4 kilometer, dan zal men daar een verdeelsleutel in moeten vinden die aangepast kan worden. We zullen daar dus soepel in moeten zijn. We kunnen dit niet allemaal doen met regeltjes. Het gaat om een zeer uitzonderlijke situatie, maar ik wil vooral dat alle kinderen onderwijs kunnen genieten.
Mijnheer De Ro, wat de switchregeling betreft, ga ik ervan uit dat men probeert zich soepel op te stellen en dat dit na een bepaalde periode wordt afgerekend.
Ik kan dit alleen nemen van de provisie die we staan hadden voor de totale vluchtelingencrisis. We moeten dan bij de budgetcontrole nagaan hoe we dit oplossen.
Wat het aankopen van fietsen betreft, ken ik de reglementering niet. Ik zal dat eens moeten bekijken. Ik veronderstel dat er afhankelijk van de termijn kan worden voorzien in een afschrijvingstermijn. Of misschien kan er een huur worden gevraagd voor afstanden boven de 4 kilometer. Dat moet op het veld worden geregeld.
Mijnheer De Meyer, zodra de Vlaamse Regering een beslissing neemt, zullen we de commissie daarover informeren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u had gezegd dat u het STOP-principe naar voren zou schuiven. Openbaar vervoer staat op de derde plaats, de eerste stap kost niet noodzakelijk iets, maar het trappenpotentieel wel. Ik weet dat er asielcentra zijn die bij de politie fietsen opkopen.
Sommige van die kinderen moeten we leren fietsen, want dat is iets dat ze kunnen leren in plaats van direct allemaal de bus te nemen.
Ik dank u voor uw antwoord en uw verduidelijking over de situatie indien de bus verschillende trajecten aflegt, want dat maakt wel een verschil. In het begin zei u dat u die verplaatsing eigenlijk niet wilde betalen. Ik vind dit jammer. De Vlaamse scholen staan waar ze staan uiteraard, en het is een beleidskeuze om die kinderen naar de gewone Vlaamse school te sturen. Dan denk ik inderdaad dat we daar samen naar moeten kijken. Het andere alternatief is dat andere ministers geld uit hun middelen geven om die verplaatsingen te betalen. Het belangrijkste is wel dat die kinderen op school geraken en dat de lokale besturen, die zware inspanningen leveren, niet met een financiële kater blijven zitten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.