Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, er is nog steeds een grote snelle uitstroom van beginnende leerkrachten. Ook het loopbaaneinde in het onderwijs staat ter discussie. Het loopbaanpact wordt dan ook terecht beschouwd als een van de belangrijkste ‘werven’ van de minister van Onderwijs, en in de beleidsbrief 2015-2016 wordt dan ook expliciet de start aangekondigd van gesprekken met de sociale partners die moeten leiden tot een duurzaam referentiekader voor evenwichtige maatregelen.
Reeds tijdens de vorige legislatuur was men zich bewust van het belang van een loopbaanpact, en geregeld kwamen enkele ideeën errond in beeld, maar jammer genoeg bleven effectieve realisaties op dit vlak uit. Gezien het uitzonderlijke belang van een degelijk loopbaanpact en de duidelijke stelling in de beleidsbrief verwachten we van u actie ter zake. U hebt ons meegedeeld dat de besprekingen met de sociale partners gestart zijn op 27 oktober 2015. Uiteraard is sociaal overleg de manier om te werken aan een loopbaanpact, maar het is toch ook wenselijk de commissie Onderwijs ondertussen te informeren over de situatie en de vorderingen.
Vandaar mijn vraag, minister. Welke procedure volgt u bij het werken aan een loopbaanpact? Welke stappen zijn al gezet? Wat is de stand van zaken? Hoe ziet u de verdere afwikkeling? Wat is de timing van de procedure?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, we hadden het al over de planlast en de loopbaan van de leerkracht en de moeilijkheden voor de directies. Op 9 oktober 2015 heeft de Vlaamse Regering de startnota met een format voor de onderhandelingen goedgekeurd. Deze mededeling reikt een inhoudelijk kader aan dat de doelstellingen, visie en bouwstenen omvat voor de gesprekken met de sociale partners. Er zijn vier grote bouwstenen: de opdracht van de leraar, waar we de kerntaak centraal plaatsen; een gedifferentieerde en flexibele loopbaan; de inbedding in een loopbaancontinuüm, dat gaat van de beginnende leraar tot en met de ervaren leraar; en het hervormen van de verlofstelsels op basis van transparantie en reële noden.
Op 27 oktober 2015 zijn de gesprekken van start gegaan waarop ik deze mededeling aan de sociale partners heb toegelicht. Zij zijn allen akkoord gegaan met de thema’s die in deze mededeling zijn opgenomen, maar hebben gevraagd om ook het thema – en dat zal u verheugen – onderwijskundig leiderschap toe te voegen. Dat is al vaak aan bod gekomen. Alle partners rond de tafel hebben ermee ingestemd om die vijfde bouwsteen toe te voegen.
Er zijn twee werkgroepen aan de slag. Werkgroep I behandelt de loopbaan en opdracht van het onderwijspersoneel; werkgroep II behandelt het thema verloven.
Op 10 november 2015 zijn de gesprekken met de sociale partners officieel van start gegaan met een toelichting over de situatie van de huidige arbeidsmarkt voor het onderwijs en een toekomstprognose. Vervolgens zijn afspraken gemaakt over de verdere aanpak in de twee werkgroepen. Er wordt heel druk vergaderd. Ik wil de gesprekken in deze twee werkgroepen alle kansen op succes geven. Ik heb het al gezegd, mijnheer De Meyer, dit schooljaar is voor mij cruciaal. Dat is al zo gecommuniceerd. De gesprekken lopen zeer intens, het zou sneu zijn om tussentijdse briefings te geven terwijl er nog geen akkoord is. Dat kan ik niet maken.
De tweede werkgroep, rond verloven, is het verst gevorderd. Ik denk dat men deze werkgroep eerst wil afronden om dan voluit te kunnen werken in werkgroep I rond de loopbaan en de opdracht.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, als men niet wil slagen, moet men inderdaad het debat voeren op de Grote Markt. Het is evenmin de bedoeling, gezien het geëigende karakter van het debat waar de sociale partners bij betrokken zijn, dit onmiddellijk in het Vlaams Parlement te voeren. Het zou net zo min goed zijn, mochten wij het resultaat ooit in de krant lezen. Het is nuttig dat we regelmatig over de vorderingen geïnformeerd worden, want uiteindelijk zult u met maatregelen naar het parlement moeten komen waarvoor decretale wijzigingen noodzakelijk zijn. U kunt er zelf het best over oordelen, wij zouden graag de nodige informatie krijgen, en dan kunnen we misschien ook suggesties geven.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, het is u ondertussen bekend dat ik hier enkele ideeën over heb. Vanuit mijn partij zullen we er blijven op hameren dat het belangrijk is om leerkrachten perspectief te bieden in hun loopbaan, om de vlakke loopbaan te doorbreken en om buiten de gekende situatie op zoek te gaan naar nieuwe formules.
In 2015 heb ik een bevraging gelanceerd bij leerkrachten. Daar is veel antwoord op gekomen, zoals ik eerder vandaag al heb gezegd. Er waren ook enkele verrassende antwoorden bij. Zo blijkt dat leerkrachten zeer geëngageerd zijn, maar dat wist u al en hebt u zelf al vermeld in deze legislatuur. Het engagement is groot maar de frustratie over een aantal zaken is ook groot. De meerderheid van de leerkrachten geeft te kennen dat ze aan hun statuut – welk dat ook is: tijdelijk, tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD), benoemd of gedeeltelijk benoemd – en aan hun rechten niet uit geraken zonder de hulp van de vakbond. De reële problematiek die ze uitvoerig aankaarten in de bevraging, is de uit de hand gelopen werkdruk en het niet meer in proportie zijn van de hoofdopdracht, namelijk het lesgeven. Daarom ben ik blij dat een van de wervende opdrachten van de leraar is de kernopdracht te definiëren. Al het overige dat erbij is gekomen, is uit balans. Men stelt daarbij dat de vakbond op dat punt geen hulp is.
Ik herhaal daarom mijn pleidooi om aandacht te hebben voor het statuut. Ik ben blij dat het ingewikkeld kluwen van verlofstelsels wordt aangepakt in een van de werkgroepen. Het is mijn mening dat we verder moeten gaan en voor meer flexibiliteit en beweging moeten zorgen in het lerarenberoep, maar ook tussen scholen. Nu is voor velen de benoeming een gouden kooi. Men heeft werkzekerheid, maar eigenlijk werkt dat niet meer motiverend. Er zijn verschillende voorbeelden gegeven door leerkrachten zelf. Het wordt ervaren als een bescherming tegen willekeur van een directie, maar ook daar: sterk leiderschap staat niet gelijk aan willekeur. Met een professionalisering van directies hebt u geen benoeming meer nodig, want dan is de willekeur niet aan de orde. Met een degelijk contract bent u met ons arbeidsrecht ook beschermd als werknemer. Daarom herhaal ik mijn pleidooi om out off the box te denken. De vier opdrachten die nu worden behandeld, zijn goed en belangrijk. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits).
Het zijn er inderdaad ondertussen vijf. Ik ben blij dat u dat thema hebt toegevoegd. Misschien kunt u daar wat meer uitleg over geven. Gaat dat specifiek over de functie van directies en de professionalisering ervan?
Mevrouw Celis heeft het woord.
Het loopbaanpact is uiteraard cruciaal en een zeer belangrijk thema binnen onderwijs. Het zal nog een heel lang verhaal worden binnen deze commissie.
Vorige week zijn we in kennis gesteld van het rapport van het Rekenhof. Daarin zijn knelpunten en adviezen opgenomen in verband met de rechtspositie van de leerkracht. Een grote bezorgdheid is uiteraard de kwetsbare positie en de rechtspositie van de startende leerkrachten. Hebt u reeds zicht op de maatregelen die u hieromtrent zou kunnen nemen?
Ook de opdracht van een personeelslid zal zeker aan bod komen in het loopbaanpact. Welke mogelijkheden ziet u voor een meer gedifferentieerde loopbaan binnen het loopbaancontinuüm? Leerkrachten werken langer – sommigen met heel veel goesting om een verlengde carrière tegemoet te gaan, maar niet altijd binnen de opdracht die ze gewoon waren. Een belangrijke vaststelling van het Rekenhof is de enorme complexiteit van de huidige salarisschalen en verlofstelsels. Hoe ziet u daar de evolutie om te komen tot meer transparantie en een vereenvoudiging van die stelsels? Een kat vindt er haar jongen niet altijd in terug. Wat is uw visie op de reële noden van personeelsleden in de verschillende fases van hun loopbaan?
Eerder deze week hebben we verschillende opiniestukken kunnen lezen over de vaste benoeming van de leerkrachten. Ik weet dat dit een heilig huis is, maar het is wel een element dat ter discussie kan staan. Wat is uw reactie daarop?
Minister, het rapport van het Rekenhof is zeer interessant materiaal naast alle andere documenten die daarover in het verleden al zijn verschenen. Ik verwijs naar het rapport dat Hay Management ooit heeft gemaakt over het gewicht van leerkrachten. Ik spreek dan van de jaren 2000. Daarin staan ook interessante punten.
We hebben twee decreten over de rechtspositie: een voor het vrije net en een voor het openbare net. Misschien kunnen we die op elkaar afstemmen, want dat geeft rare zaken, zeker voor mensen die in de twee netten tewerkgesteld zijn.
Er wordt heel vaak gekeken naar jonge leerkrachten en naar leerkrachten die aan het eind van hun loopbaan zijn. We stellen echter vast dat veel leerkrachten niet jong meer zijn en nog altijd geen zekerheid hebben. Daar zijn een aantal leerkrachten bij tegen wie wij eigenlijk zouden moeten zeggen dat onderwijs niet hun ding is. We moeten echter voorkomen dat die mensen van hier naar daar worden gestuurd zonder dat iemand hen dat expliciet zegt. Zij blijven er immers van overtuigd dat het wel hun ding is en blijven op die manier in rondjes draaien.
Wat de TADD betreft, is een inventarisatie van wat er misloopt minstens even belangrijk is als de discussie tegen of voor een vaste benoeming.
Wat de zij-instroom betreft, zijn er cijfers verschenen over hoeveel leerkrachten we nodig zullen hebben in het kleuteronderwijs, het lager onderwijs en het secundair onderwijs. Ik stel voor om de aanwezige expertise van mensen die zich willen inzetten in het gewoon onderwijs te valoriseren. Ik besef dat dit moeilijke gesprekken zijn, maar dit is het moment om dit nog eens op tafel te leggen.
In het hoger onderwijs zijn er een aantal ambigue statuten. Het gaat dan over mensen die privaatrechtelijk worden aangenomen maar die dan, vooral in het professioneel onderwijs, een statutaire benoeming krijgen in een private instelling. Zowel bij het Arbeidshof als bij de Raad van State bestaat er af en toe discussie over wie nu bevoegd is. In het licht van pensioenen en dergelijke leidt dit tot discussies waarbij het afhangt van de individuele rechter of men onder het ene of het andere stelsel valt.
Ik stel voor dat iedereen nog eens goed de nota leest die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd en die het kader schept waarbinnen onderhandeld kan worden en waar op eigen initiatief een vijfde luik aan toegevoegd is. Daarover is nog geen uitleg gegeven. Mevrouw Brusseel, u vroeg daarover een woord uitleg. Het gaat natuurlijk over de positie van de directeur en de professionalisering maar daarover bestaat een grote spanning, zelfs tussen de sociale partners. Vraag is immers of het de autonomie blijft van de scholen om zelf een directeur te kiezen zonder dat wij ons daar in mengen of dat er eisen worden opgelegd, een profiel waaraan een directeur moet voldoen. Dat is heel veel stof om over te onderhandelen. Het is goed dat dit element is toegevoegd omdat het hrm-beleid van de scholen in de toekomst heel cruciaal zal worden.
De vaste benoeming wordt in de door de Vlaamse Regering goedgekeurde nota niet aangevallen. Mevrouw Brusseel, het zou heel sneu zijn om in onderwijs een discussie te voeren over die vaste benoeming terwijl er op veel andere plaatsen binnen de Vlaamse administratie wel nog benoemingen bestaan. Ik vind persoonlijk dat een vaste benoeming voor een deel rechtszekerheid geeft aan leerkrachten. Er is nog een verschil tussen het systeem van de vaste benoeming dat zekerheid geeft en de jaren voor de vaste benoeming, de TADD. Ik heb daar schrijnende verhalen over gehoord en ik ben dan ook voorstander om dat beter te organiseren.
Alle elementen die hier zijn opgesomd, zullen worden bekeken tijdens het debat. Het lijkt me redelijk dat we de sociale partners daarover laten discussiëren. Mijnheer De Meyer, u zegt dat we daarover informatie moeten krijgen, en dat is evident. Wanneer de sociale partners tot een akkoord komen, dan moet dat worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering en worden omgezet in regelgeving.
In Vlaanderen is een akkoord geen bipartite-akkoord maar een tripartite-akkoord. Dat betekent dat werkgevers, werknemers en de overheid tot een consensus moeten komen. Dat is anders dan op het federale niveau, waar de Groep van 10 zelf akkoorden sluit, die dan aan de overheid worden voorgelegd. Hier zit de overheid mee aan tafel. Ook de drie regeringspartijen zijn dus nauw bij die onderhandelingen betrokken.
Ik hoop dat we voor elk van die punten een goede doorbraak en innovatieve mogelijkheden vinden. Iemand had het net over de verlofstelsels, en dat is inderdaad een oerwoud waar een kat haar jongen niet meer vindt, dat erkent iedereen. We moeten daar dan ook lijnen in trekken. Mevrouw Celis, anderzijds is werkbaar werk natuurlijk ook van belang. We zien immers dat sommige leerkrachten heel graag nog na hun 65e willen blijven lesgeven terwijl dat voor anderen veel moeilijker is. We zien ook dat er leerkrachten zijn die na één of twee jaar uit het onderwijs graag terugkeren. Dat zijn zaken waarover we moeten durven nadenken. Ik ben ervan overtuigd dat dit nu ook effectief gebeurt in de werkgroepen.
U mag daar gerust over debatteren en suggesties doen, maar ik ben het engagement aangegaan om daar met de sociale partners verder over te discussiëren. We zullen nog uitvoerig de tijd krijgen om over de resultaten van gedachten te wisselen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik vind het belangrijk dat we de contouren kennen waarbinnen het debat plaatsvindt. Ik weet echter niet of men voldoende bewust is van hoe belangrijk het is dat u deze legislatuur slaagt in dit dossier. Daar zijn in het verleden al meerdere pogingen toe geweest. Dat is in het belang van het Vlaams onderwijs, zowel dat van de leerlingen als dat van de leerkrachten. Ik kan u dus alleen de raad geven om u niet te laten afremmen en u evenmin te laten opjagen. Minister, u weet dat ik in de ballonstad woon. Laat u dus niet leiden door ballonnetjes in de media. Ik wens u, samen met de mensen die mee aan tafel zitten, veel succes.
De vraag om uitleg is afgehandeld.