Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, sinds een aantal maanden lezen we elke dag wel iets over de vluchtelingenstroom. De discussies daarover worden vooral aan de overkant gevoerd, maar ik had u er ook graag een vraag over gesteld in het kader van uw bevoegdheid Wonen.
We worden geconfronteerd met een toestroom van vluchtelingen, maar nadat zij hun procedure gevolgd hebben en in een asielcentrum hebben verbleven, zijn ze voor hun permanente huisvesting aangewezen op de Vlaamse woningmarkt. We hebben het daar eind vorig jaar ook al eens over gehad. Zowel op de private als op de sociale markt zal de vraag naar huurwoningen dus toenemen. Vlaanderen telt op dit moment ongeveer 140.000 sociale woningen. Jaarlijks wordt er 700 à 800 miljoen euro geïnvesteerd in de bouw van nieuwe sociale woningen. Toch blijven de wachtlijsten lang. Dat was al zo, en het zal er nu alleszins niet op verbeteren.
Eerder dit jaar hebt u terecht benadrukt dat personen met een vluchtelingenstatus geen voorrang krijgen op de lijst van sociale woningen, maar wie aan de toelatingsvoorwaarden voor een sociale woning voldoet, kan zich natuurlijk wel inschrijven. En ook al heeft de vluchtelingenstatus misschien geen rechtstreeks effect op de plaats op de lijst, het zijn alleszins extra mensen die erbij komen op de wachtlijst.
Een factor die wel kan meespelen voor een voorkeursbehandeling, is het statuut van dakloze. Een OCMW of een centrum algemeen welzijnswerk (CAW) kan een versnelde toewijzing vragen voor een persoon met het statuut van dakloze. Aangezien in de praktijk vluchtelingen die het asielcentrum moeten verlaten, of wier procedure is afgerond, dakloos zijn, kan dat zeker ook een effect hebben. Vanuit het werkveld horen we nu al dat er een opvallende stijging zou zijn van het aantal kandidaten voor sociale huurwoningen.
Halverwege november vorig jaar hebt u gezegd dat u zou onderzoeken hoe dat een effect kan hebben voor de lokale besturen, want het zijn natuurlijk in eerste instantie die lokale besturen die daarmee geconfronteerd worden. Ik denk aan de steden en gemeenten die toch honderden mensen tegelijk in asielcentra opvangen op hun domein. Normaliter blijven die mensen in eerste instantie daar ook wel in de buurt hangen, of ze trekken in groep naar bepaalde steden.
Minister, is er inderdaad een effect merkbaar? Dat wordt nu wel gezegd, maar klopt dat ook? Hebt u cijfers van het toenemende aantal kandidaat-huurders met een vluchtelingenachtergrond op de wachtlijsten? Volgt u dat op? Hoe ziet u dat evolueren? Welke specifieke maatregelen neemt u om de huisvestingsmaatschappijen bij te staan in het opvangen van de toenemende druk op sociale huisvestingsmaatschappijen in het algemeen en op de bijkomende aanvragen van kandidaat-huurders met een vluchtelingenachtergrond in het bijzonder?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, ik wil vooraf nog eens duidelijk stellen dat een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sociale woning, is dat je ofwel opgenomen bent in het bevolkingsregister ofwel in het vreemdelingenregister.
U zult wellicht goede bronnen hebben, en ik twijfel er ook niet aan dat er een toename is van het aantal mensen met een vluchtelingenstatuut op de wachtlijsten van sociale woningen, maar ten eerste heb ik daar geen weet van en ten tweede kan eigenlijk niemand dat ooit zeggen. Ik zal u zeggen waarom. Men moet dus ofwel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, ofwel in het vreemdelingenregister. Iedereen weet dat er in heel Vlaanderen al een decennium of langer een toename is van mensen die initieel in het vreemdelingenregister zijn opgenomen en die op een wachtlijst komen, en daarna eventueel een sociale woning toegewezen krijgen. De sociale huisvestingsmaatschappijen moeten hun informatie halen uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en daar staat enkel in of een kandidaat-huurder in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister is ingeschreven. Het statuut van de betrokkene wordt daar niet bij vermeld. Je hebt bijvoorbeeld een E-kaart of een F-kaart, je bent politiek vluchteling, je hebt een voorlopige verblijfsduur van vier jaar of vijf jaar: dat staat daar allemaal niet in. Dat hoeft ook niet voor een sociale huisvestingsmaatschappij, omdat men al aan de voorwaarde heeft voldaan omdat men is opgenomen in het vreemdelingenregister. Uw concrete vraag over een toename van het aantal vluchtelingen kan ik dus niet beantwoorden. En het lijkt mij ook wel heel vreemd dat er sociale huisvestingsmaatschappijen in Vlaanderen zijn die dat wel zouden doen, want eigenlijk hebben ze geen weet van het statuut. Ik weet ook wel dat dat bijvoorbeeld in gesprekken met maatschappelijke assistenten en dergelijke meer misschien wel naar boven komt, maar dat wordt in ieder geval niet bijgehouden. Als mij dus de vraag wordt gesteld of ik als minister een stijging kan vaststellen, kan ik u alleen ‘neen’ antwoorden. Het klopt natuurlijk wel dat er al jaren aan een stuk een stijging is van mensen van allochtone origine, maar dat zijn niet per definitie vluchtelingen. Dat is het enige antwoord dat ik daarop kan geven.
Er is niet alleen een stijging van het aantal mensen van allochtone origine op de wachtlijsten voor een sociale woning. Er is ook gewoon al enkele jaren aan een stuk een langer wordende wachtlijst. Dat zal ik ook niet verhelen. Zo steeg het aantal kandidaat-huurders jaar na jaar van 71.000 in 2009 naar 108.000 in 2014. En dan reken ik gemakshalve de mutatieaanvragen even niet mee, want dat zijn geen kandidaat-huurders, aangezien zij al een sociale woning hebben.
Wat ook belangrijk is, is dat 2015 een actualisatiejaar was. Dat leidt altijd wel tot een serieuze afname van de wachtlijst. Als we in 2014 afgeklopt hebben op 108.000, dan moeten we de actualisatie van 2015 nog eventjes de kans geven om dat cijfer te doen dalen, want dat is in het verleden ook altijd zo geweest. Dat gaat bijvoorbeeld over mensen die nog op een wachtlijst staan van een maatschappij die actief is op het grondgebied van een welbepaalde stad of gemeente, maar die ondertussen een woning gekregen hebben van een andere sociale huisvestingsmaatschappij. Die staan dus nog op de wachtlijst, maar moeten er eigenlijk niet meer op staan, omdat ze ondertussen een andere woning gekregen hebben. Dat is een van de zaken die gebeuren tijdens een actualisatiejaar.
Wat ook belangrijk is om aan te stippen in dit debat, is dat de inkomensgrenzen begin 2014 met 13 procent verhoogd zijn. Natuurlijk heeft dat ook een impact op de wachtlijsten. Dat is logisch. Wij hebben die beslissing collegiaal genomen met het vorige bestuur. En natuurlijk heeft dat een impact op de wachtlijsten, zeker als je de inkomensgrenzen met 13 procent laat stijgen. Ik ben daar toen ook altijd een voorstander van geweest, omdat ik de inkomensgrenzen die toen gangbaar waren, niet meer van deze tijd vond. Ik denk dat dat een goede beslissing is geweest.
Dan is er de concrete vraag of ik nog tips zal geven of iets zal doen voor SHM’s die worden geconfronteerd met vluchtelingen. Ik kom dan enigszins terug op mijn eerste antwoord. De meeste SHM’s hebben eigenlijk echt al wel veel ervaring met het omgaan met mensen van vreemde origine. Zoals ik zei, is er immers al meer dan tien jaar een stijging van mensen van vreemde origine, niet alleen op de wachtlijsten, maar ook als het gaat over de werkelijke bewoners van een sociale woning. Ze hebben ook heel waardevolle projecten.
In het kader van heel de visitatieronde en de visitatierapporten moet eigenlijk tot de conclusie worden gekomen dat goede praktijken bij een bepaalde SHM eigenlijk ook naar de andere zouden kunnen worden overgebracht. Ik denk heel concreet aan een project als Klare Taal. Dat kost helemaal niet zo veel. Dat is dan weer een koppeling van mijn bevoegdheden Wonen en Inburgering. Het gaat dan over de vraag hoe men op een heel eenvoudige en duidelijke manier met mensen van vreemde origine kan communiceren. Dat kan via pictogrammen gaan, maar het kan ook gewoon gaan over het opstellen van een verstaanbare brief. Ik denk dat dat in deze commissie in het begin van deze legislatuur ook nog aan bod is gekomen. Ik heb toen een voorbeeld getoond van een brief van een SHM die zelfs wij niet zouden begrijpen, laat staan iemand die de Nederlandse taal niet machtig is. Dat zijn heel kleine projecten. Die kosten eigenlijk ook heel weinig. Ik kan u wel zeggen dat er ook in het kader van Wonen-Welzijn in het licht van de asielcrisis, waarbij onze verantwoordelijkheid begint als mensen eenmaal als vluchteling erkend zijn, in een extra budget is voorzien binnen het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor woonbegeleiding.
Voorzitter, dan heb ik ook nog die 20 miljoen euro voor de lokale besturen, maar daar nu dieper op ingaan, zou ons iets te ver leiden, tenzij de leden dat absoluut willen. Dan wil ik dat doen.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp wel dat u dat antwoord nu geeft. Waarschijnlijk bestaan daar, zoals u zegt, weinig cijfers over. De realiteit is echter wat ze is. Vorige week zijn in Leopoldsburg – ik kan het alleen over die gemeente hebben – de eerste vluchtelingen die daar zijn aangekomen, als vluchteling erkend. Die zullen dus de facto wel terechtkomen op onze huurmarkt. Op de sociale huurmarkt zal er geen plaats zijn. De wachtlijsten bewijzen dat. Ze zullen terechtkomen op de private huurmarkt, en wat voor toestanden zijn dat dan? De OCMW’s zullen daardoor extra vragen krijgen, maar hun middelen en noodwoningen zijn uiteraard ook beperkt. Zij hebben ook geen uitbreiding of dergelijke meer.
Wat de wachtlijsten betreft, er zijn een aantal sociale woningen die leegstaan, bijvoorbeeld omdat ze nog moeten worden gerenoveerd en zo. Is dat een mogelijkheid om op korte termijn extra plaatsen te kunnen creëren? Ik denk dat die mogelijkheid ook al eens is geopperd. U hebt toen gezegd dat u het niet zag zitten om die open te stellen. Bent u nog altijd die mening toegedaan? Dit is immers toch een probleem waarmee we worden geconfronteerd en in de toekomst zeker nog meer zullen worden geconfronteerd. U hebt zelf net verwezen naar de extra middelen die er zijn voor de lokale besturen, de gemeenten, de steden, de OCMW’s, maar we moeten er toch over waken dat de last niet bij onze lokale besturen terechtkomt. Misschien kan er vanuit Vlaanderen sprake zijn van een coördinator voor woonbegeleiding, die mee die gemeenten en steden kan begeleiden. Die mensen zijn hier en we moeten oplossingen vinden voor hen, maar de vrees is natuurlijk dat alle lasten bij die besturen terechtkomen. Ze weten niet goed hoe ze daaraan moeten beginnen. Dat is slecht voor de mensen die een woning zoeken, sociaal of privaat, maar het is natuurlijk ook nefast voor onze lokale besturen.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, u fietst natuurlijk een beetje om de problematiek heen. De kernvraag op dit vlak is natuurlijk de volgende. We weten dat er heel veel mensen bij komen. Er zijn heel veel vluchtelingen in ons land aangekomen. Die zullen straks al dan niet worden erkend, maar we weten dat er heel veel mensen bij zullen komen op die woonmarkt, dat er een bijkomende druk zal zijn op die woonmarkt. Los van de vraag welke achtergrond die mensen ook hebben, weten we dat zeker op dat meest kwetsbare segment, of het nu gaat over de private huurmarkt of de sociale woonmarkt, die mensen erbij komen.
Meer mensen betekent meer druk, en het is aan u als minister van Wonen om een antwoord te bieden op die vraag. Net op dat meest kwetsbare segment is er vandaag al zo’n grote druk, en die neemt toe. Rekening houdend met de wachtlijsten die er vandaag al zijn, zowel voor sociale huisvesting als voor de woningen van sociale verhuurkantoren, en wetend dat er een krapte is op de private huurmarkt, hoe zult u ervoor zorgen dat alle mensen, welke achtergrond ze ook hebben, een betaalbare woning vinden in Vlaanderen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Er is natuurlijk een probleem met die wachtlijsten. Minister, ik deel uw mening dat vluchtelingen geen voorrang moeten krijgen op mensen die reeds lang op die wachtlijst staan. Daarover gaat het debat niet. Dat wordt vaak aangehaald.
Er is echter wel een probleem. Er komen 30.000 mensen bij. Het kan dat ze op die wachtlijst voor een sociale woning zullen worden ingeschreven. Het beste zou eigenlijk zijn dat ze aan de slag gaan, dat ze kunnen werken en niet behoeftig zijn. Dat is de redenering die we nog altijd moeten hebben. Daarover stel ik straks ook een vraag. Er zal inderdaad ook een druk ontstaan op die private markt. Zult u daar iets aan doen? Of zult u gewoon zeggen dat u niets doet, dat de mensen allemaal in de kazernes, in de tijdelijke opvang blijven zitten? Niets doen lijkt me ook geen optie.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik sluit me volledig aan bij de vragen van mevrouw Christiaens en mevrouw Van Volcem. Het gaat hier eigenlijk meer over de private markt. Veel erkende vluchtelingen zullen niet alleen een sociale woning zoeken, maar zullen zeker ook een woning zoeken op de private markt. Enkele steden en gemeenten, zoals ook mijn eigen gemeente, hebben nu al te kampen met heel lage woningprijzen. Wij zitten bij de derde laagste in heel Vlaanderen. Ik vrees dan ook dat er een heel grote toestroom zal zijn in dergelijke gemeenten van mensen die op zoek zijn naar een woning. Minister, voorziet u in begeleiding voor die steden? De druk op bijvoorbeeld het OCMW zal immers zeer groot zijn.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik hoor collega’s hier zeggen dat er niets zal worden gedaan. Ik denk niet dat we een toestroom van vluchtelingen nodig hadden om te weten dat de private huurmarkt moet worden versterkt, dat het sociaal woonpatrimonium moet worden uitgebreid en dat het bestaande patrimonium moet worden gerenoveerd en zo efficiënt mogelijk moet worden ingezet om tegemoet te komen aan de woonnoden van de meest kwetsbaren in onze samenleving. Zeggen dat er niets worden gedaan, klopt eigenlijk niet.
Voor het kerstreces hebben we tijdens de bespreking van de begroting heel concrete maatregelen opgelijst die grotendeels in 2016 zullen worden uitgerold, ook wat de private huurmarkt en het sociaal woonpatrimonium betreft. Dus zeggen dat er hier rond de hete brij wordt gedraaid, klopt niet. Er staan heel concrete plannen op de agenda voor dit voorjaar. Zeggen dat er een nieuwe maatregel zou moeten worden genomen omdat er erkende vluchtelingen zullen bijkomen, ook op de Vlaamse woonmarkt, is eigenlijk suggereren dat er iets speciaals moet gebeuren voor de vluchtelingen, wat eigenlijk onrechtvaardig zou zijn ten aanzien van alle andere mensen die op de Vlaamse woonmarkt terecht moeten en die al jaren een hoge woonnood hebben.
Ik verzet me een beetje tegen de sfeer die wordt gecreëerd dat er rond de hete brij wordt gedraaid en dat er niets wordt gedaan, terwijl er de volgende maanden heel concrete maatregelen zullen worden uitgerold, zowel voor de private woningmarkt als voor de sociale woningmarkt.
Minister Homans heeft het woord.
Om leegstaande woningen open te stellen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen ongeschikte en onbewoonbare sociale woningen. De vraag die de heer Hendrickx straks zal stellen, heeft daar ook mee te maken. Wij hebben het kaderbesluit Sociale Huur zodanig aangepast dat het contingent ongeschikte woningen tijdelijk wordt opengesteld in het kader van de winteropvang. Onbewoonbare woningen worden niet opengesteld omdat ze onveilig zijn.
Dat heeft niets te maken met de vluchtelingencrisis, maar wel met de vraag van minister Vandeurzen en de lokale besturen. Zo is er sprake van leegstand zoals frictieleegstand tussen renovaties door en dergelijke. Die woningen zijn nog goed om te verhuren, maar de tijdelijke opvang in het kader van de winteropvang ging niet zo vlot via het kaderbesluit Sociale Huur.
Vluchtelingen kunnen daar aanspraak op maken zodra zij aan de voorwaarden voldoen. Zij krijgen echter geen voorrang op de mensen die nu al op dergelijke wachtlijsten staan. Wie tijdelijk zo’n woning betrekt in het kader van winteropvang, krijgt ook geen contract. We hanteren voor iedereen hetzelfde principe. Drie maanden een sociale woning huren betekent niet dat men die voor het leven heeft.
Het debat over bijkomende druk op de woonmarkt wordt hier om de vier weken gevoerd in het parlement, in deze commissie of in de plenaire vergadering. Ik heb nooit ontkend dat er een bijkomende druk is op de woonmarkt. Mijn uitgangspunt verschilt echter een beetje van dat van sommige anderen hier aanwezig. We moeten dat bekijken vanuit de woonbehoeften. Iemand die al vier of vijf jaar op een wachtlijst staat voor een sociale woning, heeft evenveel woonbehoefte als iemand die zich na een asielprocedure in Vlaanderen vestigt. Ik vind het beter om vanuit het uitgangspunt van de woonbehoefte te vertrekken. Wie erkend wordt als vluchteling na een asielprocedure, kan gaan en staan en zich vestigen waar hij of zij wil. Op dat moment krijgen zij dezelfde sociale rechten als iemand die hier is geboren en getogen of als iemand die vijf jaar geleden naar hier is gekomen. Ik krijg veel vragen over kinderbijslag, leefloon enzovoort. Ik herhaal wat ik altijd al heb gezegd. Ik ontken niet dat er een bijkomende druk is, maar ik vind niet dat we iets speciaals moeten doen, uitsluitend voor die mensen. Ik vind wel dat we de private huurmarkt moeten versterken. Ik vind het jammer dat deze vragen steeds blijven terugkeren.
In dezen is woonbegeleiding heel belangrijk – en dat gaat veel breder dan alleen het debat over de vluchtelingen. Mevrouw Fournier stelde daar een vraag over. De lokale besturen kunnen het best aanvoelen waar de noden zijn. Niet elk lokaal bestuur heeft te kampen met dezelfde specifieke noden. De vluchteling registreert zich aan het loket van de gemeente in kwestie, en dan gaan de lokale overheden daarmee aan de slag. Dat kan gaan over een OCMW of een CAW of een samenlevingsopbouw. Dat kunnen allerlei middenveldorganisaties zijn, die een zeer belangrijke rol vervullen. Maar dat gaat veel breder. Die mensen zijn al jaren werkzaam op het grondgebied van een lokaal bestuur. Zij houden zich al jaren bezig met woonbegeleiding. Dat is in dit debat onontbeerlijk. Ik heb u al gezegd dat er meer middelen voor uitgetrokken zijn.
Ik heb, wat betreft de 20 miljoen euro van de lokale besturen, de oproep van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) ook gelezen. Daar wordt een link gemaakt tussen het spreidingsplan van staatssecretaris Francken, dat gaat over asielzoekers en niet over erkende vluchtelingen, en de 20 miljoen euro die in het kader van de vluchtelingencrisis is uitgetrokken in de begroting 2016 van de Vlaamse Regering. We weten allemaal dat een lokaal bestuur dat nu in het kader van het spreidingsplan van staatssecretaris Francken asielzoekers opvangt, per asielzoeker ongeveer 1300 euro per maand krijgt. U kunt zelf uitrekenen hoeveel dat dan is voor een gezin van drie of vier – voor een kind krijgt men iets minder dan 1300 euro. De lokale besturen krijgen dus puur voor het opvangen van asielzoekers meer dan voldoende middelen van staatssecretaris Francken. De 20 miljoen euro voor de lokale besturen is er voor na de procedure: zodra men erkend is als vluchteling, kan men gaan en staan waar men wil. Dan willen we die lokale besturen een deel van die 20 miljoen euro geven. Een hele aanbestedingsprocedure en een projectoproep zijn nu vertrokken naar die lokale besturen. Ik zou het niet goed vinden om die 20 miljoen euro nu al te beginnen verdelen. Ik vind dat dat geld moet gaan naar die gemeenten en steden die de grootste instroom van erkende vluchtelingen zullen krijgen. Het zou echt een verkeerd signaal zijn om die 20 miljoen euro te verdelen in het kader van het spreidingsplan van staatssecretaris Francken. Voorzitter, dat werd hier niet geopperd, maar wel al in vorige debatten. Ik denk dus dat het goed is om nog eens de puntjes op de i te zetten. Wij willen dus absoluut de lokale besturen waar de meeste erkende vluchtelingen zich zullen vestigen helpen. Het is goed dat we blijven geloven in de autonomie en de kracht van deze lokale besturen. Het zou niet goed zijn om van bovenuit, vanuit Vlaanderen, bepaalde regels of principes op te leggen: “U krijgt alleen een deel van de koek als u dat doet!” Neen, we moeten vertrouwen hebben. Maar ik denk dat wie deel uitmaakt van een lokaal bestuur, het daarmee zal eens zijn omdat men daar het best weet wat de noden zijn en hoe men met bepaalde problemen moeten omgaan.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Dat is inderdaad de zorg: er wordt geen onderscheid gemaakt. De behoefte is voor iedereen gelijk, maar de druk neemt toe. Ik denk dat we het daarover hier toch bijna allemaal eens zijn. Ik wou het nog eens extra beklemtonen.
U zegt dat de projectoproep is vertrokken naar de lokale besturen. Het lijkt mij evident dat dit moet gaan naar wie het nodig heeft en dat u op die manier werkt. We moeten daar kort op de bal spelen. We kunnen dat niet nog langer voor ons uitschuiven. De eerste erkenningen zijn gebeurd. Het probleem doet zich niet alleen vandaag voor, maar deed zich ook gisteren voor. Er is vanuit de steden en gemeenten een heel duidelijke vraag. De lokale economie speelt uiteraard. Er is een heel duidelijke vraag naar begeleiding en coördinatie. U kunt daar, als minister van Wonen en hopelijk ook van Heel Duidelijke Antwoorden, verder mee aan de slag. U helpt en ondersteunt hen daarin, met begeleiding maar ook financieel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.