Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg is al een tijdje geleden ingediend, wat u kunt zien aan de inleiding van de schriftelijke versie van mijn vraag, waarin ik verwijs naar de wedstrijd Valencia - Gent, waarin Valencia toen nog de maat nam van Gent. Ondertussen, na de poulefase, weten we wel beter. Gent heeft het schitterend gedaan. Mijn vraag gaat natuurlijk niet over Gent zelf, het is een vraag die voortkomt uit een aantal vaststellingen en een bekommernis. Als we bijvoorbeeld naar voetbalwedstrijden kijken op tv, krijgen we tijdens die uitzendingen heel veel reclamespotjes voor sportweddenschappen te zien. Er zijn heel veel dergelijke aanbieders, en die roepen allemaal op om online te gaan gokken. Een van de problemen bij dat online gokken is dat er zeer weinig sociale controle is, waardoor de drempel om te gokken laag is, waardoor problematisch gokken al snel om de hoek komt kijken.
Daarnaast is er de vaststelling van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), die elk jaar een bevraging doet bij enkele duizenden leerlingen in de middelbare scholen. De VAD heeft vastgesteld dat een vrij grote groep jongeren deelneemt aan sportweddenschappen. Bij de 17- en 18-jarige jongens bijvoorbeeld gaat het om 19 procent, of bijna 1 op 5 die in het laatste jaar heeft deelgenomen aan sportweddenschappen. Het wereldkampioenschap voetbal heeft daar ook een grote impact op gehad. Blijkbaar was dat voor heel veel jongeren een stimulans om aan het gokken te slaan.
De Kansspelcommissie doet dezelfde vaststelling. Ook daar zegt men dat het vooral jongeren zijn die meer gaan spelen. Ze hebben ook allemaal een smartphone, waardoor de drempel om te gokken ook langs die weg zeer laag is. Er zijn ook steeds meer problematische gokkers, vooral bij die jongeren. Ze spelen niet alleen op legale sites, maar ook op illegale sites.
Er zijn ook reclameboodschappen die op zijn minst misleidend te noemen zijn. Zo werden we bijvoorbeeld in de aanloop naar de voetbaltopper Club Brugge - KV Oostende op televisie geconfronteerd met de boodschap van Unibet dat KV Oostende nog nooit had kunnen winnen op het veld van Club Brugge. Dat moest de indruk wekken dat dit nu wel dé gelegenheid was om zwaar in zetten op de kansen van KVO, dat op dat moment ook nog leider was in de nationale voetbalcompetitie. Het kwalijke is echter dat die boodschap waarmee Unibet potentiële gokkers over de streep wou trekken, foutief was. In 1994 ging KV Oostende immers wel winnen op Club Brugge.
Nadat ik dat vastgesteld had, heb ik via de sociale media Unibet op die onwaarheid gewezen. Men heeft dat echter niet rechtgezet. Meer nog, men volhardde de dagen erna in dezelfde boodschap, niet alleen online, maar ook op televisie. Dat doet mij toch twijfelen aan de goede trouw van minstens die aanbieder van online gokspelen.
Een ander verschijnsel dat we op tv zien, zijn de roulettetafels. Die zijn vooral ’s nachts te zien, uren aan een stuk. De hele nacht door kan men online op een roulettetafel spelen, maar die tafel wordt getoond op televisie. Naast die roulettetafel staat niet alleen een croupier, maar vaak ook een dame die zelf meespeelt. Die dame blijft een paar keer na elkaar winnen. Men geeft daar dan een formidabele uitleg aan, waardoor de indruk wordt gewekt dat men kan leren winnen bij gokspelen. Dat is een kwalijke evolutie.
In tegenstelling tot bij de belspelletjes, die tijdens de vorige legislatuur werden aangeklaagd en waarvan is gebleken dat het om platvloerse geldklopperij en oplichting ging, zijn de winstkansen hier wel gekend. De betrokken aanbieder van die roulettetafel beschikt ook over een vergunning voor een online casino, uitgereikt door de Kansspelcommissie. De vraag is natuurlijk of je met die vergunning dergelijke kansen kan en mag aanbieden via massamedia.
Dat brengt mij bij mijn vragen, minister. Op welke manier kunt u binnen het Vlaamse mediabeleid en de Vlaamse mediaregelgeving omgaan met onder andere misleidende reclameboodschappen met betrekking tot sportweddenschappen, die in se zo veel mogelijk mensen moeten aanzetten tot gokken, wetende dat het Mediadecreet bijvoorbeeld voorschrijft dat reclameboodschappen niet mogen aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid? Wat is volgens u het verschil tussen de hierboven aangehaalde roulettetafels en de begrippen ‘telewinkelen’ en ‘belspelletjes’, zoals die bepaald zijn in het Mediadecreet?
Bestaat er volgens u op Vlaams niveau een mogelijkheid om een regelgeving uit te werken om een antwoord te bieden op deze vrij recente evolutie? Hebben wij de mogelijkheden om initiatieven te nemen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om in het Mediadecreet bijkomende bepalingen in te voeren ten aanzien van weddenschappen op kansspelen, zoals we dat ook gedaan hebben voor alcohol? Zo ja, hoe ziet u die mogelijkheden? Zo neen, waarom is dat zo?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, het Mediadecreet bevat geen aparte regels voor sportweddenschappen. Artikel 60 van het Mediadecreet gaat over misleidende commerciële communicatie in het algemeen. Paragraaf 2 van dat artikel bepaalt wat onder misleidende commerciële communicatie wordt verstaan: “Elke vorm van reclame die op enigerlei wijze, waaronder begrepen wordt haar opmaak, de personen tot wie ze zich richt of die ze bereikt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidende karakter hun economisch gedrag kan beïnvloeden, of die om die redenen een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen.” Artikel 62 van het Mediadecreet bepaalt, in het algemeen, dat commerciële communicatie niet mag aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid. Belangrijk is dat bovenvermelde algemene regels ook van toepassing zijn op commerciële communicatie over sportweddenschappen.
De Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) heeft dan weer als opdracht het controleren of het Mediadecreet correct wordt nageleefd. Wanneer een omroeporganisatie de regels over commerciële communicatie niet correct naleeft, kan de VRM sancties nemen tegen die omroeporganisatie. De regulator kan dat ambtshalve doen, op verzoek van de Vlaamse Regering of naar aanleiding van een klacht. De VRM heeft tot op heden nog geen klachten behandeld over commerciële communicatie over sportweddenschappen.
Over het gevoerde of het te voeren beleid ten aanzien van kansspelen an sich ga ik me niet uitspreken, omdat dit een federale bevoegdheid is.
Het Mediadecreet omschrijft telewinkelen als volgt: “rechtstreekse aanbiedingen aan het publiek die worden uitgezonden met het oog op de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen.” Zowel de belspelletjes als de aangehaalde roulettetafels waarbij spelers worden aangemoedigd zich te registreren bij een online casino waar ze live op televisie roulette kunnen spelen, zijn dus vormen van telewinkelen.
Kansspelen zijn een federale bevoegdheid. De Vlaamse Gemeenschap zelf is niet bevoegd om kansspelen, zoals de vermelde roulettetafels, te regelen. Een discussie over de risico’s die online kansspelen kunnen inhouden, is ongetwijfeld zeer zinvol, maar valt buiten onze bevoegdheden. De Vlaamse Gemeenschap is wel bevoegd om de voorwaarden inzake telewinkelen te regelen. Het Mediadecreet doet dat. Zo mogen lineaire televisiediensten krachtens artikel 78 van het Mediadecreet telewinkelen uitzenden. Telewinkelen kan worden uitgezonden onder de vorm van telewinkelspots die een plaats krijgen in wat courant een reclameblok wordt genoemd, ik verwijs naar artikel 79 van het Mediadecreet. Maar het kan eveneens als een specifiek telewinkelprogramma worden uitgezonden. Dan gaat het over artikel 82 van het Mediadecreet.
Voor telewinkelprogramma’s gelden specifieke regels: ze moeten met visuele en akoestische middelen duidelijk als zodanig worden gekenmerkt, ze moeten kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud, ze moeten zonder onderbreking minimaal vijftien minuten in beslag nemen en in de onmiddellijke omgeving van kinderprogramma’s, namelijk vijftien minuten voor en na een kinderprogramma, mogen geen telewinkelprogramma’s worden uitgezonden. De Vlaamse Gemeenschap kan, indien nodig of gewenst, deze regels nog verstrengen ten aanzien van bepaalde vormen van telewinkelen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd met de belspelletjes doordat het decreet van 13 juli 2012 aan artikel 82 van het Mediadecreet een derde paragraaf toevoegde die het uitzenden van belspelprogramma’s door televisieomroeporganisaties verbiedt.
Het parlement, mijnheer Anseeuw, kan uiteraard een initiatief nemen om ten aanzien van de roulettetafels op dezelfde manier te werk te gaan. Op dit moment acht ik het evenwel zelf niet opportuun om als minister hiertoe een initiatief te nemen. Waarom? Op Europees vlak is de AVMD-richtlijn (Audiovisuele Mediadiensten) momenteel voorwerp van herziening. De Europese Commissie zal in 2016 de eerste beleidsvoorstellen bekendmaken. Deze beleidsvoorstellen kunnen en zullen hoogstwaarschijnlijk ook betrekking hebben op het Europees regelgevend kader inzake audiovisuele commerciële communicatie. Ik heb in mijn beleidsnota aangekondigd dat Vlaanderen mee de discussie moet voeren op Europees niveau. In die nota staat evenwel ook dat reclameregels terug moeten naar de kern. Dat betekent een onderscheid tussen redactionele inhoud en de commerciële boodschap. Ik ben geen voorstander van microregulering om elke nieuwe vorm van commerciële communicatie te reguleren of te verbieden. Ik hecht wel belang aan het bijbrengen van de nodige vaardigheden inzake media- en reclamewijsheid. Ik denk dat dit in dezen ook van toepassing is.
Samengevat: onze regels van het Mediadecreet zijn wel degelijk van toepassing op de problematiek die u aanhaalde. Een optreden van de VRM is mogelijk mits een eventueel mogelijke activering door klachten. Ik heb u ook aangegeven waarom ik op dit ogenblik – dat is mijn persoonlijke inschatting – geen bijkomende microreguleringsinitiatieven overweeg. Dat wil daarom niet zeggen dat ik ongevoelig zou zijn voor de problematiek die u aanhaalt, want het is heel duidelijk dat er de laatste maanden of jaren veel meer rond kansspelen op de televisie te zien is. Dat moeten we uiteraard verder opvolgen. Daarom is uw vraag ook zeer nuttig.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik ben vooral blij met wat u op het einde van uw antwoord hebt gezegd. Ik heb inderdaad een tijdje moeten wachten op een engagement: waarom wel, waarom niet? Microregulering klinkt een beetje pejoratief, als ik kijk naar de omvang van het verschijnsel en van het probleem. Ik durf het wel een probleem te noemen. Ik sta daar niet alleen in. De VAD zegt dat ook, de Kansspelcommissie zelf signaleert dat ook. Ik heb ook begrepen dat de Kansspelcommissie zelf bijvoorbeeld voorstelt om voor 20 uur geen reclame meer toe te laten voor kansspelen op televisie. Dat is een stap in de goede richting, maar dat volstaat niet. De bedoeling van die maatregel is immers om vooral minderjarigen niet langer bloot te stellen aan reclame voor online kansspelen langs massamedia. Dat zal het alleen niet doen.
Ik blijf toch een beetje op mijn honger zitten. U hebt zelf aangegeven dat de VRM kan optreden, hetzij op aangeven van de Vlaamse Regering, hetzij naar aanleiding van een klacht of uit eigen beweging. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat hij dat nog niet heeft gedaan op basis van een klacht. Mag ik daaruit afleiden dat hij ook helemaal nog niet heeft opgetreden tout court? Dat is een eerste vraag.
Als dat inderdaad het geval zou zijn, dan stelt me dat eigenlijk wel een beetje teleur omdat die feiten al een tijd gekend zijn. Wat ik aanhaal, is daarenboven geen unicum, dat is bij wijze van voorbeeld. Er zijn nog tal van andere voorbeelden, maar blijkbaar gaat men daar als regulator aan voorbij en ook een beetje als Vlaamse Regering. Ik heb de vraag al een tijd geleden, op 26 oktober, ingediend. Dus ook die specifieke feiten waren al gekend. Ik begrijp wel dat het niet aan de Vlaamse Regering is om elk feit afzonderlijk te gaan monitoren, registeren en doorgeven, maar ik denk dat op zijn minst toch op korte termijn, ook al wilt u niet onmiddellijk ingaan op mijn suggestie, de regelgeving zelf eens van naderbij zou moeten worden bekeken en aangepast worden aan een belangrijke nieuwe evolutie. Dat is volgens mij een verschil met microregulering. Er is op korte termijn toch een signaal nodig naar al die aanbieders die zich bezondigen aan reclamepraktijken waarbij men zich wetens en willen bedient van feitelijke onwaarheden en men echt wel tot op het randje oproept tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid.
Dus ook al wilt u de huidige regelgeving niet aanpassen, kunt u toelichten of in het Mediadecreet staat dat reclameboodschappen niet mogen aanzetten tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid? Elke hulpverlener die van dicht of van ver bezig is met de gokproblematiek, zal onderschrijven dat gokken de gezondheid kan schaden. Dat is zeker het geval als het om jongeren gaat: ze kunnen er hun toekomst mee hypothekeren. Ik heb het niet alleen over het gebruik van onwaarheden die aanzetten tot gokken, maar over het aanzetten tot gokken tout court via massamedia. Wat is uw mening daarover?
U wilt wachten op de Europese richtlijn, ik heb daar begrip voor. Waar ziet u vandaag al dan niet mogelijkheden om op te treden tegen deze praktijken?
Minister Gatz heeft het woord.
U zult uit mijn antwoord begrepen hebben dat er juridisch-technisch geen aanpassing nodig is omdat het Mediadecreet volledig van toepassing is op de problematiek die u hebt aangehaald. De regelgeving kan altijd verscherpt of aangevuld worden, maar dat is nu niet de eerste zaak.
Het is van belang om te weten dat de VRM niet het verlengstuk is van de uitvoerende macht en een onafhankelijke rol speelt en zelfstandig kan optreden. Het is niet gebruikelijk dat de minister of de Vlaamse Regering bij elk incident de VRM aanmaant tot actie. Ik vind dat de VRM zich goed van zijn rol kwijt. Dat neemt niet weg dat ik – nogmaals, ik heb uw aandrang goed begrepen – nog eens contact zal opnemen met de VRM om te kijken wat er verder kan gebeuren.
Ik zei het al, we hebben hier een gedeelde verantwoordelijkheid: de VRM vanuit zijn onafhankelijke rol, wijzelf als politici. Maar wanneer hier burgers of het middenveld met klachten bijkomende stappen zetten, kan dat een manier zijn om een aantal zaken in beweging te brengen. Ik zal specifiek hierover met de VRM een gesprek hebben. Het is niet zo dat ik dan aan de VRM kan zeggen wat en wanneer er moet gebeuren. Daar moeten zeer goede redenen voor zijn en dat is eerder de uitzondering dan de regel.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik dank u voor uw engagement, minister. Dit lijkt me belangrijk genoeg om een uitzondering op de regel te zijn. Ik heb respect voor de onafhankelijke werking van de regulator. U zegt dat de instelling zich goed kwijt van haar taak. Ik denk dat ze hier een beetje tekortschiet. Ik meen dat ook te kunnen opmaken uit de suggestie die u doet aan de actoren uit de hulpverlening, namelijk: geef ze een duwtje in de rug middels een klacht en dan gaan ze misschien wel in actie schieten. Ik neem uw suggestie mee.
We kunnen daar inderdaad werk van maken. Ik denk dat de regulator hier op basis van de huidige regelgeving zou kunnen en zou moeten optreden. Men doet dat niet en ik betreur dat, vooral vanuit mijn bekommernis om de jongeren, die onze toekomst zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.