Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag om uitleg is een uitstekend voorbeeld van wat we daarstraks hebben gezegd, namelijk dat het onderwijs altijd geneigd is om te anticiperen op regelgeving die er nog niet helemaal is. Dat gebeurt ook in het deeltijds kunstonderwijs (dko).
Eind oktober 2015 bespraken we de conceptnota van het deeltijds kunstonderwijs. Die conceptnota wordt goed onthaald door de scholen, die er daarom mee aan de slag willen gaan. Een van de punten uit deze conceptnota is de verandering van een programmatiestop naar een programmatieregeling.
Academies die in het verleden tevergeefs een aanvraag indienden om een extra programmatie op te richten, hopen nu op meer succes en halen hierbij argumentatie aan uit de conceptnota. Ze zijn er zich uiteraard van bewust dat zolang de conceptnota niet wordt omgezet naar regelgeving, de huidige regelgeving van kracht blijft, maar vragen zich af in welke mate de huidige conceptnota reeds een invloed kan hebben op de beslissingen van vandaag.
Zo zijn er academies waar een extra programmatie struikelde over het afstandscriterium. Met andere woorden: indien er reeds een filiaal aanwezig was binnen bijvoorbeeld een straal van 4 kilometer voor kinderen tot 12 jaar, kon er geen extra programmatie worden opgestart. Hierbij werd geen rekening gehouden met andere factoren, waaronder bijvoorbeeld bereikbaarheid met betrekking tot verkeersveiligheid, de verbinding met het leerplichtonderwijs, het respecteren van de onderwijsvrijheid en het geven van meer beleidsruimte aan schoolbesturen op het vlak van organisatie, het multifunctioneel inzetten van schoolruimtes, allemaal aspecten die in de huidige conceptnota als zeer belangrijk en waardevol worden aangegeven.
Daarnaast zijn er ook academies die willen overgaan naar de normen van een kunstacademie zoals die werd aangegeven in een vorige conceptnota. Dat hield in dat men zich een kunstacademie kon noemen vanaf het moment dat men minstens drie disciplines aanbood. Academies die reeds twee disciplines aanbieden – vaak is dit muziek en woord – zien nu mogelijkheden om een derde discipline toe te voegen met uitbouw over de verschillende graden en eventueel opening naar een vierde en vijfde discipline in een verdere toekomst.
De vragen die hier rijzen, hebben meestal betrekking op de principes van de programmatiestop, overnames van personeel vanuit andere academies, bijvoorbeeld wanneer filialen van de hoofdacademie reeds een samenwerking hebben met een andere academie in de gekozen discipline, bijkomende criteria voor een kunstacademie enzovoort.
Minister, kunt u aan de academies duidelijkheid verschaffen over eventuele nieuwe aanvragen zowel voor programmatie als voor de opstart van een kunstacademie in functie van het schooljaar 2016-2017? Tot juni 2016 lopen de besprekingen van de conceptnota. Vervolgens wordt de decreettekst geschreven. Kunt u uitsluitsel geven over die timing?
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik graag reageren op de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van uitzonderingen op de programmatiestop. De regelgeving bepaalt momenteel geen criteria waaraan aanvragers moeten voldoen om te kunnen afwijken en ook niet welke afwijkingen de regering wel of niet kan toestaan. Dat is dus niet geregeld. Daarnet hadden we het over wat allemaal wel is geregeld.
Dat de regelgeving geen afwijkingscriteria bepaalt, betekent niet dat de scholen geen richtlijnen hebben meegekregen. Per omzendbrief over de programmatiestop in het deeltijds kunstonderwijs en aanvragen tot afwijking ervan, worden aan de academies een aantal criteria meegegeven waarop de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), onze onderwijsadministratie en de inspectie hun adviezen over de toekenning van uitzonderingen baseren. Dat is geen formeel regelgevend kader, maar wel een omzendbrief die aanduidt waarmee rekening wordt gehouden.
Enerzijds gaat het hier om het criterium ‘blinde vlek’, waarbij er rekening gehouden wordt met de afstand die een leerling moet afleggen naar het dichtstbijzijnde dko-aanbod. Op basis van wetenschappelijk onderzoek ligt dit op 4 kilometer voor min-11-jarigen, 7 kilometer voor 11- tot 18-jarigen en 30 kilometer voor volwassenen.
Bij de toekenning van de uitzonderingen op de programmatiestop voor het huidige schooljaar heb ik hiermee rekening gehouden. Het klopt niet dat ik bijvoorbeeld geen rekening heb gehouden met bereikbaarheid met betrekking tot verkeersveiligheid. Zo heb ik voor dit schooljaar in Schoten een dansopleiding toegestaan. Het dichtstbije aanbod dans ligt in Merksem op 4,4 kilometer van Schoten. Voor de allerjongsten betekent dit inderdaad een blinde vlek. Ik heb dan ook het advies van onze inspectie en van de onderwijsdiensten ter harte genomen dat stelde dat “de grootstedelijke context van de Antwerpse agglomeratie waarbij factoren als duur van de verplaatsing en veiligheid een aanzienlijker rol spelen dan in landelijke of kleinsteedse regio’s” een extra argument is om effectief een dansopleiding te organiseren.
Dat is het eerste criterium. Daarnaast is er het criterium studiecontinuïteit. Dat houdt in dat een leerling zijn of haar opleiding binnen dezelfde academie moet kunnen afwerken. Wat betreft de aanvragen tot uitzondering op de programmatiestop kan ik u melden dat ik één aanvraag heb ontvangen tot oprichting van een kunstacademie in de gemeente Beveren. De deadline tot aanvraag van kunstacademies lag op 30 november 2015.
De aanvragen tot uitzondering op de programmatiestop voor filialen, studierichtingen, opties, graden en instrumenten moeten bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) vóór 1 maart 2016 worden ingediend. Ik kan daarop dus nog geen uitsluitsel geven. De ambitie is om net als vorig jaar de beslissing van de Vlaamse Regering bekend te maken vóór 1 juli, zodat de academies zich maximaal kunnen voorbereiden. Deze beslissing zal worden genomen na kennisname van de adviezen van onze Vlaamse Onderwijsraad en de inspectie.
Tijdens de bespreking van de conceptnota in de commissievergadering van 29 oktober vorig jaar heb ik gesteld dat het de bedoeling is het Niveaudecreet en de uitvoeringsbesluiten op 1 september 2018 in werking te laten treden. Aangezien ik voldoende ruimte wil om de sector grondig te informeren over de hervorming zouden we het Niveaudecreet voor een eerste principiële goedkeuring aan de Vlaamse Regering moeten kunnen voorleggen in april 2017. Op dit ogenblik loopt de beleidsvoorbereiding en starten ook de eerste gesprekken met de sector en de vakorganisaties. De timing die ik op 29 oktober vooropstelde, zou ik zeer graag kunnen handhaven.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik denk dat u tegemoet bent gekomen aan mijn vragen. Ik heb begrepen dat de programmatie voor een kunstacademie voor een volgend schooljaar had moeten worden ingediend voor 30 november 2015. Voor de aanvraag voor het volgend jaar is dat dus volgend jaar in november.
Dan heb ik nog een praktische vraag voor het geval van een kunstacademie die bijvoorbeeld woord en muziek aanbiedt en het aanbod wil uitbreiden naar beeld. Vaak heeft een hoofdfiliaal een aantal zijfilialen. Is het mogelijk dat die zijfilialen al een samenwerking hebben met een andere academie die beeld aanbiedt, maar dat het hoofdfiliaal bijvoorbeeld nog geen samenwerking heeft met een filiaal dat beeld aanbiedt? Zal die school dan ook best op zoek gaan naar een samenwerking met een filiaal of zou ze best een kunstacademie opstarten en van daaruit haar filialen voorzien van diezelfde beeldopleiding? Begrijpt u wat ik bedoel?
U vraagt wat het beste is?
Ja, wat is het meest functioneel, wat heeft het meeste kans op aanvaarding?
Dat is een moeilijke vraag. De beide kunnen in elk geval. Academies die al bestaan gaan op dit ogenblik al na of ze kunnen samenwerken met andere om zoiets te kunnen inrichten, wellicht met het oog op continuïteit. Ik kan nu geen uitspraak doen over wat het beste is, maar ik weet dat de twee scenario’s theoretisch mogelijk zijn.
In de veronderstelling dat het hoofdfiliaal zelf beeld organiseert en dat aanbod wil uitbreiden naar haar filialen, is het dan inderdaad zo dat de mensen die bijvoorbeeld in het filiaal al werken rond beeld, maar vanuit een andere academie, vrij gemakkelijk kunnen worden overgezet in een nieuwe academie qua anciënniteit, qua uren? Hebt u daar een idee van? Of is het misschien eerder stof voor een schriftelijke vraag?
Ja, want zoals alles in het onderwijs is dit vrij technisch. Het is inderdaad nuttig dat u hiervoor een schriftelijke vraag indient, en dan krijgt u ook een punctueel antwoord.
De heer De Meyer heeft het woord.
Met een tikkeltje humor, wil ik u geruststellen, minister. Ik heb met alle collega’s uit de gemeenteraad van Sint-Niklaas gunstig advies gegeven voor het concrete dossier dat voorligt. Mocht deze informatie voor u nuttig zijn, geef ik ze u graag mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.