Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de recyclagecijfers
Vraag om uitleg over statiegeld in de strijd tegen zwerfvuil
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat over de financiële compensatie in de strijd tegen zwerfvuil. Ik heb me daarvoor laten inspireren door de media die een aantal dagen geleden bekendmaakten dat de drankproducenten en de distributiesector vanaf 2016 jaarlijks 9 miljoen euro op tafel zullen leggen om de zwerfvuilproblematiek samen met de overheden te voorkomen en om zwerfvuil op te ruimen. Van die 9 miljoen zou u minstens 2 miljoen euro willen uittrekken voor organisaties en jeugdverenigingen die helpen bij het opruimen van zwerfvuil. Ook gemeenten die al een tijdje bezig zijn met de problematiek van zwerfvuil en die een handhavingsbeleid invoeren, zouden, volgens de berichtgeving in de media, extra middelen kunnen krijgen. Met dat geld zouden ze bijvoorbeeld kunnen investeren in mobiele camera’s op zwarte punten.
De invoering van statiegeld op blikjes en flessen zou pas voor juli 2018 zijn. Daarvoor is er nog overleg nodig zowel met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest als met Wallonië en met de distributiesector.
Minister, klopt de berichtgeving in de media, is de kogel door de spreekwoordelijke kerk en zal het statiegeldsysteem er onverwijld komen in juli 2018? Welke elementen wilt u afstemmen met Brussel en Wallonië en welke punten ziet u in de gesprekken daarrond nu reeds als absolute breekpunten?
Zwerfvuil bestaat natuurlijk uit veel meer dan enkel uit blikjes en plastic flesjes. Bent u van plan om ook de producenten van andere goederen die we vaak terugvinden als zwerfvuil, zoals sigaretten en sigarettenverpakkingen en ook verpakkingen van snoepgoed, op hun verantwoordelijkheden te wijzen? Verwacht u inspanningen van andere sectoren, naar analogie met de 9 miljoen euro die de drankproducenten zullen investeringen in het opruimen van ons patrimonium? Zo ja: welke sectoren en welke inspanningen kunnen er verwacht worden? In welke grootteorde situeren die inspanningen zich?
De berichtgeving lijkt te insinueren dat organisaties en jeugdverenigingen financiële steun kunnen krijgen. Klopt dit? Hoe wilt u de verenigingen en organisaties die financiële steun krijgen, selecteren? Impliceert dit dat mensen die vandaag reeds als vrijwilliger zwerfvuil opruimen – denken we aan het ‘in de vuilbak’-traject dat al jaren in een aantal gemeenten loopt –, maar die dit niet in het verband van een vereniging doen, uit de boot vallen? Of kunnen ze ook aanspraak maken op de eventuele steun?
Sommige gemeenten zijn, bijvoorbeeld vanwege hun stedelijk karakter of hun grootte, beter gewapend om een handhavingsbeleid te voeren om zwerfvuil aan te pakken. Ze hebben de mensen en de middelen, ze hebben een andere personeelsinfrastructuur en zo meer. Hoe plant u deze gemeenten te selecteren en in welke verdeelsleutel voorziet u? Zullen alle gemeenten hierop aanspraak kunnen maken, of hebben gemeenten die reeds jarenlang een actief beleid tegen zwerfvuil voeren, eventueel een streepje voor?
Mijnheer Nevens, u mag meteen ook uw volgende vraag stellen.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn tweede vraag gaat over de recyclagecijfers. Volgens een cijferstudie van Bond Beter Leefmilieu (BBL) worden de recyclagecijfers van verpakkingen stelselmatig overschat. BBL stelt dat “door verkeerde veronderstellingen in de rapportages de recyclage van verpakkingen mogelijk met tientallen procenten overschat” wordt.
BBL bestudeerde de stromen pet en blik, of aluminium en staal, waar drankflessen en blikjes van worden gemaakt en wijst in de richting van Fost Plus, dat instaat voor de promotie, coördinatie en financiering van de selectieve inzameling, sortering en recyclage van huishoudelijk verpakkingsafval in België, en daarover rapporteert. Volgens BBL vergelijkt Fost Plus de hoeveelheid ingezamelde verpakkingen met de hoeveelheid verpakkingen die de bij Fost Plus aangemelde drankenproducenten op de markt hebben gebracht. Ze zeggen dat 5 à 10 procent van de drankverpakkingen in het afval door consumenten in het buitenland aangekocht zou zijn en bijgevolg niet afkomstig is van de leden van Fost Plus. Daarbovenop zou ongeveer 8 procent van de verpakkingen op de Belgische markt komen van fabrikanten die niet aangemeld zijn bij Fost Plus, dus van mensen die geen bijdrage leveren. Deze verpakkingen worden ingezameld via de blauwe zak en opgeteld bij de recyclagecijfers. De berekeningen van Fost Plus gaan ervan uit dat alles wat wordt uitgesorteerd, ook effectief wordt gerecycleerd. Voor pet leidt dit tot een overschatting van 6 procent.
Minister, ik heb volgende vragen voor u. De betrouwbaarheid van de cijfers is uiteraard cruciaal als ze gebruikt worden als basis voor het beleid. Kloppen de bevindingen van BBL? Welke impact heeft dit op het beleid? Bent u van mening dat deze cijfers onderzocht dienen te worden? Zo ja, hoe wilt u onderzoeken of deze cijfers kloppen? Misschien kan een onafhankelijk studiebureau de cijfers van Fost Plus verifiëren.
In de commissie Leefmilieu van 22 september 2015 vroeg ik u of het correct was dat een eventuele invoering van statiegeld gekoppeld zou worden aan het samenwerkingsakkoord met Fost Plus. U antwoordde me toen dat “afhankelijk van wat er zal worden beslist, (…) er al of niet een nieuwe samenwerkingsovereenkomst zal zijn. Dat zullen we moeten bekijken op het moment dat we de beslissing nemen”.
De beslissing over statiegeld is intussen genomen en ons allen bekend. Zal in het licht hiervan de samenwerkingsovereenkomst met Fost Plus bijgesteld worden? Kunt u dit motiveren? En in geval van een te updaten overeenkomst: welke accenten wilt u leggen?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook ik heb een vraag ingediend over statiegeld, maar het lijkt me goed om ook aan de collega’s mee te geven dat over dit onderwerp op 2 december een heel goede reportage werd uitgezonden op Canvas. Wie de reportage wil herbekijken, kan dat doen via de link op mijn website. Het is echt een heel goede reportage die een overzicht geeft en die ook de pro’s en contra’s goed in beeld brengt.
In de reportage komt ook aan bod – maar dat wisten we al – dat Vlaanderen tot de top behoort wat betreft selectieve inzameling en recyclage van afval. Toch moet er jaarlijks nog heel veel zwerfvuil worden opgeruimd. In dat zwerfvuil zitten heel veel flessen en blikjes. Er is ook een kost verbonden aan het opruimen van dat zwerfvuil. Die kost wordt jaarlijks geraamd op 60 miljoen euro.
In het teken van de strijd tegen zwerfvuil werd onderzocht, zo stond het ook in het regeerakkoord, of het invoeren van statiegeld opportuun kan zijn. Hierover zijn tal van rapporten gemaakt. Er is nu ook een eindrapport. Daaraan gekoppeld is er ook een juridisch onderzoek gebeurd. Daaruit blijkt dat indien Vlaanderen zou overgaan tot het invoeren van statiegeld, er toch nog afspraken nodig zijn op federaal niveau. De btw-regeling en productnormering zijn immers nog steeds federale materie. Ook blijkt uit dat juridisch onderzoek dat er een samenwerkingsovereenkomst moet komen met de andere regio’s indien een dergelijk systeem geïmplementeerd zou worden. Dit betekent overleg met Wallonië en Brussel.
Ik heb ook begrepen dat de OVAM in het eindrapport een ongunstig advies uitbrengt over het implementeren van statiegeld. Ik denk dat wij als leden van de commissie Leefmilieu ook weten dat de drankenproducenten en Fost Plus geen grote voorstanders waren om het systeem van statiegeld in te voeren. Ze kwamen over de brug met bijkomende financiële middelen om in te zetten in de strijd tegen zwerfvuil.
Minister, graag kreeg ik de laatste stand van zaken. Is de klankbordgroep samen geweest naar aanleiding van het eindrapport?
Als er zal worden ingezet op de bijkomende middelen van de drankenproducenten en Fost Plus, hoe zullen we die dan verankeren? Hoe zullen we dit bekijken in functie van de samenwerkingsovereenkomst die Vlaanderen afsluit met Fost Plus?
Wordt er ook gesproken over bijkomende financiële ondersteuning voor lokale besturen die een actief handhavingsbeleid op zwerfvuil hanteren? Kunt u daarover wat meer informatie geven? En wat is de betrokkenheid van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) daarin?
Er wordt gesproken over een beloningssysteem voor verenigingen en scholen. Hoe ziet u dat, hoe moeten we ons dat voorstellen?
Zullen het beloningssysteem en de extra middelen geïntegreerd worden in het ‘Uitvoeringsplan milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen 2016-2022’? Het openbaar onderzoek daarvan is afgerond.
We hebben het er al heel dikwijls over gehad: we zijn aan het bekijken hoe we de pmd-zak kunnen uitbreiden. Er zijn een aantal proefprojecten lopende. Kunt u nog even kort stilstaan bij de laatste stand van zaken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het is de bedoeling van ons allen, denk ik, om echt een oplossing te bieden voor zwerfvuil. Dat is de eerste bezorgdheid waaraan we willen werken. We hebben inderdaad in het regeerakkoord afgesproken te zullen onderzoeken wat het effect is van statiegeld op dat zwerfvuil. We hebben de diverse rapporten ter zake gehad, met de impactanalyse, maar er is ook een juridische studie verricht. Daaruit blijkt dat statiegeld deels een oplossing kan bieden voor zwerfvuil. Het is echter niet de enige oplossing. Er is hier immers al een paar keer terecht aangegeven dat het vooral gaat over blikjes en plastic flessen, maar dat de rest van het zwerfvuil daarbij niet aan bod komt. Dit heeft ook tijd nodig, en er zijn een aantal juridische obstakels. Dat zijn, kort samengevat, de conclusies. Ik meen dat u ook reeds alle informatie ter zake hebt ontvangen.
Daarnaast is er vanuit een aantal sectoren, vanuit de industrie een alternatieve aanpak voorgesteld. Diverse leden hebben dat ook ontvangen, wat aanleiding is geweest tot het stellen van vragen in dit parlement. Het gaat over de retailers, de drankproducenten, de Coca Cola’s en InBev’s van deze wereld. Zij leggen 9,6 miljoen euro op tafel. Ze zeggen ervan overtuigd te zijn dat dit veel meer impact zal hebben op het bestrijden van zwerfvuil dan dat statiegeld. Wat is de beslissing die we hebben genomen? We hebben tijd nodig om dat statiegeld in te voeren. Laten we die tijd nemen om, bijvoorbeeld, te overleggen met de andere gewesten. In het juridisch advies staat immers ook dat de invoering daarvan Belgisch moet gebeuren. Daarover moet dus worden overlegd met Brussel, met Wallonië en ook met de federale overheid. Volgens die impactanalyse kan dit trouwens ook niet gebeuren voor 2018. Laten we dus de tijd nemen om dat juridisch op te helderen, en laten we ondertussen dat voorgestelde alternatief een kans geven en bekijken of die aanpak daadwerkelijk voor minder zwerfvuil zorgt.
Men wil daar ook een resultaatsverbintenis aan koppelen. We hebben een nulmeting, dus we kunnen perfect na een of twee jaar evalueren of er daadwerkelijk minder zwerfvuil is door die aanpak. Dat is hetgene waar we voor gaan, en dat is wat de komende jaren zal gebeuren.
De diverse rapporten zijn bezorgd aan de klankbordgroep. Daar is ook gevraagd om opnieuw samen te zitten. Dat is tot op vandaag nog niet gelukt, omdat de vertegenwoordiger van BBL met verlof was en ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) niet geneigd was om aan tafel te zitten. Bilateraal overleg is ondertussen ook wel mogelijk. Er is overleg met Fost Plus, Comeos en de Federatie Voedingsindustrie (FEVIA). Uiteraard zijn er ook andere sectoren die we daarbij kunnen betrekken. Ik denk bijvoorbeeld aan de sigarettenfabrikanten waarnaar werd verwezen. Die hebben vroeger al een aantal voorstellen op tafel gelegd, en ook een bescheiden bijdrage geleverd aan het zwerfvuilbeleid. Uiteraard staan wij ervoor open om dat ook naar andere sectoren open te trekken.
U weet dat het Vlaamse zwerfvuilbeleid op een aantal pijlers steunt: sensibilisatie, communicatie, handhaving, infrastructuur, omgeving en participatie. We hebben er resoluut voor gekozen om in de eerste periode, 2016-2018, vooral te focussen op participatie en handhaving. Voor alle duidelijkheid: we hebben de voorbije jaren immers al veel ingezet op sensibilisatie, communicatie en infrastructuur, maar het zwerfvuil vermindert niet. Ik geloof dus heel sterk in de combinatie van een versterkte participatie en handhaving. Qua participatie is het inderdaad de bedoeling om organisaties en jeugdverenigingen te betrekken, om een bijkomende opstap te hebben, naast affiches, naast folders, naast acties die overal gebeuren. Je ziet dat als een organisatie iets kan doen voor een goed doel, dat een enorme boost geeft. Die extra dimensie willen we nu ook in die participatie invoegen. Om niet langer in te zetten op altijd maar dezelfde instrumenten moeten we nieuwe wegen bewandelen. Ook wat dat betreft, is er geen exclusiviteit. Uiteraard zijn er nog andere vrijwilligers die daarop inzetten. Die kunnen daar uiteraard ook deel van uitmaken.
Hoe gaat dat nu verder concreet in zijn werk? U weet dat we aan het werken zijn aan een nieuw uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen. Dat zal begin 2016 ook afgerond zijn. Het is de bedoeling dat we dat groot plan voor de aanpak van zwerfvuil daarin implementeren. Dat zou dus inderdaad het actieplan openbare netheid moeten zijn, dat dus zal worden gekoppeld aan dat uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen.
Voor de gemeenten geldt enigszins hetzelfde als voor de verenigingen. Het is niet de bedoeling om top-down op te leggen wat er moet gebeuren. Elke gemeente is anders. Iedereen heeft een andere problematiek. Het zal veeleer gaan over een soort keuzemenu waarop men een beroep zal kunnen doen om dat te versterken. Gemeenten hebben ook al een veel beter inzicht in wat ze kunnen doen of wat specifiek voor hen van toepassing is.
We berekenen de recyclagecijfers op basis van Europese regels die we moeten toepassen. Daar is ook een samenwerkingsakkoord over afgesloten. Ik doorloop even een aantal van de conclusies. De BBL stelt dat 5 à 10 procent van de drankverpakkingen in het afval door consumenten in het buitenland zou zijn gekocht, en dus niet afkomstig zou zijn van leden van Fost Plus. Dat zal wellicht zo wel zijn. Ik wil dat ook niet betwisten. Het is echter natuurlijk ook zo dat grensaankopen in beide richtingen werken. Onze retailers of verkooppunten verkopen ook aan het buitenland. Dat is dus eigenlijk een wisselwerking. Die nuance zou je ter zake dan ook moeten aanbrengen.
Zo’n 8 procent van de verpakkingen op de Belgische markt zou van fabrikanten komen die niet zijn aangemeld bij Fost Plus. Die verpakkingen worden ingezameld via de blauwe zak en opgeteld bij de recyclagecijfers. De OVAM zegt ons dat het fenomeen van de freeriders onbestaande is voor drankverpakkingen, en zeker voor flesjes en blikjes. De 8 procent die wordt weergegeven, is irrelevant voor drankverpakkingen die worden geviseerd door het statiegeld. Het fenomeen van de freeriders doet zich vooral voor bij bedrijfsmatige verpakkingen. Ook bij huishoudelijke verpakkingen bestaat dat. De berekening van Fost Plus gaat ervan uit dat alles wat wordt uitgesorteerd, ook daadwerkelijk wordt gerecycleerd. Voor pet leidt dat tot een overschatting met 6 procent, zegt de BBL. In de uitgesorteerde fracties zit qua pet geen deel andere verpakking. Alleen de output van het sorteercentrum wordt daar in rekening gebracht. De residu’s van de sortering worden niet opgenomen in de cijfers. Het gaat dus om uitgesorteerde stromen die naar recyclagebedrijven gaan. We scoren Europees bijzonder goed wat het verlies in de recyclageprocessen betreft. Dat is de informatie die de OVAM ons heeft bezorgd, op basis van die cijfers.
Ten slotte heeft de BBL het ook over de OVAM-sorteeranalyse van de blauwe zak, maar eigenlijk gaat het over de sorteeranalyse van de restafvalzak. Ik meen dat er sprake is van een misverstand en dat de ter zake gemaakte opmerking ook niet helemaal correct is. Misschien is het wel interessant om zowel de OVAM als de BBL ter zake eens aan tafel te zetten en eens te bekijken wat de opmerkingen zijn. Ik meen dat we daarvoor moeten openstaan. Ik heb heel veel begrip voor wat de BBL naar voren brengt. We moeten dat eens goed onderzoeken, samen met de OVAM. Ik ga er echter van uit, op basis van de informatie die ik heb, dat de recyclagepercentages waarover wij beschikken correct zijn en dat dit ook geldt voor wat de OVAM allemaal rapporteert. Nogmaals, ik sta ervoor open om dat nog eens goed te bekijken. Misschien is dat ook een suggestie voor deze commissie. Men zou de beide daar eens over kunnen horen en daar eens dieper op kunnen ingaan. Ik verval niet graag in welles-nietesspelletjes. Ik vind het interessant genoeg om dat eens onder de loep te nemen en dat misschien hier eens te bespreken, maar dat laat ik aan de wijsheid van alle parlementsleden over.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We moeten inderdaad opheldering hebben over die cijfers. Ik heb ook een vermoeden dat de BBL naar aanleiding van de impactanalyse ook een aantal cijfers heeft teruggevonden in het cijfermateriaal dat de distributiesector en Fost Plus zelf hebben aangebracht in die impactanalyse. Ik neem het voorbeeld van de drankverpakking die uit het buitenland zou komen. Dat werd ook opgeworpen in heel de statiegeldkwestie. Er werd inderdaad gezegd dat dit een probleem schept: als er drankverpakking naar Vlaanderen zou komen, waarvoor hier statiegeld van kracht zou zijn, dan is het inderdaad moeilijk te traceren of voor die drankverpakking al dan niet een statiegeldbijdrage werd betaald. U hebt de opdracht gegeven aan de OVAM om ook te gaan kijken naar andere landen waar reeds statiegeld van kracht is. Daar zou met speciale inkt worden gewerkt, zodat statiegeldapparaten kunnen selecteren naargelang er een blikje of drankverpakking over de grens naar dat land is gekomen.
U zegt dat het om een vestzak-broekzakoperatie gaat, omdat er van over de grens drankverpakking naar hier komt, maar er ook vanuit Vlaanderen naar het buitenland gaat. Dat klopt deels, behalve voor die landen waar vandaag reeds statiegeld van kracht is. Zo brengen de mensen die over de grens in Nederland drank kopen, hun leeggoed terug naar Nederland. Ze zullen het niet hier in de blauwe zak deponeren, want ze krijgen er in Nederland statiegeld voor in de plaats.
De analyse die de OVAM heeft gemaakt, heeft volgens u te maken met restafval. Dat klopt deels. De OVAM heeft een sorteeranalyse gedaan van de blauwe zak. Ze hebben twijfels over de cijfers van Fost Plus. Zo bleek slechts 67 procent van de petflessen in de blauwe zak te zitten. De overige 33 procent zat effectief in de restafvalzak. Fost Plus geeft een recycleerbaarheidspercentage van petflessen van 97,8 procent op. Maar aan de restafvalzak kan men zien dat er nog heel wat petflessen niet in de blauwe zak belanden. De cijfers moeten worden uitgeklaard. Het lijkt mij een goede suggestie om dat in het Vlaams Parlement te doen. In het kader van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst moeten we uitgaan van de juiste cijfers.
De zwerfvuilcampagne en de middelen die de sector u vandaag ter beschikking zal stellen om in te zetten op participatie, de versterking van die participatie en de handhaving, lijken mij correct. We moeten daarover niet onnozel doen. De OVAM heeft gezien dat het water vandaag veel te diep is. Zowel vanuit de distributiesector als vanuit Fost Plust zijn we nog niet klaar voor statiegeld. We moeten gewestoverschrijdend een oplossing bedingen. Het klimaatakkoord heeft zes jaar geduurd. Wat het statiegeld betreft, stelt u 2018 voorop. Daar zullen we dus misschien iets sneller aan toe zijn.
U hebt de banden met de ministers van Leefmilieu van de andere gewesten kunnen aantrekken via de onderhandelingen over het klimaat. We zullen op dit elan doorgaan en proberen oplossingen te zoeken naar 2018 toe. Dat is het minst slechte. Participatie is daarbij een belangrijke pijler, want anders zullen we geconfronteerd blijven worden met zwerfvuil. De lokale besturen zijn daarvan inderdaad de dupe. Het is goed dat lokale besturen mee kunnen genieten van de incentive die de producenten vandaag op tafel leggen. Het blijft spijtig dat men zich nog altijd beperkt tot de drankverpakking. Uit analyses blijkt dat 40 procent van het zwerfvuil vandaag drankverpakkingen zijn. Die andere 60 procent zijn natuurlijk andere verpakkingen, zoals sigarettenpeuken en afvalverpakking.
Mevrouw Taeldeman deed een suggestie in verband met de blauwe zak. We zullen de vernieuwing van het samenwerkingsakkoord moeten afwachten om te bekijken wat die proefprojecten vandaag opleveren. Ook ander verpakkingsmateriaal is vandaag volgens mij nuttig om selectief in te zamelen via de blauwe zak. We moeten proberen dat verder uit te diepen en nu al de nodige stappen te zetten.
Want zelfs in 2018, als er statiegeld komt, moeten we een alternatief bieden voor het verdwijnen van de drankverpakking in de blauwe zak en moeten we een nieuw verpakkingsmateriaal toevoegen aan die blauwe zak, anders kan dat Fost Plusverhaal niet meer overleven en zal het moeten verdwijnen.
Ik vat samen. We moeten kijken of die cijfers daadwerkelijk kloppen en of die niet moeten worden bijgesteld. De netheidsbarometer waar u het over had, is een nuttig instrument want dan kunnen we zien of de extra middelen die vandaag ter beschikking worden gesteld, effectief op het terrein resultaten boeken. Laat ons de tijd nuttig besteden om het statiegeldverhaal klaar te maken tegen 2018 en een overeenkomst af te sluiten met de gewesten, maar ook met de Federale Regering. U weet dat er vandaag reeds 300 miljoen euro door de producenten wordt betaald aan verpakkingstaks. Dat komt zeker ter discussie indien dat statiegeld zal worden ingevoerd. Dan rest me alleen nog te zeggen dat we ook de lokale vrijwilliger mee moeten ondersteunen en een duwtje in de rug geven. We zijn nog niet aan het einde van het zwerfvuilverhaal en we moeten proberen van de kant van de overheid de vrijwilliger mee financieel te ondersteunen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Collega Nevens heeft al heel veel gezegd in zijn repliek. Ik zal me ertoe beperken de minister te danken voor haar antwoord en voor het overmaken van de stand van zaken. Ik zou toch graag beklemtonen dat het voor ons van belang is dat er een resultaatsverbintenis komt. Als er effectief jaarlijks zal worden gewerkt met een budget van 9,6 miljoen euro vanuit de industrie, en als er wel degelijk zal worden gewerkt met een alternatieve aanpak van de zwerfvuilproblematiek, dan moet die echt worden verbonden aan een resultaatsverbintenis. Het is echt noodzakelijk dat die nieuwe alternatieven merkbaar zijn in de straten, bij de lokale besturen. Ik vind dat een zeer belangrijk aandachtspunt. Ik kijk ernaar uit om dat ook vertaald te zien in het plan openbare netheid dat we waarschijnlijk in het voorjaar 2016 mogen verwachten in het Vlaams Parlement.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Nevens, het is me niet zo duidelijk waar u naartoe wilt, of u nu voor- of tegenstander bent van het statiegeld. We hebben alles eens grondig op een rijtje gezet en hebben ook resultaten. Er zijn wat discussies over cijfers, die we nog verder moeten uitspitten. Ik vind dat als iemand cijfers in twijfel trekt, we daar zeker naar moeten kijken, zeker als het over een organisatie gaat die het goed voor heeft met het leefmilieu. Ik ben absoluut bereid om open in gesprek te gaan.
Als er een verdienste is aan de vele discussies die we hier hebben gehad, aan het feit dat we het in het regeerakkoord staan hebben en dat we het hebben onderzocht, is het wel dat de aandacht voor het zwerfvuil en de bedoeling om er iets aan te doen, enorm in beweging is gekomen. Men wil het nu echt gaan aanpakken. Ik vind dat heel positief en ik wil dat ook een kans geven.
Ondertussen werken we verder richting statiegeld. Laat ons eerlijk zijn: als we in 2018 goede resultaten zien met een alternatief plan, dan moeten we daarvoor gaan. Het voordeel van een alternatief plan, is dat het ruimer gaat dan alleen blikjes en petflessen. Het plan dat op de tafel ligt, ook vanuit al die organisaties, gaat ook veel ruimer dan alleen die fractie in het zwerfvuil.
Als we met de handhaving en de participatie heel goede zwerfvuilresultaten hebben, dan is het beter om daarop door te zetten. Dan moeten we misschien geen statiegeld invoeren, waar een hele rompslomp bij komt kijken. Ik vind het wel een heel cruciale stok achter de deur om het te behouden, verder uit te werken en te zien hoe het in de praktijk loopt. Dat is mijn houding op dit moment. Ik wil geen enkele piste verlaten. Ik wil het een kans geven omdat het misschien wel waar is dat handhaving en participatie nog meer resultaten kunnen geven. Maar ik wil absoluut ook het statiegeld in het vuur houden als stok achter de deur om echt resultaat te hebben op het terrein, want daar gaat het mij om. Het gaat me niet om statiegeld, het gaat me echt over het resultaat op het terrein, dat het probleem van het zwerfvuil wordt opgelost.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik denk dat we daar op dezelfde golflengte zitten. Statiegeld mag nooit een doel op zich zijn. Het is een middel om mogelijke initiatieven te nemen tegen de zwerfvuilproblematiek. Dat heb ik van in het begin altijd zo gesteld. Alleen moeten we zien of het alternatief dat vandaag op tafel ligt, inderdaad compenseert wat we willen bereiken. De lokale besturen en de inwoners zijn bekommerd om het feit dat men geen juist wapen heeft tegen de zwerfvuilproblematiek. Voor mij hoeft er geen statiegeld te zijn als het binnen een andere mogelijkheid ook kan worden opgelost. Wij hebben nu tijd om het in de praktijk te brengen. Laten we die tijd gebruiken om ervoor te zorgen dat Vlaanderen een beetje mooier en properder zal zijn, ook dankzij uw inbreng, minister, en de initiatieven die u vandaag op tafel legt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.