Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is geen nieuw thema, we hebben er al eens van gedachten over gewisseld. Op 2 juli 2015 peilde ik naar de erkenning van deze school, de conservatief-katholieke school Sint-Ignatius in Maleizen. De communicatie van de school gaf immers duidelijk haar intenties aan. De godsdienstles zou gegeven worden op basis van de Mechelse catechismus. Maar het geloof zou ook de leidraad zijn voor alle andere lessen.
U gaf ons toen mee dat u er met een vergrootglas naar zou kijken, maar dat u de inspectie afwachtte, zoals u ook voor alle andere scholen doet. Eén van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, is beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen inzake eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Intussen is deze inspectieronde afgelopen en heeft de school een positief rapport gekregen dat aan u en uw kabinet is voorgelegd. De school is vervolgens erkend en mag dus officiële getuigschriften afleveren. Het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben via de media alvast hun ongenoegen geuit over de achterhaalde invulling die de school geeft aan het katholicisme.
Ook de aanvallen van de Sint-Ignatiusschool op het Katholiek Onderwijs Vlaanderen tonen het conservatisme van de school aan. Zo hekelt de school dat daar atheïsten en moslims lesgeven en dat leerkrachten anticonceptie aanbevelen. Het is wegens deze aanval op het Katholiek Onderwijs Vlaanderen dat u nu een nieuwe inspectie hebt bevolen.
Minister, wat was de inhoud van het verslag van de onderwijsinspectie met betrekking tot het beantwoorden aan de eindtermen en ontwikkelingsdoelen? Kunt u een positieve beoordeling rijmen met de uitlatingen van de Sint-Ignatiusschool ten aanzien van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen gezien de voorwaarde dat de eindtermen moeten worden gerespecteerd?
Gaat de tweede inspectie louter om het naleven van de kritiek die de school heeft geuit op het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, of komt er een volledig nieuwe doorlichting?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Gucht, ik zal uw drie vragen samen beantwoorden. Met betrekking tot de erkenning van Sint-Ignatius wil ik eerst duidelijk maken dat ik zelf niet erken. Die bevoegdheid is gedelegeerd. De inspectie maakt een verslag en dan is het de administratie, de leidinggevend ambtenaar, die overgaat tot erkenning. Het is dus perfect mogelijk dat een erkenning gebeurt zonder dat wij daarover geïnformeerd worden. De bevoegdheid is gedelegeerd en berust bij de administratie.
Wij moeten een aantal elementen onderscheiden, aanvullend op wat ik u de voorbije periode heb gemeld. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de erkenning van de school enerzijds en het naleven van de reglementering op zorgvuldig bestuur door de school anderzijds. Er zijn dus erkenningsvoorwaarden en er zijn een aantal verplichtingen die scholen sowieso moeten naleven.
Wat de erkenning van de school betreft, kent Vlaanderen een ruime vrijheid van onderwijs. Dat is een goede zaak, ik denk dat u daar ook achter zult staan.
Ah, u hebt een verkoudheid of u wordt er weemoedig van… (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Ik zag vochtige ogen, vandaar, maar u bent dus verkouden.
De vrijheid van onderwijs zorgt ervoor dat geëngageerde mensen nieuwe schoolprojecten kunnen opstarten vanuit een eigen pedagogische visie. Daar we in Vlaanderen leerplicht kennen en geen schoolplicht, voldoen kinderen aan de leerplicht indien voldaan wordt aan een beperkt aantal eisen. Sinds enige tijd moet er een melding van huisonderwijs gebeuren, de onderwijsinspectie komt dan op bezoek en de leerlingen moeten deelnemen aan examens van de examencommissie. Getuigschriften of diploma’s zelf uitreiken, kan binnen dit huisonderwijs niet.
Scholen die meer willen zijn dan huisonderwijs en dus een stapje verder willen gaan, kunnen een erkenning aanvragen. Als ze erkend zijn, dan mogen ze getuigschriften en diploma’s uitreiken, maar ze worden niet gefinancierd. Scholen die dit willen, moeten aan een aantal criteria voldoen. Die zijn opgenomen in de Codex Secundair Onderwijs.
Het gaat in totaal over dertien heel welomschreven criteria. Ik geef ze even mee voor de volledigheid van het verslag.
Eén, om erkend te kunnen worden, moet de school georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur. Heel formeel.
Twee, de school moet gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden op het vlak van hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid.
Drie, de school moet controle van de onderwijsinspectie toelaten en mogelijk maken.
Vier, de school beschikt over voldoende didactisch materiaal en over een aangepaste schooluitrusting.
Vijf, de school leeft de bepalingen na met betrekking tot de onderwijstaal en de taalkennis van het personeel.
Zes, de school neemt een structuur aan zoals is vastgelegd in de decreten. Onder structuur wordt begrepen de grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van die indelingen.
Zeven, de school neemt de reglementering inzake de verlofregeling en de aanwending van de schooltijd in acht. Je kunt bijvoorbeeld geen schooldagen van 24 uur maken en dan een dag niets.
Acht, de school beantwoordt voor het voltijds secundair onderwijs aan de decretale en reglementaire bepalingen inzake eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen of, als die er al zijn, de onderwijskwalificaties, leerplannen en handelingsplannen.
Negen, de school heeft een beleidscontract of beleidsplan met een CLB.
Tien, de school beschikt over personeel waarvan de gezondheidstoestand de gezondheid van de leerlingen niet in gevaar brengt.
Elf, de school eerbiedigt in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.
Twaalf, de school voert een doeltreffend beleid om het rookverbod kenbaar te maken en te handhaven, controle uit te oefenen over de naleving van het rookverbod en overtreders sancties op te leggen conform het eigen sanctiebeleid.
Dertien, de school beantwoordt aan de decretale en reglementaire bepalingen betreffende de organisatie van het onderwijs.
Dat zijn de dertien criteria die moeten worden afgevinkt vooraleer een school kan worden erkend.
Het zijn ook de erkenningscriteria die door de onderwijsinspectie op 1 oktober 2015 werden afgetoetst. Dit onderzoek gaat dus enkel na of de school al dan niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. Indien de school voldoet, moet ze erkend worden.
Tijdens haar onderzoek heeft de inspectie op basis van het materiaal waar ze op dat moment over kon beschikken, geoordeeld dat de school voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. Ze gaf dan ook een positief advies inzake de erkenning. Het zal u ook opgevallen zijn dat deze criteria geen elementen bevatten rond levensbeschouwing. Dat is immers de bevoegdheid van de erkende instanties zelf. De positie die het aartsbisdom Mechelen-Brussel inneemt met betrekking tot Sint-Ignatius, is interessant, maar is dus geen element in de vraag of de school door de Vlaamse overheid kan worden erkend of niet.
Op basis van de informatie uit de pers waarnaar u verwijst, kan nu de vraag worden gesteld of de school nog steeds voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. U vraagt terecht: eerst krijgt de school een erkenning, dan schrijven de media erover en nu stuurt u opnieuw de inspectie. Alles draait rond een webpagina die niet zo makkelijk te vinden was op de website van de school. Als men op die webpagina het woord ‘crowdfunding’ intikt, dan komt men op een pagina waar de school fondsen wil werven en waar de school zichzelf vergelijkt met ‘katholieke’ scholen en daarbij een aantal punten hekelt. Als je die uitspraken leest, dan moet je je sowieso de vraag stellen of, door die informatie, de school nog steeds aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet. Ik denk bijvoorbeeld aan de voorwaarden rond de eindtermen, voorwaarde acht, of die met betrekking tot het respecteren van de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder, voorwaarde elf. De pagina is intussen wel offline.
Ik heb de onderwijsinspectie, na kennisname van deze gegevens, dan ook de opdracht gegeven een gericht onderzoek in te stellen over de mate waarin de school aan de erkenningsvoorwaarden voldoet en de onderwijsregelgeving respecteert, in het bijzonder wat het naleven van voorwaarden acht en elf betreft. De onderwijsinspectie heeft intussen bevestigd dat ze de komende dagen langsgaat bij de school om dat onderzoek effectief te doen.
Wat nu de vergelijking betreft tussen de school en de Belgische ‘katholieke’ scholen – de school verwees nooit naar Katholiek Onderwijs Vlaanderen of naar specifieke scholen – kan de vraag gesteld worden of dit in strijd is met de regelgeving rond zorgvuldig bestuur en meer in het bijzonder met het artikel 7 van de Codex Secundair Onderwijs. Dat artikel stelt dat een schoolbestuur informatie mag verstrekken over het eigen opvoedingsproject en het onderwijsaanbod, maar het mag geen oneerlijke concurrentie voeren. In de omzendbrief SO 78, die verdere toelichting bij dit artikel geeft, is verder opgenomen dat “de aanprijzing van een bepaald onderwijs dan ook objectief moet blijven en geen gebruik mag maken van vergelijkingen met, verwijzingen naar of aanvallen tegen een andere onderwijsinrichter”. Die bepaling is dus zeer duidelijk.
Het is de Commissie Zorgvuldig Bestuur in onderwijs die klachten en vragen rond deze thema’s behandelt. Ik heb dan ook aan deze commissie advies gevraagd om na te gaan wat zij vinden van de vergelijking die Sint-Ignatius maakt.
Ik verwacht dus twee zaken: een rapport van de onderwijsinspectie over de mate waarin de school voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en een advies van de Commissie Zorgvuldig Bestuur met betrekking tot de gemaakte vergelijking. Dit dossier wordt dus vervolgd.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb enkele kleine bedenkingen en enkele vragen.
Als ik het goed begrijp, betekent dit dat men naar een tweede volledige doorlichting gaat van het geheel waar Sint-Ignatius voor staat en dat het niet gewoon gaat om een vergelijking met het katholieke onderwijs in België. Bijgevolg zal men tot in detail bekijken of de erkenningsvoorwaarden 8 en 11 worden gerespecteerd. Ik lees dat Sensoa daar niet welkom is, dat er geen seksuele opvoeding wordt meegegeven in die school, dat die school verbonden is met organisaties die ethische stellingen innemen die in strijd zijn met wat door de wet is toegelaten in ons land. Het gaat dan over seksuele opvoeding die achterwege wordt gelaten en creationisme dat wordt onderwezen. Dan kunnen wij, in de samenleving waarin wij leven, volgens mij niet anders dan die school niet toe te laten om als een erkende school door het leven te gaan. Indien we dat wel doen, maken we volgens mij een grove fout.
Minister, weet u of de interdiocesane dienst van het katholieke onderwijs intussen een inspectie heeft gedaan naar het godsdienstonderwijs op de Sint-Ignatiusschool? Het aartsbisdom had al namelijk aangegeven dat ze deze school niet of nooit zou erkennen. Indien die inspectie is uitgevoerd, heeft het departement dan reeds een verslag over die school ontvangen vanuit de commissie Levensbeschouwelijke Vakken? Zo ja, wat is de inhoud van dat rapport?
Ik wil niet negatief zijn – ik ben een positief ingestelde mens, of probeer dat toch zo veel mogelijk te zijn – en ik wil u ook geen verwijt maken, maar we hebben dit uitvoerig gesproken. U zegt dat dit langs uw departement passeert, maar dat u daarin eigenlijk geen beslissingsmacht hebt. Dat begrijp ik. Ik stel mij er toch ernstige vragen bij hoe een school als deze tussen de mazen van het net kan glippen en erin slaagt een erkenning te krijgen. We moeten ons daarbij ernstige vragen stellen. Dat betekent volgens mij dat we op een verkeerde manier controleren. Eigenlijk is het door een webpagina die nu offline is gehaald, dat we ze nu opnieuw controleren. Enige tijd geleden werd het project voorgesteld in de kranten. Er kwam toen aan bod op welke manier zij kijken naar het katholieke onderwijs, maar ook in het algemeen naar onze samenleving en op welke manier zij daartegenin willen gaan.
Er is dus een probleem bij het toekennen van erkenningen. Doe dit bij andere godsdiensten, en Vlaanderen is te klein. Dat geef ik u op een blaadje. De katholieke godsdienst is hier historisch de meest aangehangen religie. Mocht dit om een andere religie gaan, zou Vlaanderen te klein zijn. Maar dit voorval toont aan dit ook kan gebeuren bij andere religies, dat die ook door de mazen van het net kunnen glippen bij het krijgen van een erkenning. Als we dat niet op een kordate manier aanpakken, zitten we in Vlaanderen met een probleem.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, heeft de heer De Gucht mij de woorden uit de mond genomen. Ik wilde daar ook op attenderen. Want hoe zit het met die andere scholen, die op een andere levensbeschouwing gestoeld zijn? Hoe worden die inspecties dan gevoerd?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik wil nog even verduidelijken dat ik hiermee niet alleen islamscholen bedoel, maar ook joodse scholen en andere. Het gaat over alle verschillende levensbeschouwingen die er zijn.
Ik heb u beiden “andere scholen” horen zeggen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dat gebeurt voor alle levensbeschouwingen op dezelfde manier. Binnen de Vlaamse administratie zijn er inspecteurs aangesteld om de levensbeschouwingen te controleren. Ik kan u het schema bezorgen hoeveel er zijn voor welke levensbeschouwing. Ik weet het niet uit het hoofd. Ze controleren de manier waarop de levensbeschouwing wordt gebracht.
Eender wat je levensbeschouwing ook is of vanuit welke levensbeschouwing het onderwijs wordt ingericht, de eindtermen moeten altijd worden gehaald. Aan de erkenningsvoorwaarde elf over de internationale verdragen moet ook altijd worden voldaan.
Collega’s, er zijn scholen die afwijkingen vragen op de eindtermen. Onlangs is er in het Vlaams Parlement een afwijking goedgekeurd die was aangevraagd door de steinerschool. Ik weet dat ook de joodse scholen een afwijking zouden willen vragen. Ik heb echter nog niet beslist over dat dossier.
Levensbeschouwing kan wat mij betreft moeilijk een reden zijn om afwijkingen van eindtermen te vragen.
Wil ik het omgekeerde, namelijk scholen verbieden om onderwijs in te richten vanuit een levensbeschouwing? Neen, dat wil ik helemaal niet. Het onderwijs heeft de voorbije decennia al heel wat voortgebracht. Er is een sterke traditie. Er is een heel sterk onderwijs in Vlaanderen. Daaraan zal ik dus zeker niet tornen.
De controles gebeuren op de levensbeschouwing en op de naleving van de eindtermen.
Ik heb begrepen dat de Commissie Zorgvuldig Bestuur op 15 maart vergadert, een belangrijke datum om te onthouden.
Een erkenning is geen doorlichting. Er zijn dertien erkenningsvoorwaarden en er wordt onderzocht of die worden gehaald. Het gaat in dit geval over het eerste schooljaar, dat in september een aanvang heeft genomen en dus maar enkele maanden loopt. Bij een doorlichting wordt alles in detail bekeken. Met andere woorden, de controle van de erkenningsvoorwaarden is niet hetzelfde als een doorlichting van een school.
Het onderzoek zal op dezelfde manier gebeuren als het gebeurd is. Ik vind het wel ernstig.
De heer De Gucht heeft het woord.
Zoals u zelf al enigszins hebt aangegeven, is er mijns inziens inderdaad een probleem wat betreft de erkenningscriteria acht en elf. Ik denk dat men dan niet anders kan dan tegen die school te zeggen dat ze hun erkenning verliezen. Ik heb het dan niet alleen over het levensbeschouwelijke, maar ook in het algemeen over het feit dat wat men de leerlingen in die school meegeeft, niet compatibel is met wat wij onze jongeren willen meegeven in deze maatschappij.
Ons onderwijs staat er vandaag door de vele inspanningen die decennialang door verschillende spelers zijn gedaan. Momenteel leven we ook in een superdiverse maatschappij, waarbij levensbeschouwing allesbehalve moet worden weggedrukt. Met diegenen die dat voorstaan, ben ik het dus zeker niet eens. Ik ben er echter evenmin van overtuigd dat een vrij onderwijs waarbij het merendeel van dat onderwijs vanuit een levensbeschouwelijk oogpunt wordt georganiseerd, de beste manier is om ons onderwijs naar de toekomst te organiseren. Dat is echter een discussie die ik hier niet bij wil betrekken, want anders zal het bijzonder moeilijk worden om alles uit elkaar te houden.
In ieder geval, als we dit toelaten en als we deze school haar erkenning laten behouden, zitten we met een fundamenteel probleem en zetten we de deur open voor anderen om hierop verder te bouwen. Dit is volledig in strijd met waar onze maatschappij voor moet staan, namelijk jongeren die op een juiste manier een opleiding krijgen, die aan de eindtermen voldoen, en die daarna met beide voeten in onze maatschappij kunnen staan en kunnen samenleven met anderen.
Ik veronderstel dan ook dat u een groot voorstander bent om geen enkele afwijking op de eindtermen toe te staan.
Inderdaad.
De vraag om uitleg is afgehandeld.