Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de voorbije zomer hebben enkele collega’s de gelegenheid gehad deel te nemen aan het transatlantisch forum over thema’s als het jonge kind, diversiteit, taalkundige diversiteit enzovoort. Die conferentie vond plaats in Washington. We hebben met heel veel experts gesproken over die materie, ook met een aantal Vlaamse experts, onder andere Piet Van Avermaet. We hebben het dagen aan een stuk gehad over de uitdagingen van diversiteit, de aanpak in Vlaamse scholen, hoe divers die aanpak is en wat we eraan zouden moeten en kunnen doen.
Toen ik eind vorig jaar het initiatief nam om een online enquête op te stellen voor leerkrachten, heb ik ook gepeild naar hun aanpak van diversiteit en meer bepaald gevraagd hoe ze zich daarop voorbereid voelen en in welke mate ze bijgeschoold zijn in bepaalde aspecten van diversiteit, zoals de taalkundige diversiteit van de leerlingen, verschillende etnische achtergronden enzovoort.
De vragen betroffen niet alleen statuut, ervaring en taakbelasting, maar ook andere zaken. Ongeveer 3500 leerkrachten vulden de enquête in. De respondenten waren afkomstig uit alle onderwijsnetten, van verschillende leeftijden en er was een goede geografische spreiding. Met het oog op de discussie over diversiteit is dat niet onbelangrijk. De resultaten van deze enquête werden op 20 januari openbaar gemaakt.
Op basis van de antwoorden op mijn vragen, aangevuld met honderden aanvullende commentaren, is het mogelijk een goed beeld te krijgen van de verwachtingen en verzuchtingen van leerkrachten. Ik las er niet enkel persoonlijke standpunten over taakbelasting of over de noodzaak aan degelijk opgeleide directies, maar ook over de omgang met diversiteit.
Ik trap een open deur in wanneer ik wijs op de steeds diverser wordende schoolbevolking. Dit plaatst zowel leerkrachten als schooldirecties en beleidsvoerders voor grote uitdagingen. Diversiteit kan slaan op zowel de aanwezigheid van andere talen dan het Nederlands op school, als de aanwezigheid van leerlingen met verschillende sociaal-culturele en levensbeschouwelijke achtergronden.
De overgrote meerderheid van mijn respondenten wordt trouwens geconfronteerd met leerlingen met een andere thuistaal, en scholen blijken daar vaak niet grondig op voorbereid te zijn, of blijken niet steeds te beschikken over een talenbeleid om de leerkrachten hierin bij te staan.
Op mijn vraag of de school een ontwikkeld diversiteitsplan had dat de leerkracht in staat stelde om te kunnen omgaan met verschillen op het vlak van gender, seksuele geaardheid, religie, etnische afkomst en kansarmoede, antwoordde slechts 26 procent van de respondenten positief.
De leerkrachten tonen weliswaar hun engagement om zo goed mogelijk met diversiteit in de klas te kunnen omgaan. Maar ook op de vraag of men zich voorbereid voelt om om te gaan met taalproblemen, antwoordt slechts 27 procent uitgesproken positief. Richtlijnen in de vorm van een diversiteitsplan zouden hierbij van pas kunnen komen.
Zoals in de beleidsnota onderwijs staat, is het van belang dat ook de toekomstige leerkracht al via zijn opleiding hierop wordt voorbereid, zeker wat diversiteit en de grootstedelijke context aangaat. Wat de leerlingen betreft, zou een goed uitgewerkt diversiteitsplan onder meer aandacht moeten hebben voor meertaligheid – voor anderstaligheid, laten we zeggen, als hun thuistaal verschilt van de onderwijstaal – en het aanmoedigen van ouderbetrokkenheid, dit om de negatieve effecten van kansarmoede tegen te gaan.
Wat de leerkrachten betreft, moet er voldoende kwalitatieve bijscholing worden aangeboden met het oog op de multicultureel en meertalig samengestelde klas, specifiek met het oog op het beter begeleiden van de klasgroepen op dat gebied. Ik verwijs hierbij ook graag naar de engagementsverklaring over diversiteit in het onderwijs van de Vlor-startdag van 25 september 2014.
Minister, hebt u zicht op het aantal scholen dat een specifiek diversiteitsbeleid voert? Welke initiatieven zult u nemen om scholen beter te ondersteunen in de omgang met diversiteit? Welke stappen zullen worden genomen om de scholen beter te begeleiden of aan te moedigen om een diversiteitsplan, zowel richting leerlingen als personeel, uit te werken?
Volgens de website van Onderwijs Vlaanderen heeft het Vlaams ministerie momenteel geen geactualiseerde visietekst over diversiteit in het onderwijs. Men verwijst daarvoor nog altijd naar de standpunten voortvloeiend uit de Week van de Diversiteit van 2003. Wanneer mogen we de nieuwe visietekst verwachten?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, mevrouw Brusseel, gelukkig hebben we u om nu en dan de websites te controleren. Sta mij toe te starten met te zeggen dat superdiversiteit een realiteit is. Op die uitdaging moeten we ons voorbereiden. Het is zeer terecht dat u diversiteit ruim opvat en de factoren gender, seksuele geaardheid, etnische afstamming, kansarmoede, geloof of levensbeschouwing en taal in beeld brengt.
Hoeveel scholen een diversiteitsbeleid die naam waardig voeren, is, gezien de brede en complexe definitie, niet precies te bepalen. In Onderwijsspiegel 2015 stelt de inspectie dat ze heel vaak ziet dat dynamische werkgroepen kwaliteitsvolle visieteksten en actieplannen ontwikkelen voor hun school. De inspectie kijkt dus echt wel of en hoe scholen daarmee bezig zijn. Het betreft dan wat er gebeurt inzake talenbeleid, gelijkeonderwijskansenbeleid, antipestbeleid en dergelijke. De inspectie merkt wel op dat de omzetting van actieplannen naar de klasvloer moeizaam verloopt omdat de geplande acties niet overal kunnen rekenen op een voldoende breed draagvlak bij leraren. Dat moeten we goed voor ogen houden.
Vanochtend heb ik met de diverse levensbeschouwelijke instanties een engagementsverklaring ondertekend. Het is de eerste keer dat de onderwijsverstrekkers aanwezig waren en er mee hun schouders onder hebben gezet. Er is ook gezegd dat de levensbeschouwingen, wanneer er bijvoorbeeld een themaweek rond pesten of diversiteit plaatsvindt, daar perfect aan kunnen meewerken. De lesuren levensbeschouwing moeten de pedagogische projecten ondersteunen en voor versterking zorgen, want het zijn geen eilandjes. Onderschat de impact van deze verklaring niet.
De aspecten die u aanhaalt in uw vraag maken eigenlijk inherent deel uit van een kwaliteitsvol schoolbeleid – van een beleid waarin de klaswerking, het beleidsvoerend vermogen en het personeelsbeleid elkaar versterken en ondersteunen. In het curriculum zijn er zoals u weet heel wat aanknopingspunten voor deze thema’s in verschillende vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen. Scholen ontvangen ook middelen waarmee ze gericht kunnen aankloppen bij de vele nascholingsorganisaties die Vlaanderen rijk is. Ik kan in dat verband ook verwijzen naar de pedagogische begeleidingsdiensten die bijzondere taken hebben.
Begin 2015 heb ik aan de onderwijsinspectie de opdracht gegeven om samen met alle belanghebbenden een nieuw Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit (ROK) uit te werken. Een breed palet van stakeholders is daarover bevraagd. In totaal gaat het om ongeveer 700 respondenten, ook uit minderheden- en armoedeorganisaties. De aandachtspunten die u vermeldt in uw vraag kwamen regelmatig terug in de gesprekken. Dit traject wordt dit schooljaar voortgezet, met de bedoeling alle belanghebbenden samen de kans te geven te definiëren wat voor hen ‘kwaliteitsvol’ concreet betekent. Op die manier kan een groter draagvlak bij de stakeholders over een gezamenlijk begrippenkader worden gecreëerd.
De kwaliteit van ons onderwijs wordt natuurlijk in sterke mate bepaald door de kwaliteit van onze leraren. Een taskforce verricht beleidsvoorbereidend werk met betrekking tot het versterken van de lerarenopleidingen. Naast aandacht voor onder andere vakdidactiek en vakinhoud vormen ook diversiteit en grootstedelijke context belangrijke elementen.
Dan is er de vraag over de website van Onderwijs Vlaanderen. De visietekst op de website verwijst naar een specifiek project van de Week van de Diversiteit die in 2003 mee werd georganiseerd door de Vlaamse overheid. Deze visietekst is niet meer geactualiseerd. U begrijpt dat het begrip diversiteit sinds 2003 erg is veranderd, zoals u zelf ook aangeeft in uw vraag. De visie van de Vlaamse overheid over diversiteit is wel terug te vinden in de vele beleidsdocumenten die relevant zijn voor het actuele, gevoerde diversiteitsbeleid. Ik denk aan het decreet Gelijke Onderwijskansen dat werd gewijzigd met het Inschrijvingsdecreet en het Financieringsdecreet. Het is dus fout om zomaar te stellen dat we zijn blijven stilstaan. Ik denk ook aan de engagementsverklaring ‘Diversiteit als meerwaarde’ van het ruime onderwijsveld, die recent werd geactualiseerd. Daarvoor ken ik trouwens jaarlijks een aantal verloven wegens bijzondere opdracht – dat zijn gedetacheerde leerkrachten – toe aan organisaties zoals de onderwijsnetten, de onderwijsvakbonden, de ouderkoepelverenigingen, het Netwerk tegen Armoede, het Minderhedenforum, Samenlevingsopbouw Vlaanderen en de Scholierenkoepel.
Verder zitten in de conceptnota Samen tegen schooluitval, het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics), het plan Geletterdheid – om er slechts een paar te noemen – diverse principes voor een diversiteitsbeleid waarmee ik als onderwijsminister ongelijke kansen wil bestrijden. U hebt natuurlijk wel een punt dat het wat knullig is dat op de website wordt verwezen naar een actie uit 2003. Dat is niet alleen aan mij, maar ook aan mijn voorganger te wijten. Nog belangrijker dan de website is de vertaling in de klassen zelf. Uiteraard is het belangrijk dat de onderwijsoverheid dit mee uitdraagt.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik val niet over één probleem, zijnde een tekst van 2003. Dat is niet de hoofdzaak.
Ik wou voornamelijk de aandacht vragen voor een problematiek die niet alleen de realiteit is, maar die ook nog niet helemaal doorgedrongen is in de geesten van elke leerkracht. Dat is nu misschien wel aan de gang, maar men weet nog niet helemaal meteen hoe men moet omgaan met alle facetten van de problematiek. Dat baart me al een tijdje zorgen, omdat uiteindelijk amper 10 procent van de leerkrachten aangeeft dat ze zelden of nooit een anderstalige leerling in de klas heeft. Bij bijna de helft van de leerkrachten wordt dat toch een belangrijke groep leerlingen. De leerkrachten uit Antwerpen, Brussel en Gent die antwoorden dat ze meer anderstalige kinderen in de klas hebben dan leerlingen met thuistaal Nederland, dat is een aanzienlijke groep.
Deze leerkrachten worden meer ondersteund door onder meer het Onderwijscentrum Brussel. Velen geven aan dat hun school daarop ingezet heeft in de voorbije jaren. Er is vorming en bijscholing geweest, onder andere inzake lesgeven aan kinderen met een andere thuistaal. Dat vereist nu eenmaal een andere didactiek.
Het is een heilig huisje, en ik snap dat wel, maar ik vraag me af of we er niet kunnen op aandringen dat voor zo’n bijscholing vaker wordt gekozen voor het topic diversiteit. Ik zeg dit met wat schroom. Uiteraard is er de autonomie, dat is één, en ten tweede, de realiteit leert ons dat er over tal van zaken moet worden bijgeschoold en nagevormd. Er is het M-decreet en dat gaat ook over diversiteit. De uitdagingen zijn talrijk en de taakbelasting is al behoorlijk groot.
Maar als we de kloof willen dichten tussen de kansarmen en kansrijken in ons onderwijs, als we kloof willen dichten tussen autochtone en allochtone leerlingen, dan moeten we meer inzetten op die diversiteit. Dan moeten de best practices worden gedeeld tussen leerkrachten en scholen. Dan mag niet elkeen in zijn klaslokaal blijven zitten met zijn visie: dan moeten visies worden gedeeld. Dan moeten plannen worden omgezet in praktijk in de klas, en dat mankeert nog een beetje.
Het is in het nadeel van de leerlingen omdat zij beter geholpen zouden kunnen worden door leerkrachten die zich gesterkt voelen op dat punt. Maar het is ook in het nadeel van de leerkrachten zelf, want, laten we eerlijk zijn, als je niet goed weet hoe je met een bepaald probleem moet omgaan op je werk, of je nu leerkracht bent of iets ander doet, dat is niet bepaald bemoedigend. Dat is demotiverend. We moeten onze leerkrachten gemotiveerd houden. We moeten ze steunen op elk vlak, want we hebben ze nodig. We gaan ze in de komende jaren alleen maar meer nodig hebben. Dus we moeten ze beter ondersteunen. De lerarenopleiding moet meer aandacht besteden aan alle vormen van diversiteit.
Collega Helsen en ik hebben in Washington kunnen spreken met de mensen van de Koning Boudewijnstichting en van de UGent die dit al een tijd opvolgen en leerkrachten in opleiding screenen. Zonder iemand te willen schofferen, moet ik eerlijk zeggen dat ze tot de vaststelling kwamen dat er te weinig aandacht is voor diversiteit. Het hangt veel te vaak af van een project of een persoon, het wordt niet breed genoeg aangepakt.
In de hervorming van de lerarenopleiding pleit Open Vld voor een belangrijke component ‘omgaan met anderstaligheid’. Nederlands voor anderstalige leerlingen is een vak apart, dat is gewoon zo. Het is een andere didactiek. Ik heb nog Frans mogen geven; wel, Frans geven aan kinderen die thuis Frans spreken is iets anders dan Frans geven aan kinderen die dat niet doen. Zo simpel is dat. Ook op alle andere vlakken van diversiteit moet er beter worden ingezet. Navorming is ook nodig. Ik ben blij dat de inspectie erop toeziet en dat er meer werk van zal worden gemaakt om het omzetten van die actieplannen naar de klas te bevorderen. Ik vind het goed dat u meer werk hebt gemaakt van de interlevensbeschouwelijke dialoog.
We gaan dat verder opvolgen. Ik merk bij een aantal collega’s veel engagement daarvoor. We kunnen die groeiende groep anderstalige leerlingen niet verder laten ploeteren zoals sommigen – en dat woord onderstreep ik – nu aan het ploeteren zijn. Die leerlingen moeten meer kansen krijgen, we moeten daar meer werk van maken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik hoor mevrouw Brusseel verwijzen naar de lerarenopleiding. In mijn vorige vraag heb ik daar ook naar verwezen. Ik verwijs ook naar het evaluatierapport van 2012. Als we echt stappen willen zetten in ons onderwijs, dan moeten we ook rap en snel naar die lerarenopleiding kijken. Ik weet dat die focusgroepen aan het werk zijn. We moeten ervoor zorgen dat we daar niet te lang meer mee talmen.
Het is juist, mevrouw Brusseel, als we kinderen met een thuistaal die niet het Nederlands is, Nederlands onderwijzen, geldt er een aparte didactiek en aanpak. Daarom hebben we in het volwassenenonderwijs NT2 en niet gewoon Nederlands en Germaanse filologie. We moeten uitkijken, we mogen ze niet overal zomaar bijzetten om Nederlands te leren. Dat is goed om te oefenen, maar een taal leren is nog wel iets anders.
Ik wil hier zelf ook even op ingaan, omdat het een belangrijk thema is en een van de grootste uitdagingen waarmee we in het onderwijs vandaag worden geconfronteerd. Ik ben blij dat we de kans hebben gekregen het trans-Atlantisch Forum te volgen, want het heeft heel wat interessante inzichten opgeleverd.
Het klopt dat de inspectie een zeer goed zicht heeft op wat er in de scholen wel en niet gebeurt. Zo merken we dat er al een weg is afgelegd, maar dat we nog helemaal niet ver genoeg gevorderd zijn. Er worden verschillende nascholingen aangeboden. De voorbije maanden hebben we geleerd dat het belangrijk is dat niet één enkele leerkracht een nascholing volgt, maar dat een volledig schoolteam ervoor kiest werk te maken van diversiteit. Dat is natuurlijk een zeer belangrijke aanpak en ik weet niet of we er voldoende zicht op hebben hoe we scholen nog meer kunnen stimuleren om als team van diversiteit een werkpunt te maken. Het is niet voldoende dat de inspectie nagaat wat er al is gebeurd. Scholen moeten als team heel gericht werk maken van diversiteit, zeker op die plaatsen waar dat tot nog toe onvoldoende is gebeurd. Het Steunpunt Diversiteit & Leren heeft in het verleden heel wat acties gevoerd naar scholen en schoolteams, maar heeft er nog onvoldoende bereikt, omdat ook niet alle scholen ernaar vragen. Het steunpunt krijgt ook nog altijd heel veel vragen van pedagogische begeleidingsdiensten. Ook zij zijn nog altijd bezig zich in de thematiek in te werken en expertise te verwerven. Kunnen we ook hun expertise nog versterken, zodat de pedagogische begeleidingsdiensten nog meer inspanningen kunnen doen dan ze vandaag al doen?
Gisteren werd in de commissie de reviewstudie Leerlingenbegeleiding voorgesteld. Door een vraag van collega Brussel over de diversiteit in het personeelsteam, is de thematiek ook daar aan bod gekomen. De twee professoren die de reviewstudie hebben gemaakt en die ook zelf vanuit hun expertise en activiteiten een zeer goed zicht op de sector hebben, verklaarden dat er ook in CLB’s en in het onderwijs zeker nog een probleem is met de basishouding. Nog steeds kijken leerkrachten en CLB-medewerkers vanuit bepaalde visies en zelfs vooroordelen naar mensen. Dat gebeurt onbewust en met de beste bedoelingen, maar op dat punt is er dus nog heel wat werk aan de winkel. We kunnen daar het verschil maken door mensen te leren niet altijd vanuit het eigen referentiekader te kijken. Ik steun dus de vraag van collega Brusseel aan de minister om in haar beleid aan dit thema de komende jaren extra aandacht te besteden.
Minister Crevits heeft het woord.
Hartelijk dank voor de aanvullende opmerkingen. In de lerarenopleiding zijn de focusgroepen aan het afronden, mijnheer Daniëls. Als ik me niet vergis, is er nog één groep in februari. Daarna verwachten we van hen een tekst die door de regering moet worden besproken.
Ik ga volkomen akkoord met alle opmerkingen over nascholing en zeker waar het gaat over nascholing als team. Het beroep van leerkracht zal in de toekomst veel meer dan nu een teamberoep zijn. Ook de ouderpanels vragen dat echt wel. Dat horen we via een project van de Koning Boudewijnstichting en mezelf. Wel wil ik dat scholen de vrijheid blijven houden om dat zelf te organiseren. Er is vrijheid van onderwijs, en autonomie en vrijheid op dat terrein zijn ook opgenomen in het regeerakkoord. Het is belangrijk dat scholen zelf kunnen kiezen voor teams en groepsnascholing en heel wat scholen maken die keuze ook nu al spontaan.
Ik ga zeker ook akkoord met de opmerking over de pedagogische begeleidingsdiensten. We kunnen kijken op welke manier we voor versterking kunnen zorgen. Het belangrijkste is dat we goed weten dat diversiteit een vlag is die vele ladingen dekt. De bijscholingen die leerkrachten nu volgen rond het M-decreet gaan ook over omgaan met diversiteit. We mogen die notie dus niet verengen. Het gaat erom dat we meer rekening houden met de persoonlijke kenmerken van leerlingen. Dat is een goede oefening en dat de nascholingen dit jaar aan dat thema worden besteed, is zeker een meerwaarde.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Omgaan met diversiteit is in de eerste plaats een basishouding. Daarom is het interessant mensen een spiegel voor te houden en hen te wijzen op hun gedrag, dat heel vaak onbewust wordt gestuurd. Ik betwijfel helemaal niet dat er heel veel engagement is in het onderwijs, integendeel.
Ik denk alleen dat het nuttig is om mensen te wijzen op die houding. Wanneer je van leerlingen minder verwachtingen hebt omdat ze anders zijn en omdat je denkt dat ze het niet gemakkelijk hebben, dan zullen de realisaties en prestaties van de leerlingen navenant minder zijn. Dat zijn nu eenmaal selffulfilling prophecy’s. Dat tij moeten we absoluut kunnen keren.
Het is eerder al aan bod gekomen, het is niet omdat je niet zo goed bent in Nederlands of in wiskunde, dat je een heleboel andere dingen niet kunt. Maar als je altijd met de neus op de feiten wordt gedrukt van anders te zijn, van een andere taal te spreken of van eigenlijk toch wel helemaal een beetje anders te zijn, dan werkt dat niet motiverend. Dat moeten we er echt uitkrijgen.
Minister, diversiteit gaat inderdaad over heel veel zaken. Het gaat over omgaan met kinderen die in armoede leven, over wat je als leerkracht maar beter niet kunt zeggen of vragen, over wat je maar beter niet als huistaak meegeeft. Het gaat over een taalkundige diversiteit, maar daar valt mee om te gaan. Differentiatie binnen de klas is daarvoor heel belangrijk. Het gaat ook over het feit dat op een bepaalde leeftijd meisjes en jongens gepest worden omdat ze niet de seksuele identiteit hebben die volgens de norm nog steeds wordt verwacht. Hoe ga je daarmee om als leerkracht? Het zijn een heleboel zaken die men moet weten. Het lijkt veel, maar ik denk dat het met een goede basishouding wel mogelijk is om dit allemaal mee te geven aan de mensen die in het onderwijs staan. Het vergt natuurlijk een inspanning. Het vergt alertheid van het beleid en van de scholen. Ik hoop echt dat we de komende jaren ter zake grote stappen vooruit kunnen zetten.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb speciaal een gedichtje mee over onderwijs. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Het is niet zelf gemaakt door mij, maar mijn medewerker en die van mevrouw Celis hebben zich erover gebogen. Het is dus eigen maak, maar niet door mezelf gemaakt.
Onderwijs
zoals door velen onderschreven
de onzichtbare rugzak in ons leven
met uiteenlopende studierichtingen op het menu
een kruispunt tussen wereld en individu
Onderwijs
waar de leerkracht dag in dag uit zorgt voor kwaliteit
elke leerling apprecieert om zijn uniciteit
waar de leerkracht zorgt dat leerstof beklijft
de spilfiguur is en blijft
Onderwijs
tienduizend rapporten, evaluaties en verslagen
slagen erin om onze leerkrachten te plagen
daarom willen we af van die loodzware boekentas
onderwijs met zorg gebeurt in de klas
Onderwijs
met groeikansen voor iedere kind
zodat elk zijn plaatsje in onze samenleving vindt
ook wordt met het M-decreet
voor elke leerling de kans tot zorg verbreed
Onderwijs
De vraag om uitleg is afgehandeld.