Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, incontinentie bij vrouwen is een probleem dat veel vaker voorkomt dan we denken. Van vrouwen boven 70 jaar zou 50 tot 70 procent lijden aan incontinentie en bij vrouwen ouder dan 50 zou dat percentage 20 tot 40 procent bedragen. Minder geweten is dat incontinentie ook vaak voorkomt bij jongere vrouwen. Daar wordt de incidentie geschat op 15 procent. Boosdoener blijkt in dat geval vooral de natuurlijke bevalling te zijn. Vrouwen die worden geconfronteerd met incontinentie beginnen hun activiteiten te beperken. Ze passen zich aan hun probleem aan. Rond incontinentie hangt immers een taboe. Vrouwen praten er niet gemakkelijk over met hun omgeving, laat staan met een arts.
Kate Winslet biechtte op dat haar zwangerschap heeft geleid tot incontinentie. Hopelijk zullen vrouwen nu gemakkelijker spreken over dit probleem. Bij vrouwen die incontinent worden na een zwangerschap, gaat het vaak over inspanningsincontinentie, het niet kunnen ophouden van urine tijdens fysieke activiteiten. Er bestaat wel degelijk een palet aan behandelingen van incontinentie. Naast bekkenbodemspieroefeningen voor de controle over de sluitspier van de blaas en geneesmiddelen, bestaat er ook de mogelijkheid operatief aan het probleem te verhelpen. Essentieel is echter dat vrouwen het probleem aankaarten bij hun huisarts. Het is dus belangrijk dat we het taboe van de incontinentie doorbreken.
Minister, bent u bereid om te sensibiliseren over incontinentie in het algemeen en bij jonge moeders in het bijzonder, teneinde het taboe te doorbreken? Bent u bereid om in de voorlichting van jonge moeders ook informatie op te nemen over incontinentie en de behandelingsmogelijkheden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, zowel bij vrouwen als bij mannen is incontinentie een probleem dat goed is gekend bij de hulpverleners. Ook in de populaire pers en in de communicatie van de ziekenfondsen wordt daar geregeld aandacht aan besteed, zodat het brede publiek ook is geïnformeerd. Het is gebruikelijk dat dit onderwerp ook ter sprake komt tijdens de zwangerschapsbegeleiding en de kraamzorg.
Zoals u terecht aangeeft, wordt incontinentie vaak uitgelokt door een bevalling. Verschillende hulpverleners hebben hierin een taak: Kind en Gezin, vroedvrouwen, gynaecologen en verloskundigen, huisartsen en kinesitherapeuten. Deze actoren hebben nu al voldoende aandacht voor het probleem van incontinentie. Zo is er een e-learning module voor huisartsen ter beschikking op de website van het RIZIV en ontwikkelde Domus Medica sensibiliseringsmateriaal dat onder meer ingaat op de taboes die bestaan inzake incontinentie. Ik plan dan ook geen bijkomende sensibiliseringcampagne om het grote publiek en toekomstige jonge moeders hieromtrent te sensibiliseren. Ik ben er immers van overtuigd dat een persoonlijke benadering vanuit de reguliere zorg de meest efficiënte benadering is.
Bijkomend wil ik nog toelichten dat, aangezien de behandeling het best individueel wordt aangepast, het voor weinig meerwaarde zorgt om alle jonge moeders te informeren over de verschillende behandelingsmogelijkheden. Ik pleit er eerder voor om, zoals nu al gebeurt, in de reguliere zorg het probleem van incontinentie proactief aan te kaarten bij jonge moeders, dit beter bespreekbaar te maken en zo de drempel naar de hulp te verlagen. Zoals u weet, behoort de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen niet tot mijn bevoegdheden, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat deze problematiek voldoende aan bod komt in de opleiding en de navormingen van de diverse beroepsgroepen.
Minister, u hebt gelijk wanneer u stelt dat men proactief moet optreden. Sommige eerstelijnswerkers doen dat nog te weinig. Het is immers een taboe. Het roept bij vrouwen – en mannen – gêne op. Ze communiceren er zelf niet over. Hulpverleners moeten dat proactief zelf doen.
Dergelijke individuele benadering vereist inzicht en competentie van de zorgverstrekkers. Ik denk dat de beroepsgroepen zelf daaraan moeten werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.