Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, u zult niet verrast zijn over dit thema, maar ik heb daar dit jaar nog geen vraag over gesteld. Ik vond het dan ook het moment om dat vandaag te doen. (Gelach)
De problematiek rond psychosociale aandoeningen in het onderwijs heeft nogmaals een triest hoogtepunt bereikt. Dat is de conclusie die we kunnen trekken uit de nieuwste cijfers rond het psychisch ziekteverzuim in het onderwijs. Terwijl in 2013 nog 33,5 procent van de ziektedagen in het onderwijs toe te schrijven was aan psychische problemen, lag dat cijfer in 2014 op 36,4 procent. Het is een trend die maar blijft doorgaan.
Depressies, burn-outs, stress enzovoort vormen het resultaat van de steeds groter wordende druk die op de schouders van het onderwijspersoneel terechtkomt. De grootste risicogroepen zijn al enkele jaren bekend: oudere leerkrachten en vooral mannen in het secundair onderwijs. Om maar niet te spreken van de directieleden. Ze zijn weliswaar minder ziek zijn dan de leraren maar worden wel vaker getroffen door psychosociale aandoeningen. Voor hen zijn de cijfers nog zorgwekkender: de helft van de ziektedagen zou te wijten zijn aan stress en burn-outs. In het secundair onderwijs loopt dit op tot een schokkende 60 procent.
Iedereen die ooit leerkracht is geweest, weet hoe het komt. Leerkracht zijn, vereist een enorm groot fysiek en mentaal engagement. Daarbovenop komt nog eens de verhoogde druk van de ouders, de onderwaardering van het beroep en de grote druk van de gemeenschap om alle maatschappelijke problematieken op te lossen. Journalist Bart Eeckhout omschreef het heel correct in zijn analyse “de leerkracht is de sociale brandweer geworden”.
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief hebt u het positieve initiatief genomen om een werkgroep op te richten rond psychosociaal welbevinden van onze personeelsleden. Dit is geen overbodige maatregel: de uitstroom van jonge leerkrachten na hun eerste werkjaren blijft erg hoog en er dreigt een ernstig leerkrachtentekort dat vandaag in sommige regio’s zelfs al zeer concreet is.
Minister, hoe interpreteert u de nieuwste cijfers? Kunt u een stand van zaken geven van de ad-hocwerkgroep rond psychosociaal welbevinden? Kunt u een stand van zaken geven van de gesprekken die u levert met de onderwijspartners over het psychosociaal welzijn van leerkrachten? Wat is de stand van zaken van de werkgroep Geïntegreerd Welzijnsbeleid? Plant u nog andere maatregelen om de stijging van de problematiek mogelijks een halt toe te roepen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, het jaar is nog jong, maar ik begrijp zeer goed dat u deze vraag stelt en dat u mij alert wilt houden.
Op 29 oktober 2015 hebben we hierover in deze commissie een debat gevoerd naar aanleiding van een gelijkaardige vraag om uitleg van uzelf. De cijfers van het nieuwe rapport bevestigen die van de voorbije jaren. Ze baren mij uiteraard zorgen. Dat is ook een van de redenen waarom de ad-hocwerkgroep met betrekking tot psychosociaal welzijn is opgericht. Meer fundamenteel komt de thematiek van werkbaar werk aan bod in het loopbaanpact, waarover de besprekingen zijn opgestart. Die moeten dit schooljaar worden afgerond.
In de ad-hocwerkgroep bekijken het GO! en de onderwijskoepels, de onderwijsinspectie, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de vakorganisaties en mijn administratie hoe de federale wetgeving inzake de preventie van psychosociale risico’s kan worden aangepakt. Ik verwacht in het voorjaar een eerste reeks voorstellen. Rond de tafel zijn alle partijen zeer gemotiveerd om met die voorstellen te komen.
U weet dat op federaal niveau aanpassingen werden aangebracht aan de financiering van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPB). De dienstverlening die de scholen van deze diensten kunnen verwachten in ruil voor de betaalde bijdrage, is vastgelegd. Vooral in scholen en organisaties met minder dan 200 personeelsleden die verhoudingsgewijs vaker een beroep moeten doen op de EDPB omdat zij intern niet over voldoende opgeleide preventieadviseurs beschikken of over een preventieadviseur psychosociale aspecten in het kader van pesten, wordt de dienstverlening verruimd binnen een nieuwe tarifering. Bredere ondersteuning wordt hierdoor mogelijk, bijvoorbeeld op het vlak van psychosociaal welzijn. Dit is een versoepeling en een verbetering.
Er zit uiteraard een grote opportuniteit in het lerarenloopbaandebat voor dit probleem. Vandaar dat we nu volop werken aan een loopbaanvisie en die gefaseerd uitwerken. Hierin staan de opdracht van de leraar, de ondersteuning van beginnende leraren en jobdifferentiatie centraal.
Voor de vraag over de stand van zaken van de werkgroep Geïntegreerd Welzijnsbeleid verwijs ik naar mijn antwoord van 29 oktober 2015. Die werkgroep komt niet meer samen. De ad-hocwerkgroep psychosociale risico’s en het loopbaandebat moeten volstaan om alles geïntegreerd te bekijken.
We werken dus op twee plaatsen aan de problematiek. We mogen scholen niet overdonderen, maar moeten zeer concreet te werk gaan. U mag uiteraard elke week een vraag stellen, maar ik vraag u om toch eventjes af te wachten wat de vergaderingen die op stapel staan, opleveren.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, het is absoluut niet mijn bedoeling om daarover elke week vragen te stellen. Het thema ligt me na aan het hart als gevolg van heel wat personen die door omstandigheden thuis zitten. Ze kijken met grote ogen en hoge verwachtingen naar wat hier gebeurt. Ik heb ook een verantwoordelijkheid naar hen om terug te koppelen dat we nog steeds bezig zijn met dit thema, ook u als minister. Die mensen verdienen dat. Het doet me deugd dat dit in de loopbaanvisie uitgebreid aan bod komt. Als er financiële ondersteuning kan bijkomen, dan kan dat al diegenen die nu thuis zitten en alle potentiële ‘kandidaten’ alleen maar ten goede komen.
Daarnet was er nog een vraag over vluchtelingen. Leerkrachten moeten de opvang garanderen. Daarbij zijn heel wat jonge maar evengoed ervaren leerkrachten betrokken die misschien al een beetje op de toppen van hun tenen lopen. De maatschappij verwacht veel van hen. Dat maakt het allemaal niet eenvoudiger. Waar we preventief kunnen werken en waar er middelen zijn om die preventie nog uit te breiden, is dat meer dan welkom. Ik zal de zaak zeer nauwlettend blijven opvolgen, al is het dan misschien wat meer passief.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Het is belangrijk om in het loopbaandebat aandacht te hebben voor deze problematiek. De cijfers zijn treffend en gaan ons naar het hart. Ik deel de bekommernis van mevrouw Celis.
Vanuit mijn fractie wil ik twee bedenkingen maken. Een tijd geleden werd in een radioprogramma dieper ingegaan op de burn-out. Dat kan ook een teken zijn van een bore-out, een teken dat je je niet meer goed voelt in je job omdat die geen perspectief of uitdaging meer biedt.
Ik denk dat het doorbreken van de vlakke loopbaan ter zake een belangrijk denkspoor is. Het is inderdaad ook nodig om jonge mensen te ondersteunen, maar ook om een zekere flexibiliteit in te brengen in de lerarenloopbaan. Minister, daarom zult u van onze fractie alle steun hebben als u een aantal taboes wilt doorbreken in het loopbaandebat en als u wat out of the box wilt gaan denken om die vlakke loopbaan te doorbreken, om jongeren te ondersteunen en ouderen wat meer uitdaging te bieden.
De rol van de directeurs lijkt me essentieel. Goed leiderschap betekent dat je je team kunt motiveren. In deze materie lijkt dat me erg belangrijk.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, al jaren volg ik met grote belangstelling mee deze problematiek. Het is duidelijk dat de voorliggende cijfers zorgwekkend zijn, zeker als het gaat over de psychosociale aandoeningen. De oplossing van werkbaar werk is natuurlijk veel gemakkelijker als je het principe vooropstelt dan als je het concreet moet invullen. Het is duidelijk dat daar ernstig werk van zal moeten worden gemaakt.
Ik wil toch ook even wijzen op de positieve cijfers in het jongste rapport. Zo merken we dat de jongste jaren het nulverzuim, mensen die nooit afwezig zijn, is toegenomen. Als we het eendagsziekteverlof buiten beschouwing laten, dan merken we dat het nulverzuim nog meer is toegenomen. Er zijn dus niet alleen probleemsituaties, maar gelukkig toch ook een aantal positieve elementen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, ik heb mevrouw Celis al een complimentje gegeven, maar ik ben ook zeer blij met uw laatste toevoeging. Dat is immers juist. Ik heb de cijfers er nog even bijgenomen. We zien enorme verschillen tussen de groepen leerkrachten. Iets minder dan de helft van de personeelsleden is nooit ziek. Dat is een stijging ten opzichte van 2013: toen bedroeg dat 45 procent, in 2014 is dat gestegen naar 47,5 procent. Ook binnen de provincies zien we verschillen. In West-Vlaanderen, dicht bij de zoete zeelucht, is men het minst ziek, met 54 procent. In Antwerpen en Vlaams-Brabant is men het meest ziek: 45 procent is daar nooit ziek.
Nog een positief puntje dat ik hier toch wil onderstrepen, is dat veel vaker dan vroeger leerkrachten van de mogelijkheid gebruikmaken om na een periode van ernstige en langdurige ziekte deeltijds te werken. Ik vind dat een positieve evolutie. Men wil echt wel werken. Dat toont ook aan dat die bereidheid er zeker is.
Wat me grote zorgen baart, is de opvallende stijging van de langdurige afwezigheden wegens ziekte. Je hebt dus een groep die nooit ziek is, je hebt een groep die zeer langdurig afwezig is, en in die groep is er een zeer opmerkelijke stijging. Die is er een beetje overal, maar in de groep van 56-65-jarigen is de stijging het grootst. Bij de oudere groep, die al langer moet werken, zien we dat de uitval dus ook een pak groter is. Je hebt daar inderdaad psychosociale aandoeningen. Dat is evident.
Mevrouw Brussel, u hebt gewezen op de rol van de directies. Die directies baren me ook enigszins zorgen. Ze zijn minder ziek dan de leraren, maar ze zijn oververtegenwoordigd in de cijfers van ziekte om psychosociale redenen. De heer Vandenberghe is er vandaag niet, maar hij heeft al het een paar keer gehad over wat een directeur allemaal moet doen. U hebt dus gelijk als u zegt dat de directeur het verschil kan maken, ook als het gaat over de psychosociale gezondheid van zijn korps, maar de directeur zelf is dan weer bijzonder kwetsbaar op dat vlak in het geheel. Ik heb gevraagd dat men in het loopbaandebat toch ook wel rekening zou houden met de positie van die directeur, en dat men bekijkt op welke manier die kan worden versterkt.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Uiteraard is het heel belangrijk om, naast de stijging van de cijfers, ook de positieve dingen in het verhaal te belichten. Ik denk dat we dan nog eens heel duidelijk kunnen bevestigen dat leerkrachten een enorm groot verantwoordelijkheidsgevoel met zich meedragen. Elke ziektedag moet immers uiteraard worden opgevangen, en heel dikwijls moet dat worden opgevangen door collega’s. Daar zijn leerkrachten zich bijzonder goed van bewust. Ik denk echter dat we bij de bespreking van het loopbaanpact nog uitgebreider zullen kunnen terugkomen op deze thematiek en problematiek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.