Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Collega’s, naar aanleiding van de jaarlijkse Gedichtendag zal ik een gedicht voorlezen. Ik heb er eentje gekozen dat ik zelf in de lagere school heb moeten instuderen, in het derde leerjaar. Dat was een van de vele gedichten die we toen moesten instuderen voor een examen. Ik vond dat een zeer moeilijk gedicht, maar ik vond het wel heel leuk om voor te dragen, met gebaren erbij, met alles erop en eraan. Zo moest dat. We mochten dat wel met zeven leerlingen tegelijk voordragen.
De kaas met zeven gaten
In de kelder lag een kaas, een kaas met zeven gaten.
Raad eens wie er in die kaas met zeven gaten zaten?
In die kaas – je weet het wel, die kaas met zeven gaten –,
zaten zeven broertjes muis, die vreselijk gulzig aten.
Alle muisjes in die kaas, die kaas met zeven gaten,
kregen buikpijn, werden ziek, omdat ze zoveel aten.
Ze riepen: “Stoute kaas, jij stoute kaas met gaten,
het is jouw schuld, het is jouw schuld, het is jouw schuld.”
De kaas zei niets, de kaas zei niets, hij liet ze rustig praten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik ben heel de ochtend aan het wroeten geweest om mijn vraag helemaal op rijm te zetten. Dat is niet volledig gelukt. Om die reden heb ik toch maar gekozen voor een haiku van dezelfde persoon als vorig jaar, joz.le bruyn. Ik vind dat eigenlijk wel fantastisch. Het lijkt me ook de kern te zijn waarover het in deze commissie moet gaan, is gegaan en altijd zal gaan.
mensen uitdagen
blijft wel de allergrootste
taak van de leraar.
Voorzitter, minister, collega’s, op 4 juni 2013 keurde de vorige Vlaamse Regering het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs goed. In tegenstelling tot wat een aantal mensen durven doen geloven, zijn er in dat masterplan eigenlijk heel veel punctuele maatregelen opgenomen: kleine maatregelen, iets grotere maatregelen, maar in elk geval zaken die beheersbaar zijn qua tijd en qua ruimte, waarbij men door relatief kleine ingrepen de scholen en de leerkrachten kansen geeft om stappen te zetten met betrekking tot knelpunten die we hebben vastgesteld. Zo staat er in het masterplan ook dat vanaf september 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd van het inzetten van “bijzondere leermeesters techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming”.
Minister, ik heb u daarover op 11 maart 2015 een schriftelijke vraag gesteld. In uw antwoord gaf u aan dat de regelgeving toen nog niet voorzag in aparte ambten van bijzondere leermeesters techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming. U stelde ook het volgende: “Gezien het hele legistieke proces die wijzigingen aan besluiten van de Vlaamse Regering moeten doorlopen en gezien de tijd die nodig is om hierover in dialoog met het veld te treden, kan een eventuele invoering van aparte ambten van leermeester techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming ten vroegste op 1 september 2016 gebeuren.” Het betreft inderdaad het decreet betreffende de rechtspositie, waaraan een zinnetje moet worden toegevoegd.
Verder op pagina 16 van hetzelfde masterplan staat vermeld dat er proeftuinen worden opgezet vanaf de derde graad van het basisonderwijs om ervoor te zorgen dat leerlingen gepast en tijdig worden geremedieerd in functie van het behalen van de eindtermen. Dat is logisch, want het is immers vóór de aanvang van het secundair onderwijs dat we maximaal moeten pogen om mogelijke achterstanden te remediëren. Het zou raar zijn dat we, als we daar al achterstanden vaststellen, die gewoon laten voor wat ze zijn en zeggen dat we dat dan wel zullen oplossen in het secundair onderwijs.
Minister, daarom heb ik twee vrij korte, maar toch niet onbelangrijke vragen. Wat is de stand van zaken betreffende de invoering van die ambten van bijzondere leermeesters techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de proeftuinen in de derde graad van het basisonderwijs, in het licht van het remediëren om de eindtermen te halen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb uiteraard ook een gedicht meegebracht. Ik heb er trouwens al eentje getweet. Ik bedank ook de medewerker van de heer Daniëls om mij, net zoals vorig jaar, per haiku een goede raad te bezorgen.
Gelet op de massale aanwezigheid van de pers, heb ik een gedichtje mee van Remco Campert. Het is niet van toepassing op de journalist hier aanwezig, maar ik wil het in de toekomst toch graag kunnen lezen in de annalen van dit Vlaams Parlement. Het gedicht heet 'Credo'.
Credo
ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen
ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots
maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert
Mijnheer Daniëls, uw vraag om uitleg is moeilijk te beantwoorden omdat er wat obstakels zijn. Ik geef ze u mee.
Het klopt inderdaad – ik ben blij dat u het zelf zegt – dat het masterplan heel veel zaken omvat die we nu al uitvoeren. Sommigen herleiden de uitvoering van het masterplan tot één of twee punten, maar er staat zeer veel rijke informatie in die we volop uitvoeren. We willen dat doen in dialoog met het onderwijsveld.
Wat de maatregelen voor het basisonderwijs betreft, hebben we ondertussen al het leergebied wereldoriëntatie gesplitst in twee delen: enerzijds wetenschappen en techniek en anderzijds mens en maatschappij.
En dan komt die mogelijkheid tot het inzetten van bijzondere leermeesters techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming. Die mogelijkheid werd in het masterplan ingeschreven als een mogelijkheid omdat men van mening was dat leerkrachten van het basisonderwijs voor die leergebieden inhoudelijk soms wat tekort zouden kunnen schieten.
De splitsing van het leergebied wereldoriëntatie is een belangrijke stap in die richting en komt hieraan al voor een deel tegemoet. Het maakt het leergebied wetenschappen en techniek namelijk al wat visibeler. Ook leerkrachten krijgen de kans om zich hierover gerichter bij te scholen.
Nu zal ik het hebben over de problemen. Het inzetten van die leermeesters mag geen ongewenst neveneffect hebben, zoals een rem op de flexibiliteit met betrekking tot het inzetten van leerkrachten in het basisonderwijs. Leerkrachten mogen nu alle leergebieden geven, bij specifiek opgeleide leermeesters zal dat niet noodzakelijk het geval zijn.
Tegelijk vind ik het ook van belang om het geïntegreerde karakter van dat basisonderwijs te bewaren. Dat is net een van de grote sterktes van ons basisonderwijs. Vanuit het werkveld krijg ik verschillende signalen om toch voorzichtig om te springen met het eventueel inzetten van bijzondere leermeesters. Dat mag geen hypotheek vormen op de flexibiliteit en het geïntegreerde karakter van het basisonderwijs.
Twee weken geleden ben ik bij de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) geweest om van gedachten te wisselen. De Vlor heeft in zijn strategische verkenning van 2015 over het basisonderwijs zeer duidelijk gepleit voor een geïntegreerde aanpak vanuit een holistische visie in het basisonderwijs. Concreet spreekt de Vlor van “een integratie op het niveau van de leerstof (inhouden van verschillende leergebieden zijn verbonden met elkaar) én in de figuur van de leraar (alle leergebieden worden door dezelfde leraar gegeven).”
Die zienswijze zullen we in de toekomst moeten verzoenen met het mogelijk inzetten van leermeesters in het basisonderwijs. Dat wordt een evenwichtsoefening. Toen ik namelijk een paar weken geleden bij de Vlor was, was een van de unanieme commentaren dat ze het een foute zaak vinden dat het leergebied wetenschappen, wereldoriëntatie (WO) in twee wordt gesplitst. Persoonlijk vind ik dat een zeer goede zaak. Ik heb dat nog eens gezegd. Het is hier goedgekeurd. Het is een goede zaak. (Opmerkingen van Kris Van Dijck)
Ja, mijnheer Van Dijck, ik begrijp dat u dat niet snapt. Ik geef maar mee dat we consequent willen zijn en dat we dat ook zijn, maar dat het ook voor mij een delicate evenwichtsoefening is. Ik wil ze namelijk wel allemaal meekrijgen. Ik vind ook wel dat de job van leraar zeker in het basisonderwijs in de toekomst een geïntegreerde job moet blijven. Dat is de moeilijkheid waar ik voor sta en de evenwichtsoefening die ik doe.
Het is niet omdat er commentaar komt, dat ik niet consequent ben. Dat is een verschil. We moeten een en ander met elkaar verzoenen.
Wat de proeftuinen betreft, lopen er op dit ogenblik twee onderzoeksopdrachten die hierop betrekking hebben en waarvan de oplevering is gepland voor dit jaar, ten eerste het onderzoek ‘Flexibele leerwegen in Vlaanderen’ en ten tweede het onderzoek ‘Identificatie en analyse van praktijken van gerichte inzet en ontwikkeling van competenties van leerkrachten in de laatste jaren van het lager onderwijs’.
Beide onderzoeken besteden veel aandacht aan het identificeren van een waaier praktijkvoorbeelden en van de kritische succesfactoren die eruit kunnen worden afgeleid. Het is logisch en aangewezen om eerst de resultaten van die onderzoeken af te wachten. Met andere woorden, we moeten eerst een goed zicht krijgen op wat hierover reeds in het veld bestaat en wat we uit die voorbeelden concreet kunnen leren alvorens we de proefprojecten zullen opzetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ook ik stel vast dat er een zeker schisma is tussen mensen in de Vlor die voor iets pleiten en mensen die in de scholen bezig zijn met de materie. Sommige mensen in de Vlor die voor sommige zaken pleiten, zijn misschien al wat lang weg van de realiteit. Veel leerkrachten en scholen vinden het namelijk net goed om eindelijk eens wetenschap en techniek de aandacht te geven die het verdient. Dat is ook de reden waarom we wetenschappen en techniek apart hebben gezet. Zo moeten jongeren die daarin geïnteresseerd zijn en daardoor worden geprikkeld niet de hele tijd horen dat hun wiskunde en hun Nederlands niet zo goed zijn, maar dat ze worden gehonoreerd op hun talenten. Daar blijf ik – en ik niet alleen, maar wij allemaal – achter staan. We moeten dat de aandacht geven die het nodig heeft.
Die bijzondere leermeesters – beleid voer je niet zomaar, daar heb je een reden voor – zijn er gekomen omdat het ondergesneeuwd was, en omdat de kwaliteit van onze leerkrachten op het vlak van techniek en wetenschap, Frans en muzische vorming, niet was wat we ervan veronderstelden. Ik kijk dus uit naar het debat over de lerarenopleiding en wat we daaraan gaan doen. Het is een mogelijkheid, daarover is het masterplan duidelijk. Maar voor de scholen die mensen als bijzondere leermeesters willen aanstellen, moet dat in de regelgeving zijn ingeschreven. Ze moeten het daarom niet doen, maar als we het zo in het decreet Rechtspositie schrijven, kunnen ze het wel doen.
Daarom vraag ik, minister, ook al zien sommige partners dat minder zitten, om de mogelijkheid te creëren. Dan kunnen scholen, als ze willen, die mogelijkheid creëren.
Minister, hebt u een concrete timing voor de proeftuinen in de derde graad van het basisonderwijs?
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ben het ermee eens dat wetenschap en techniek de volle belangstelling moeten krijgen waar ze recht op hebben. Ik heb er geen probleem mee dat ze soms worden gegeven door bijzondere leermeesters, maar de beeldvorming waartegen ik me wel wil verzetten – ik veronderstel dat het niet de bedoeling is van de vraagsteller of anderen – is dat indien ze niet worden gegeven door een bijzondere leermeester, ze per definitie niet op een uitdagende, boeiende, kwalitatief sterke manier kunnen worden gegeven. Dit zou een totaal onjuiste beeldvorming zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb geprobeerd mijn punt te maken en mijn zorgen te uiten. Sommige scholen gaan op een creatieve manier om met de vraag voor een bijzondere leermeester. Ik geef het voorbeeld van de school in Denderleeuw. Die werkt met vakankers, leerkrachten die zich focussen op een bepaald vak of vakonderdeel. Ze ontwikkelen zich als specialist of aanspreekpunt, als coach of kwaliteitsbewaker voor een volledig team op schoolniveau. Dat vind ik wel mooi en dat kan ook vandaag.
Je moet de leerkrachten ook de tijd geven om zich bij te scholen. We hebben het leergebied gesplitst. Daar was geen enkele discussie over. Dat is vrij unaniem goedgekeurd in het Vlaams Parlement, maar nu is het aan de scholen om zich daarop te organiseren. We kunnen hen dat vertrouwen geven. Het is ook belangrijk dat ze de kans krijgen daar op een goede manier mee om te gaan.
Ik stel wel vast, ook binnen de Vlor, dat zowel de werkgevers als de vakorganisaties toch nog altijd zware principiële bezwaren hebben tegen de splitsing van het leergebied. Dat is vrij unaniem. Ik sta daarachter, ik vind het een goede zaak dat wetenschappen en techniek als een apart onderdeel zichtbaar aanwezig zijn in wat jongeren krijgen. Het is ook goedgekeurd, maar nu is het aan de scholen om zich daar goed op te organiseren en de mogelijkheid moet worden geboden, want het staat in het masterplan. Ik zal proberen om daarin het juiste evenwicht te vinden. Ik zal niet aanvaarden dat, als we het afsplitsen, leerkrachten er onvoldoende op voorbereid zijn en dat ze het kwaliteitsvol kunnen geven.
De oplevering van de proeftuinen is gepland in september 2016. Dat geldt voor de beide onderzoeken, die dus gelijktijdig zullen komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
De vakankers waarover u het hebt, dat gaat in de richting van wat vroeger werken in hoeken werd genoemd. Bepaalde leerkrachten die zich bedreven voelden in iets, gaven dat. Andere leerkrachten die bedreven, geëngageerd en geïnteresseerd waren, gaven het andere. In kleine scholen gaf de ene leerkracht bijvoorbeeld Frans en muzische vorming omdat hij klarinet en piano speelde, en de andere gaf wiskunde omdat hij dat graag deed. Daardoor kregen de leerlingen altijd gedreven, geëngageerde, geïnspireerde leerkrachten.
We moeten niet te lang twijfelen om die bijzondere leermeesters in te voeren omdat je iets dat verstopt zit in een ander vak, onvoldoende aandacht geeft. Daarom hebben we dat leergebied gesplitst. Om het de aandacht te geven, opdat het apart zou verschijnen, opdat er apart over wordt gesproken en vergaderd, opdat er apart adviezen over worden gegeven, want dan bestaat het en is er aandacht voor. Dat belang wil ik toch nog eens onderstrepen.
Leerkrachten vinden dat een welgekomen extra aandachtslijn om jongeren aan te zetten en te motiveren. U zegt dat we de leerkrachten tijd moeten geven om bij te scholen. Op zich is er aan die eindtermen niets veranderd. We hebben die uit elkaar getrokken in twee aparte onderdelen. Het klopt dat we hen moeten bijscholen vanwege inhoudelijke redenen, omdat dat niet doet wat het moet doen. Ik kijk dus uit naar hoe we dat gaan meenemen in onze lerarenopleiding. In september of nog vroeger zullen we het daar zeker nog over hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.